ECLI:NL:GHARL:2018:364

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 januari 2018
Publicatiedatum
15 januari 2018
Zaaknummer
21-003787-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in jeugdstrafzaak wegens seksueel misbruik van minderjarige zusjes

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte, die inmiddels meerderjarig is, werd beschuldigd van seksueel misbruik van zijn jongere zusjes, die ten tijde van de feiten nog minderjarig waren. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij was vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten. Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van de verklaringen van de slachtoffers en de bewijsvoering. De advocaat-generaal had een voorwaardelijke jeugddetentie van zes maanden geëist, maar het hof kwam tot de conclusie dat de bewezenverklaarde feiten minder ernstig waren dan aanvankelijk werd aangenomen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van drie maanden met een proeftijd van twee jaar, waarbij bijzondere voorwaarden zijn gesteld voor toezicht en begeleiding door de reclassering. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, maar houdt ook rekening met de jonge leeftijd van de verdachte ten tijde van de feiten en zijn huidige situatie.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003787-17
Uitspraak d.d.: 16 januari 2018
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 27 juni 2017 met parketnummer 05-740174-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1995] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 19 december 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal tot een voorwaardelijke jeugddetentie van zes maanden met een proeftijd van twee jaren met daarbij de bijzondere voorwaarden van toezicht en begeleiding door de reclassering en een behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. H.J.M. Nijenhuis, naar voren is gebracht. Ook heeft het hof kennisgenomen van hetgeen aangeefsters bij de uitoefening van het spreekrecht hebben gezegd.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Verdachte is bij vonnis van beroep van het hem onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde vrijgesproken. Hoger beroep tegen deze vrijspraak staat niet open. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep verklaren.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair:
hij (op één of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 09 februari 2007 tot 31 mei 2008 te [plaats] , gemeente Neder-Betuwe, en/of elders te Nederland, met [slachtoffer 1] , geboortedatum [geboortedatum 1] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, één of meer handelingen heeft gepleegd, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, immers heeft verdachte
- zijn penis in haar vagina gebracht en/of
- één of meer van zijn vingers in haar vagina, in ieder geval tussen haar schaamlippen gebracht, en/of
- haar vagina gelikt en/of (met zijn vingers) betast en/of
- zijn penis in haar mond gebracht, althans zich door haar aan zijn penis laten likken en/of
- zich door haar aan zijn penis laten betasten;
1. subsidiair:
hij (op één of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 09 februari 2007 tot 31 mei 2008 te [plaats] , gemeente Neder-Betuwe, en/of elders te Nederland, met [slachtoffer 1] , geboortedatum [geboortedatum 1] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft verdachte - haar vagina gelikt en/of (met zijn vingers) betast en/of
- zich door haar aan zijn penis laten likken en/of betasten;
2 primair:
hij (op één of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 09 februari 2007 tot 6 januari 2008 te [plaats] , gemeente Neder-Betuwe, en of elders te Nederland, en/of te Oostenrijk, met [slachtoffer 2] , geboortedatum [geboortedatum 2] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, één of meer handeling(en) heeft gepleegd, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, immers heeft verdachte
- zijn penis in haar vagina gebracht en/of
- één of meer van zijn vingers in haar vagina, in ieder geval tussen haar schaamlippen gebracht, en/of
- haar vagina gelikt en/of (met zijn vingers) betast en/of
- zijn penis in haar mond gebracht, althans zich door haar aan zijn penis laten likken en/of
- zich door haar aan zijn penis laten betasten;
2 subsidiair:
hij (op één of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 09 februari 2007 tot 6 januari 2008 te [plaats] , gemeente Neder-Betuwe, en of elders te Nederland, en/of te Oostenrijk, met [slachtoffer 2] , geboortedatum [geboortedatum 2] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft verdachte
- haar vagina gelikt en/of (met zijn vingers) betast en/of
- zich door haar aan zijn penis laten likken en/of betasten.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte ook wordt veroordeeld voor het binnendringen in de vagina met zijn vingers en penis en het likken van de vagina. Deze handelingen kunnen volgens de advocaat-generaal worden bewezen door middel van een schakelbewijsconstructie nu de verklaringen van de beide zusjes betrekking hebben op soortgelijke delicten en elkaar in bewijstechnische zin ondersteunen. Hiervoor heeft zij verwezen naar Hoge Raad ECLI:NL:HR:2017:1216.
Standpunt van de verdediging
Door de verdediging zijn -zakelijk weergegeven- de volgende verweren gevoerd.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde:
- De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn onbetrouwbaar en weinig specifiek en hebben daardoor een geringe bewijswaarde.
- Er is geen steunbewijs voorhanden.
- Bij [slachtoffer 2] is geen sprake geweest van dwang.
