In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 31 oktober 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap (eiseres) en een gedaagde. De eiseres vorderde de afgifte van een Volkswagen Up, die zij had geleased van 2 Lease B.V., van de gedaagde, die de auto onder zich hield. De gedaagde stelde dat hij een pandrecht op de auto had gevestigd, omdat de lener van de auto, [lener A], de auto als onderpand had achtergelaten na een lening van € 10.750,00. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde geen geldig pandrecht had, omdat de lener ten tijde van de vestiging van het pandrecht niet beschikkingsbevoegd was. De voorzieningenrechter concludeerde dat de eiseres als lessee recht had op de afgifte van de auto, en dat het belang van de eiseres om de auto te kunnen gebruiken zwaarder woog dan het belang van de gedaagde om de auto onder zich te houden. De vordering van de eiseres tot afgifte van de auto werd toegewezen, en de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van een dwangsom en proceskosten. De vordering tot betaling van een voorschot op schadevergoeding werd afgewezen, omdat de eiseres niet had aangetoond hoe hoog deze schade was.