ECLI:NL:RBGEL:2018:5377

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 maart 2018
Publicatiedatum
13 december 2018
Zaaknummer
C/05/334261/KG ZA 18-88
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen bewoners van een bungalowpark en de exploitant over opschorting van toegangspassen en betalingsverplichtingen

In deze zaak gaat het om een geschil tussen 73 bewoners van een bungalowpark en de exploitant van het park. De bewoners hebben een kort geding aangespannen omdat de exploitant de toegangspassen van de slagbomen heeft geblokkeerd, waardoor zij hun chalets niet meer met de auto kunnen bereiken. De exploitant beroept zich op een opschortingsrecht, omdat de bewoners hun betalingsverplichtingen niet zouden zijn nagekomen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de opschorting van de verplichting om de toegangspassen te activeren naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De exploitant kan de opschorting niet gebruiken als pressiemiddel om betaling af te dwingen, vooral omdat er al een bodemprocedure aanhangig is over de betalingsverplichtingen. De voorzieningenrechter wijst de vordering van de bewoners toe en veroordeelt de exploitant om de toegangspassen te activeren, terwijl de exploitant ook in de proceskosten wordt veroordeeld. Het vonnis is uitgesproken op 8 maart 2018, met een nadere motivering op 16 maart 2018.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/334261 / KG ZA 18-88
Vonnis in kort geding van 8 maart 2018
in de zaak van

1.[eisers 1 t/m 71]