- De ten laste gelegde periode kan niet bewezen worden. Verdachte zegt zelf dat hij destijds ongeveer 10 jaar was.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde:
- Er is sprake geweest van kinderlijke nieuwsgierigheid waardoor geen sprake kan zijn van een ontuchtelijk karakter.
- Verdachte heeft ten aanzien van deze feiten deels een bekennende verklaring afgelegd. Echter, ook hier kan de ten laste gelegde periode niet bewezen worden verklaard. Verdachte zegt zelf dat hij destijds ongeveer 10 jaar was.
Derhalve dient verdachte te worden vrijgesproken van al hetgeen hem ten laste is gelegd, aldus de verdediging.
Beoordeling door het hof
Het hof stelt voorop dat het de verklaringen van aangeefsters, met name gelet op hun jeugdige leeftijd ten tijde van het tenlastegelegde (2007) en het tijdsverloop tot aan de aangiftes in 2015, met de nodige behoedzaamheid en terughoudendheid heeft beoordeeld.
Het hof overweegt als volgt.
Het standpunt van de advocaat-generaal dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] over en weer als steunbewijs voor de verklaring van de ander kunnen dienen door middel van een zogenaamde schakelbewijsconstructie zal het hof niet volgen. Via een dergelijke constructie kan de rechter weliswaar feiten bewezen verklaren als er een minimum aan rechtstreekse bewijsmiddelen voorhanden is, maar gelet op de behoedzaamheid die moet worden betracht bij het gebruik maken van de verklaringen van aangeefsters acht het hof deze onvoldoende toereikend om als steun te dienen voor een bewezenverklaring van handelingen die de verdachte uitdrukkelijk heeft ontkend. Dat het gaat het om soortgelijke handelingen doet daar niet aan af.
Ten aanzien van de tenlastegelegde handelingen
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij bij zijn zusjes heeft gevoeld aan de clitoris en de binnenste en buitenste schaamlippen. Zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] heeft met haar handen de penis van verdachte vastgehouden. Hoewel verdachte ter terechtzitting heeft ontkend dat hij ook de binnenste schaamlippen heeft betast en heeft verklaard dat hij zich niet kan herinneren dit eerder te hebben gezegd, bestaat er geen reden om niet uit te gaan van de juistheid van zijn verklaring bij de politie. Het hof bezigt deze verklaring dan ook voor het bewijs.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte haar vroeg of hij naar haar kruis mocht kijken. Dat kijken werd voelen en op den duur moest zij ook aan zijn kruis voelen. Zij was zes jaar toen het begon. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij acht jaar was toen het begon. Zij moest bij [verdachte] in bed komen liggen en moest zijn geslachtdeel betasten en dat deed hij ook bij haar.
Blijkens jurisprudentie van de Hoge Raad moet het begrip 'seksueel binnendringen' ruim worden opgevat. Meer in het bijzonder heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 18 mei 2010 (LJN BK6910) aangegeven dat het standpunt dat een tong/vingers tussen schaamlippen als 'seksueel binnendringen' moet worden aangemerkt, geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting.
Gelet op het voorgaande en de feitelijke gang van zaken in onderhavige zaak is het hof van oordeel dat is komen vast te staan dat verdachte met zijn vingers tussen de schaamlippen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] is geweest en dat hiermee - in het licht van voornoemde jurisprudentie - het bestanddeel 'seksueel binnendringen van het lichaam' wettig en overtuigend bewezen is.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat deze handelingen wel ontuchtig zijn en dat ze niet louter hebben plaatsgevonden vanuit ‘kinderlijke nieuwsgierigheid’.
Voor zover de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] inhouden dat er verdergaande handelingen hebben plaatsgevonden, zoals binnendringen met de penis, pijpen en likken, oordeelt het hof, net als de rechtbank, dat daarvoor onvoldoende (steun)bewijs voorhanden is. Het hof acht die onderdelen van de tenlastelegging dus niet bewezen.
Ten aanzien van de periode
De rechtbank heeft hierover het volgende overwogen:
“Allereerst dient de rechtbank te beoordelen of wettig en overtuigend bewezen kan worden
verklaard dat de (tenlastegelegde) handelingen hebben plaatsgevonden in de periode van 9
februari 2007 tot 31 mei 2008. Dienaangaande wordt als volgt overwogen.
Uit de aangifte van [slachtoffer 1] volgt dat zij zes jaar was toen verdachte is begonnen met bekijken
van haar kruis. Dat kijken werd voelen en likken en dan steeds verder. [slachtoffer 1] was bijna zeven
toen het ter tafel kwam nadat hij het ook aan [slachtoffer 3] had gevraagd. Toen hij het aan
[slachtoffer 3] vroeg en het bekend werd, had verdachte al bij haar gekeken en gevoeld. Dat hij
verder ging was pas op het einde, volgens haar moeder toen zij acht was. Verder heeft [slachtoffer 1]
verklaard dat [verdachte] haar likte toen [naam] tien of elf was. Aangezien [naam] geboren is op [geboortedatum 3]
, moet dit likken in ieder geval hebben plaatsgevonden in de periode van 20 juli
2006 tot 20 juli 2008. Een deel van deze periode valt in de tenlastegelegde periode.
