ECLI:NL:RBGEL:2018:5376

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 maart 2018
Publicatiedatum
13 december 2018
Zaaknummer
C/05/334261 / KG ZA 18-88
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen bewoners van een bungalowpark en de exploitant over opschorting van toegangspassen

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, is er een geschil ontstaan tussen de bewoners van een bungalowpark en de exploitant van het park. De exploitant heeft de toegangspassen van de bewoners geblokkeerd, wat leidt tot een beroep op het opschortingsrecht. De voorzieningenrechter oordeelt dat deze opschorting naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De exploitant kan de opschorting niet gebruiken als pressiemiddel om betaling van de bewoners af te dwingen voor kosten en diensten die door de exploitant zijn gemaakt. Er is een bodemprocedure aanhangig over de omvang van de betalingsverplichtingen, maar daar is nog geen einduitspraak in gedaan.

De voorzieningenrechter heeft de zaak op 8 maart 2018 behandeld en heeft vastgesteld dat de opschorting van de verplichting om de key-cards te activeren, die nodig zijn om de slagbomen te bedienen, niet gerechtvaardigd is. De exploitant heeft niet de benodigde gegevens verschaft om de betalingsverplichtingen vast te stellen, waardoor de opschorting niet als pressiemiddel kan worden ingezet. De rechter benadrukt dat de exploitant de uitkomst van de bodemprocedure moet afwachten voordat zij betalingsverplichtingen kan afdwingen.

De vordering van de eisers wordt toegewezen, met uitzondering van de dwangsom, omdat de exploitant heeft verklaard het vonnis vrijwillig te zullen naleven. De exploitant wordt veroordeeld in de proceskosten van de eisers, die zijn begroot op € 1.205,01. Het vonnis is uitgesproken door mr. R.J.B. Boonekamp en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/334261 / KG ZA 18-88
Vonnis in kort geding van 8 maart 2018
in de zaak van

1.[eisers 1 t/m 71]

,
[adres 1],
eisers,
advocaat mr. P.A.C. van Buul te Nijmegen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde partij],
[adres 2]
gedaagde,
advocaat mr. P.J.A. Plattel te Arnhem.
Partijen zullen hierna de eisers en [gedaagde partij] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 33
  • het emailbericht d.d. 7 maart 2018 van de zijde van [gedaagde partij] met producties 1 tot
en met 14
- het emailbericht d.d. 7 maart 2018 van de zijde van de eisers met productie
18
- de mondelinge behandeling, gehouden op 8 maart 2018
- de pleitnota van de eisers
- de pleitnota van [gedaagde partij] met producties.
1.2.
Ten slotte is op heden vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
De beslissing wordt vanwege de spoedeisendheid van de zaak in dit vonnis voorlopig heel kort gemotiveerd. Later volgt een geheel uitgewerkt vonnis. Voor zover de motivering daarvan op enig punt zou afwijken van de summiere motivering in dit vonnis, geldt de uitgewerkte motivering.
2.2.
Ter zitting is namens [gedaagde partij] verklaard dat de opschorting van haar verplichting om de key-cards waarmee de slagboom kan worden bediend te activeren uitsluitend gebaseerd is op niet nakoming door eisers van hun betalingsverplichtingen. Voor zover de opschorting van die verplichting tot activatie van de key-cards in beginsel al gerechtvaardigd zou zijn, is de uitoefening van de opschortingsbevoegdheid in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Tussen eisers en [gedaagde partij] bestaat een lang slepend geschil over de (omvang van de) betalingsverplichtingen van de bewoners. Daarover zijn al diverse procedures gevoerd waarvan de uitkomst telkens is geweest dat [gedaagde partij] aan de bewoners en aan de rechters niet de gegevens verschaft die nodig zijn om de omvang van de betalingsverplichtingen vast te stellen. Bij gebreke daarvan kan [gedaagde partij] opschorting van haar verplichting niet inzetten als pressiemiddel om betaling af te dwingen (vgl. T&C Burgerlijk wetboek, art. 52 aant. 5 onder b en Parl. Gesch. boek 6 p. 207). Daarbij komt dat tussen de partijen een bodemprocedure aanhangig is over de omvang van de betalingsverplichtingen, waarin nog geen einduitspraak is gedaan. Uit het tussenvonnis van 24 januari 2018 valt omtrent de omvang van de betalingsverplichting nog nauwelijks iets af te leiden. Met de opschorting doorkruist [gedaagde partij] het geschil dat onder de rechter is. [gedaagde partij] zal de uitkomst van die procedure moeten afwachten alvorens zij daarin vastgestelde betalingsverplichtingen zo nodig kan afdwingen. Opschorting zal er redelijkerwijs ook niet toe leiden dat de eisers gaan betalen. Zij kunnen het park betreden en bij hun huis komen, alleen niet met hun auto. De sluiting van de slagboom lijkt aldus meer bedoeld om te hinderen dan een serieus pressiemiddel om betaling af te dwingen.
2.3.
De vordering zal worden toegewezen, met uitzondering van de dwangsom nu mr. Plattel namens [gedaagde partij] ter zitting heeft verklaard dat [gedaagde partij] het vonnis vrijwillig zal naleven. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat zij dat zal doen. Zo nodig kunnen eisers zich opnieuw in kort geding tot de voorzieningenrechter wenden en alsnog oplegging van een dwangsom vorderen. [gedaagde partij] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten. De proceskosten aan de zijde van de eisers worden tot dit vonnis begroot op:
- griffierecht € 291,00
- dagvaardingskosten 98,01
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.205,01

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde partij] met onmiddellijke ingang de toegangspassen (keys) waarmee eisers de slagbomen kunnen bedienen en die toegang geven om op het park te geraken te activeren en hen de ongestoorde toegang tot/van het park te verschaffen;
3.2.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten aan de zijde van de eisers tot aan dit vonnis begroot op € 1.205,01;
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2018.