,
eisers,
advocaat mr. P.A.C. van Buul te Nijmegen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde partij] .,
gevestigd te Oosterhout Gld,
gedaagde,
advocaat mr. P.J.A. Plattel te Arnhem.
Partijen zullen hierna de eisers en [gedaagde partij] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 33
  • het emailbericht d.d. 7 maart 2018 van de zijde van [gedaagde partij] met producties 1 tot
en met 14
- het emailbericht d.d. 7 maart 2018 van de zijde van de eisers met productie
18
- de mondelinge behandeling, gehouden op 8 maart 2018
- de pleitnota van de eisers
- de pleitnota van [gedaagde partij] met producties.
1.2.
Ten slotte heeft de voorzieningenrechter in verband met de spoedeisendheid van de zaak bepaald dat op 8 maart 2018 een zogenaamd ‘kop-staart vonnis’ zal worden gewezen en dat de nadere motivering van de beslissing op een later tijdstip op schrift zal worden gesteld. De nadere motivering volgt hierna en de datum daarvan is door de voorzieningenrechter bepaald op 16 maart 2018.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde partij] exploiteert aan de [adres] (gemeente Over-Betuwe) een bungalowpark (hierna: het park).
2.2.
Eisers zijn allen eigenaar van een chalet op het park. Een deel van eisers heeft een chalet én de kavel waar het chalet op staat in eigendom, de anderen hebben alleen het chalet in eigendom en huren de kavel waar het chalet op staat van [gedaagde partij] .
2.3.
Partijen hebben een langslepend geschil over de betalingsverplichting van eisers aan [gedaagde partij] voor bepaalde door [gedaagde partij] gemaakte kosten en verrichte werkzaamheden/diensten. In de afgelopen jaren zijn diverse gerechtelijke procedures gevoerd.
2.4.
In die procedures heeft [gedaagde partij] onder meer betaling gevorderd van deze door haar in rekening gebrachte kosten/vergoedingen. In procedures bij het gerechtshof Amsterdam – nevenzittingsplaats Arnhem, het gerechtshof Arnhem – Leeuwaren en de rechtbank Gelderland zijn de vorderingen van [gedaagde partij] afgewezen, omdat de hoogte van de in rekening gebrachte bedragen onvoldoende zijn onderbouwd en [gedaagde partij] nalaat inzichtelijk te maken hoe de in rekening gebrachte kosten (of voorschotten daarop) zijn berekend en welke bescheiden daaraan ten grondslag liggen.
2.5.
Inmiddels hebben 73 bewoners (en oud bewoners) een procedure bij de rechtbank Midden-Nederland geëntameerd waarin in conventie van [gedaagde partij] als onverschuldigd betaald wordt teruggevorderd een deel van hetgeen de bewoners in het verleden (tot en met 2014) aan door [gedaagde partij] in rekening gebrachte kosten/vergoedingen hebben betaald. In reconventie vordert [gedaagde partij] betaling van door haar gezonden en onbetaald gelaten facturen aan de bewoners die zien op die periode, maar ook op de periode 2015, 2016 en 2017. Van de oorspronkelijk eisers resteren er thans nog 65. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 24 januari 2018 een tussenvonnis gewezen.
2.6.
Daarnaast speelt tussen partijen een discussie over de door [gedaagde partij] ingezette herinrichting van het park, gebaseerd op inmiddels publiekrechtelijk toegestane permanente bewoning. [gedaagde partij] wil dat de bewoners op het park onder meer instemmen met gewijzigde algemene voorwaarden en een gewijzigd parkreglement. Eisers weigeren dit om hen moverende redenen.
2.7.
Bij de processtukken is een brief van 18 januari 2018 van de advocaat van [gedaagde partij] , mr. Plattel aan [eiser sub 3] gevoegd waarin hij namens [gedaagde partij] verzoekt met de gewijzigde algemene voorwaarden (AV2016) akkoord te gaan.
2.8.
Daarnaast bevindt zich bij de processtukken een brief van 22 februari 2018 van mr. Plattel aan [eiser sub 4] en [eiser sub 5] waarin hij hen er op wijst dat zij de nieuwe algemene voorwaarden niet hebben geaccepteerd, dat zij het verbod op permanente bewoning, zoals opgenomen in de voor hen geldende algemene voorwaarden, overtreden en dat daarom aanspraak wordt gemaakt op een contractuele boete van € 22.689,00. Verder staat in deze brief dat de boete niet behoeft te worden betaald als zij de gewijzigde algemene voorwaarden alsnog accepteren en dat, wanneer zij er voor kiezen om hiermee niet akoord te gaan, de boete binnen 8 dagen betaald moet worden. Tot slot staat in de brief dat wanneer de betaling niet binnen de gestelde termijn wordt gedaan, [gedaagde partij] hen het gebruik tot het park zal ontzeggen door de slagboomkaart onbruikbaar te maken.
2.9.
De overige eisers hebben vergelijkbare brieven ontvangen.
2.10.
Op 6 maart 2018 heeft [gedaagde partij] de toegangspassen (de keys) van de slagbomen van een groot deel van eisers geblokkeerd. Zij kunnen hun chalet niet meer met de auto bereiken.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Eisers vorderen dat [gedaagde partij] bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld de toegangspassen (keys) waarmee eisers de slagbomen kunnen bedienen en die toegang geven om op het park te geraken te activeren en hen de ongestoorde toegang tot/van het park te verschaffen, zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag en per eiser/toegangspas (key) dat [gedaagde partij] daarmee in gebreke is, alsmede met veroordeling van [gedaagde partij] in de kosten van deze procedure.
3.2.
Zij leggen aan hun vordering ten grondslag dat [gedaagde partij] misbruik van bevoegdheid maakt door de toegangspas te blokkeren, nu uit de hiervoor aangehaalde brieven van mr. Plattel volgt dat [gedaagde partij] de blokkade alleen als pressiemiddel gebruikt om eisers de gewijzigde voorwaarden te laten accepteren. Eisers stellen dat [gedaagde partij] is gehouden om eisers het ongestoorde woongenot en dus de toegang tot het park te verschaffen. Het is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat [gedaagde partij] eisers de toegang op deze wijze onthoudt en het dient geen enkel te respecteren doel. Het is oneigenlijk gebruik van een pressiemiddel, aldus eisers.
3.3.
[gedaagde partij] voert gemotiveerd verweer. Zij beroept zich op een opschortingsrecht.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal, voor zover, relevant hierna worden ingegaan.