Uit de aangifte van [slachtoffer 2] volgt dat het eerste moment dat er iets seksueels gebeurde tussen
haar en [verdachte] in de zomer was toen zij acht jaar oud was en dat dit dus in 2007 moet zijn
geweest. Eveneens heeft zij verklaard dat zij acht was toen de alle handelingen begonnen en
dat dit tot haar negende heeft geduurd. [slachtoffer 2] is op 6 januari 2008 negen jaar oud
geworden.
Uit de verklaring van de moeder van verdachte, [naam moeder verdachte] , volgt dat [slachtoffer 3] eind
2007 heeft gezegd dat verdachte seksuele handelingen met haar wilde plegen maar dat
verdachte, toen zij er naar vroeg, dit ontkende. Veertien dagen later kwam het opnieuw ter
sprake, toen is verdachte uit bed gehaald en heeft hij toegegeven dat hij aan de vagina’s van
[slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] had gezeten. [verdachte] heeft toen “een pak op zijn mieter” gehad. Hij
was toen twaalf jaar. Vervolgens is de moeder van verdachte met verdachte naar de huisarts gegaan. Uit de brief van de huisarts blijkt dat er op 3 januari 2008 een gesprek bij de huisarts is geweest. Verdachte heeft verklaard dat, toen zijn ouders het te weten zijn gekomen, hij door zijn vader zodanig is geslagen dat hij het daarna niet meer heeft gedaan.
Uitgaande van de geboortedata van [slachtoffer 1] en van [slachtoffer 2] , respectievelijk op [geboortedatum 1]
en [geboortedatum 2] , van hun verklaringen en die van hun moeder kan dan ook bewezen
worden verklaard dat verdachte (een deel van de) tenlastegelegde handelingen bij [slachtoffer 1] heeft
verricht na 9 februari 2007 en bij [slachtoffer 2] eveneens in het jaar 2007, na haar verjaardag in dat jaar. Voorts kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat de tenlastegelegde handelingen hebben plaatsgevonden tot (uiterlijk) 3 januari 2008. Uit de verklaring van de moeder van verdachte en van verdachte volgt immers dat de ouders van verdachte eind 2007 hebben gehoord dat hij seksuele handelingen heeft verricht bij [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en dat verdachte toen erg is geslagen door zijn vader. Verdachtes ouders hebben besloten om naar de huisarts te gaan, hetgeen ook is gebeurd. Uit de brief van de huisarts blijkt dat er op 3 januari 2008 een gesprek bij de huisarts is geweest. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat de tenlastegelegde handelingen hierna niet meer hebben plaatsgevonden. Er zijn geen (overtuigende) bewijsmiddelen voorhanden waaruit volgt dat de tenlastegelegde handelingen na 3 januari 2008 zijn doorgegaan. Weliswaar heeft [slachtoffer 2] verklaard dat het, nadat haar ouders het te weten zijn gekomen, nog een keer is gebeurd in het vakantiehuis in Oostenrijk. Uit het dossier volgt evenwel dat verdachte met zijn ouders en zussen in de herfstvakantie van 2007 naar Oostenrijk zijn geweest. Bovendien is haar verklaring op dit punt in strijd met haar verklaring dat de seksuele handelingen hebben geduurd tot haar negende. Zij is negen geworden op 6 januari 2008.
De rechtbank is daarom van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden
verklaard dat de onder de feiten 1 en 2 tenlastegelegde handelingen hebben plaatsgevonden
in de periode gelegen na 9 februari 2007, te weten de twaalfde verjaardag van verdachte, tot 3 januari 2008.”
