Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
[verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 2],
Het procesverloop
- het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 4 juli 2018;
- het aanvullend verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 13 september 2018;
- de brief van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag van 21 augustus 2018;
- het rapport van 8 oktober 2018 van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Gelderland, Locatie Arnhem;
- het journaalbericht met bijlage van mr. Wolleswinkel van 18 oktober 2018.
De feiten
Het verzoek
- de geboortegegevens van de minderjarige vast te stellen;
- te verklaren voor recht dat wordt erkend de beslissing, zoals opgenomen in het overgelegde “Enrolment of Order” van de Chief Magistrate Court Ogun State of Nigeria in the Ota Magisterial District holden at Ota van 25 juli 2017, tot de adoptie naar het recht van Nigeria van voornoemde minderjarige;
- te verklaren voor recht dat de zwakke adoptie van de minderjarige door verzoekster naar het recht van Nigeria wordt omgezet in een sterke adoptie naar Nederlands recht;
- te verstaan dat de minderjarige bij de buitenlandse adoptie de voornamen [voornamen minderjarige] heeft verkregen en de geslachtsnaam [geslachtsnaam minderjarige];
- de adoptie uit te spreken van de minderjarige door verzoeker;
- de inschrijving te bevelen van de vastgestelde geboortegegevens van de minderjarige in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag;
- de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag te gelasten een latere vermelding van de adoptie en de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen;
- de griffie op te dragen niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van de beschikking, indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld, een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag.
De beoordeling
a. de bepalingen van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (nader te noemen: Wobka) in acht zijn genomen, en
b. de erkenning van de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, en
c. erkenning niet op een grond, bedoeld in artikel 10:108, tweede of derde lid BW, zou worden onthouden.