Uitspraak
1.De inhoud van de tenlastelegging
nietmeer plaatsvonden na de [land] -reis, terwijl aangeefster specifieke aanknopingspunten aanhaalt op basis waarvan zij zich herinnert dat het toen nog
wélplaatsvond. Met name aan de verklaring van aangeefster dat zij in groep 8 zat toen het misbruik nog plaatsvond en specifieke herinneringen heeft aan de plaats van haar kamer in het huis van haar ouders destijds hecht de rechtbank veel gewicht. Daarnaast overweegt de rechtbank dat het gegeven dat verdachte aangeeft geen herinneringen te hebben aan handelingen
nade reis naar [land] , niet betekent dat deze ook niet meer hebben plaatsgevonden. Gelet op de omstandigheid dat aangeefster over de periode op specifieke onderdelen heeft verklaard, acht de rechtbank haar verklaring betrouwbaar en ziet geen reden om aan de juistheid daarvan te twijfelen. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat de periode zoals ten laste is gelegd wettig en overtuigend is bewezen.
3.Bewezenverklaring
of omstreeksde periode van 1 januari 1999
in ieder geval in Nederland,
/of
/ofborsten betast.
4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van het feit
6.De strafbaarheid van de verdachte
8.De toegepaste wettelijke bepalingen
9.De beslissing
een jeugddetentie voor de duur van 4 (vier) maanden;
bepaaltdat deze jeugddetentie
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte vóór het einde van een proeftijd van twee jaren de algemene voorwaarden heeft overtreden;
werkstrafvoor de duur van
honderdtachtig(
180) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van negentig (90) dagen;
bepaaltdat de vervangende jeugddetentie ten uitvoer wordt gelegd als vervangende hechtenis.
€ 5.071,97 (vijfduizendeenenzeventig euro en zevenennegentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van
€ 5.000,-- vanaf 25 mei 1999 en over een bedrag van € 71,97 vanaf 22 oktober 2018, met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door [slachtoffer] gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
€ 5.071,97 (vijfduizendeenenzeventig euro en zevenennegentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 5.000,-- vanaf 25 mei 1999 en over een bedrag van € 71,97 vanaf 22 oktober 2018, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal
30 (dertig) dagen vervangende jeugddetentiezal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
bepaaltdat de vervangende jeugddetentie ten uitvoer wordt gelegd als vervangende hechtenis.