Het hof sluit zich hierbij aan en maakt deze overweging tot de zijne. Derhalve faalt het verweer van de raadsman ten aanzien van de periode. Net als de rechtbank acht het hof dus een kortere periode bewezen dan was tenlastegelegd.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. primair:
hij
(op
één of meertijdstippen
)in
of omstreeksde periode van 09 februari 2007 tot 3 januari 2008 te [plaats] , gemeente Neder-Betuwe,
en/of elders te Nederland,met [slachtoffer 1] , geboortedatum [geboortedatum 1] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
één of meerhandelingen heeft gepleegd, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, immers heeft verdachte
- zijn penis in haar vagina gebracht en/of
- één of meer van zijn vingers
in haar vagina, in ieder gevaltussen haar schaamlippen gebracht, en
/of
- haar vagina
gelikt en/of (met zijn vingers
)betast en
/of
- zijn penis in haar mond gebracht, althans zich door haar aan zijn penis laten likken en/of
- zich door haar aan zijn penis laten betasten;
2 primair:
hij
(op
één of meertijdstippen
)in
of omstreeksde periode van 09 februari 2007 tot 3 januari 2008 te [plaats] , gemeente Neder-Betuwe,
en of elders te Nederland, en/of te Oostenrijk,met [slachtoffer 2] , geboortedatum [geboortedatum 2] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
één of meerhandeling
(en
)heeft gepleegd, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, immers heeft verdachte
- zijn penis in haar vagina gebracht en/of
- één of meer van zijn vingers
in haar vagina, in ieder gevaltussen haar schaamlippen gebracht, en
/of
- haar vagina
gelikt en/of (met zijn vingers
)betast en
/of
- zijn penis in haar mond gebracht, althans zich door haar aan zijn penis laten likken en/of
- zich door haar aan zijn penis laten betasten;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft -net als de rechtbank- minder ernstige handelingen bewezen acht dan waarvan aangifte is gedaan. Bij de straftoemeting moet het hof uitgaan van de feiten die bewezen zijn geacht.
Verdachte, destijds twaalf jaar, heeft zich gedurende de periode van 9 feb 2007 tot en met 3 januari 2008 schuldig gemaakt aan het seksueel misbruiken van zijn jongere zusjes [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Verdachte heeft hiermee ernstig inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van jeugdige slachtoffers die in een belangrijke ontwikkelingsfase van hun leven verkeerden. Het is algemeen bekend dat jeugdige slachtoffers van dergelijke delicten daarvan later zeer nadelige, psychische gevolgen (kunnen) ondervinden. Uit de ter zitting afgelegde verklaringen in het kader van het spreekrecht blijkt dat zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] nog regelmatig geconfronteerd wordt met de (psychische) gevolgen van wat er volgens hen gebeurd is.
Bij de straftoemeting heeft het hof rekening gehouden met het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie van 21 november 2017 waaruit blijkt dat verdachte een first offender is. Hij is vóór noch na de bewezen geachte feiten met justitie in aanraking gekomen.
Het hof zal ook rekening houden met het feit dat ook verdachte toen de bewezen geachte ontuchtige handelingen plaatsvonden zeer jong (twaalf jaar) was. Hoewel verdachte inmiddels enige jaren meerderjarig is dient het hof het jeugdstrafrecht toe te passen omdat de feiten zijn gepleegd toen verdachte minderjarig was. In het jeugdstrafrecht ligt het accent niet zozeer op de vergelding maar is veeleer het pedagogisch bijsturen uitgangspunt. Ook dit zal de strafafdoening anders maken dan wanneer verdachte als volwassene de feiten zou hebben begaan.
Bovendien is er een lange tijd verstreken tussen het plegen van de feiten en de aangiftes (negen jaar) terwijl binnen het gezin het misbruik al in januari 2008 was ontdekt en verdachte daarvoor thuis op zeer gewelddadige wijze is gestraft.
Ook houdt het hof rekening met de persoonlijke omstandigheden van en de gevolgen voor verdachte zoals deze ter terechtzitting zijn besproken en ook blijken uit het rapport van Reclassering Nederland van 19 januari 2017. De contacten met zijn familie zijn grotendeels verbroken, iets waar verdachte duidelijk onder lijdt. De kerk waartoe hij behoort heeft hem uitgesloten van bepaalde religieuze gebeurtenissen. Zo mocht hij niet aanwezig zijn bij de doop van zijn dochtertje. Daarnaast is het hof ter terechtzitting gebleken dat verdachte zich bewust is van de gevolgen die zijn daden voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben gehad. Hij heeft zijn excuses aangeboden en om vergeving gevraagd.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en het feit dat niet alle onderdelen van het tenlastegelegde bewezen worden verklaard acht het hof een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren, een passende afdoening. Een verplicht contact met de reclassering, eventueel gecombineerd met een behandeling bij de Waag of een soortgelijke instelling, acht het hof, anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal, niet opportuun. Verdachte is al vrijwillige hulpverlening aangegaan. Bovendien heeft het misbruik meer dan tien jaar geleden plaatsgevonden en is verdachte niet bekend met het plegen van soortgelijke feiten nadien.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg en 244 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 3 (drie) maanden.

Bepaalt dat de jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. M. Barels, voorzitter,
mr. R.W. van Zuijlen en mr. R. Krijger, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. de Jong, griffier,
en op 16 januari 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 16 januari 2018.
Tegenwoordig:
mr. M. Barels, voorzitter,
mr. H. Wijbrandts, advocaat-generaal,
B.J. Berendsen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.