In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een kort geding waarin de erven van wijlen de heer [naam eiser] vorderden om als voegende partij aan de zijde van de overleden eiser te worden toegelaten. De voorzieningenrechter heeft deze vordering afgewezen, omdat de erven geen rechtens te respecteren belang hebben bij voeging. De rechter oordeelde dat het kort geding kan worden voortgezet op naam van wijlen de heer [naam eiser] en dat de erven ook zonder voeging door het vonnis worden geraakt.
In de hoofdzaak vorderde wijlen de heer [naam eiser] dat [naam gedaagde] het gebruik van een oostelijk pad op zijn perceel zou staken. [naam gedaagde] voerde aan dat hij en zijn rechtsvoorgangers het pad al 40 jaar gebruikten, en dat hij door verjaring een erfdienstbaarheid had verkregen. De voorzieningenrechter oordeelde dat aan de vereisten voor verkrijging van een erfdienstbaarheid door verjaring was voldaan, en dat [naam gedaagde] het pad mocht blijven gebruiken. De vorderingen van wijlen de heer [naam eiser] werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van verjaring in het civiele recht, met name in geschillen over erfdienstbaarheden. De rechter concludeerde dat de erven geen belang hadden bij de voeging en dat de vorderingen van wijlen de heer [naam eiser] niet konden worden toegewezen, omdat het gebruik van het pad door [naam gedaagde] rechtmatig was.