In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 7 december 2018 uitspraak gedaan over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiser was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen. De naheffingsaanslag van € 62,80 was opgelegd op 23 januari 2018, omdat de parkeercontroleur had geconstateerd dat er geen parkeerbelasting was voldaan en dat de auto van eiser niet werd gebruikt voor laden of lossen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt en stelde dat hij bezig was met het laden en lossen van zware gereedschappen en bouwmaterialen, wat volgens hem rechtvaardigde dat zijn auto daar geparkeerd stond zonder dat hij parkeerbelasting hoefde te betalen.
De rechtbank heeft het criterium van de Hoge Raad toegepast, dat stelt dat er geen sprake is van parkeren als het voertuig uitsluitend heeft stilgestaan zolang als nodig was voor het ononderbroken lossen van zaken van zodanige omvang en gewicht dat deze alleen per auto ter plaatse konden worden gebracht. Eiser heeft ter zitting verklaard dat hij zijn auto had geparkeerd op een afstand van 35 meter van de hoofdingang van het gebouw waar hij moest zijn, en dat hij in totaal 20 minuten nodig had om zijn materialen te lossen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiser geloofwaardig waren en dat de tijd die hij nodig had voor het lossen van de materialen niet onredelijk was.
De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, de naheffingsaanslag vernietigd en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.