4.4. De beoordeling

4.1.
Zoals onder de feiten weergegeven, zijn eisers en [gedaagde partij] in een langslepend geschil verwikkeld over de (de hoogte van de) door eisers aan [gedaagde partij] verschuldigde kosten/vergoedingen. Daarnaast discussieren partijen over de door [gedaagde partij] ingezette herinrichting van het park, waarbij [gedaagde partij] tracht alle bewoners gewijzigde algemene voorwaarden en een gewijzigd parkreglement te laten accepteren. In deze gewijzigde algemene voorwaarden wordt onder meer de betalingsverplichting van de bewoners voor de door [gedaagde partij] gemaakte kosten en verrichte diensten concreter omschreven en wordt het permanent bewonen van de chalets civielrechtelijk toegestaan.
4.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. Plattel desgevraagd verklaard dat de grond voor opschorting van haar verplichting om de key-cards te activeren waarmee de slagboom kan worden bediend, uitsluitend is gebaseerd op niet nakoming door (een groot deel van) eisers van hun betalingsverplichtingen vanaf medio 2017 tot en met heden en dat deze niet is gebaseerd op de discussie dat eisers, nu zij niet de gewijzigde algemene voorwaarden willen accepteren, in strijd met de thans voor hen geldende algemene voorwaarden permanent het chalet op het park bewonen. De voorzieningenrechter zal het laatstgenoemde geschil dan ook bij de verdere beoordeling buiten beschouwing laten bij de beoordeling van de opschortingsbevoegdheid.
4.3.
Over de door [gedaagde partij] gestelde grondslag voor het inroepen van het opschortingsrecht overweegt de voorzieningenrechter dat, voor zover de opschorting van die verplichting tot activatie van de key-cards in beginsel al gerechtvaardigd zou zijn, de uitoefening van de opschortingsbevoegdheid in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Tussen eisers en [gedaagde partij] bestaat een lang slepend geschil over de (omvang van de) betalingsverplichtingen van de bewoners. Daarover zijn al diverse procedures gevoerd waarvan de uitkomst telkens is geweest dat [gedaagde partij] aan de bewoners en aan de rechters niet de gegevens verschaft die nodig zijn om de omvang van de betalingsverplichtingen vast te stellen. Bij gebreke daarvan kan [gedaagde partij] opschorting van haar verplichting niet inzetten als pressiemiddel om betaling af te dwingen (vgl. T&C Burgerlijk wetboek, art. 52 aant. 5 onder b en Parl. Gesch. boek 6 p. 207). Daarbij komt dat tussen de partijen een bodemprocedure aanhangig is over de omvang van de betalingsverplichtingen, waarin nog geen einduitspraak is gedaan. Uit het tussenvonnis van 24 januari 2018 valt omtrent de omvang van de betalingsverplichting nog nauwelijks iets af te leiden. Met de opschorting doorkruist [gedaagde partij] het geschil dat onder de rechter is. [gedaagde partij] zal de uitkomst van die procedure moeten afwachten alvorens zij daarin vastgestelde betalingsverplichtingen zo nodig kan afdwingen. Opschorting zal er redelijkerwijs ook niet toe leiden dat de eisers gaan betalen. Zij kunnen het park betreden en bij hun huis komen, alleen niet met hun auto. De sluiting van de slagboom lijkt aldus meer bedoeld om te hinderen dan een serieus pressiemiddel om betaling af te dwingen.
4.4.
De vordering zal worden toegewezen, met uitzondering van de dwangsom nu mr. Plattel namens [gedaagde partij] ter zitting heeft verklaard dat [gedaagde partij] het vonnis vrijwillig zal naleven. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat zij dat zal doen. Zo nodig kunnen eisers zich opnieuw in kort geding tot de voorzieningenrechter wenden en alsnog oplegging van een dwangsom vorderen. [gedaagde partij] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten. De proceskosten aan de zijde van de eisers worden tot dit vonnis begroot op:
- griffierecht € 291,00
- dagvaardingskosten 98,01
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.205,01

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] met onmiddellijke ingang de toegangspassen (keys) waarmee eisers de slagbomen kunnen bedienen en die toegang geven om op het park te geraken te activeren en hen de ongestoorde toegang tot/van het park te verschaffen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten aan de zijde van de eisers tot aan dit vonnis begroot op € 1.205,01;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2018, terwijl de feiten en de nadere motivering van voormelde beslissing afzonderlijk op schrift zijn gesteld op 16 maart 2018.