ECLI:NL:RBGEL:2018:5213

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 december 2018
Publicatiedatum
7 december 2018
Zaaknummer
05/740232-18 en 05/160441-16 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging en beschadiging van de woning door verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 7 december 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belaging en beschadiging van de woning van zijn buren. De verdachte, geboren in 1977 en woonachtig in Doetinchem, werd beschuldigd van meerdere feiten die zich afspeelden tussen 15 december 2017 en 27 april 2018. De tenlastelegging omvatte onder andere het meermalen gooien van ontlasting en andere voorwerpen tegen de woning van de buren, het beschadigen van hun auto, en het stelselmatig inbreuk maken op hun persoonlijke levenssfeer door hen te bespieden en te bedreigen. Tijdens de zitting op 23 november 2018 heeft de rechtbank de verklaringen van de aangevers en de verdachte gehoord. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan belaging, omdat zijn gedragingen een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangevers vormden. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte herhaaldelijk ontlasting tegen de woning had gegooid en andere bedreigende handelingen had verricht. De rechtbank verklaarde het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging voor een specifiek onderdeel van de tenlastelegging, maar legde de verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 50 dagen op, alsook een taakstraf van 120 uur. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een gevaar vormde voor de persoonlijke levenssfeer van de aangevers en dat zijn gedrag hen angst en spanning had bezorgd. De rechtbank heeft ook schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partijen voor de geleden immateriële en materiële schade.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/740232-18 en 05/160441-16 (tul)
Datum uitspraak : 7 december 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1977 te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] , [woonplaats]
raadsman: mr. R. Stam, advocaat te Doetinchem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
23 november 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 15 december 2017 tot en met 27 april 2018, in de gemeente Doetinchem, in ieder geval in Nederland, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval die ander (telkens) te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers
- loopt hij, verdachte, meermalen per week, althans (heel) vaak richting het huis van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en gooit/werpt hij (daarbij) diverse voorwerpen (te weten onder meer ontlasting en/of een wijnfles en/of brood en/of een fles saus en/of filet american) tegen de ramen en/of muren en/of deuren en/of in de tuin van die aangevers woning en/of tegen de auto van die aangevers en/of de omgeving van die aangevers woning, en/of
- heeft hij, verdachte, neergelegd/achtergelaten, meermalen, althans éénmaal, glaswerk en/of andere (scherpe) voorwerpen in de bossage, waar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] hun honden uitlaten, en/of
- heeft hij, verdachte, gestoken en/of gesneden meermalen, althans éénmaal,
met een mes en/of schroe(f)(ven), althans met een/of meer scherp(e) en/of puntige voorwerpen in de autoband(en) van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , en/of (vervolgens) heeft hij, verdachte, de auto van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] bekrast, en/of
- heeft hij, verdachte, meermalen, althans éénmaal, die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] met een verrekijker en/of mobiele telefoon, en/of camera bekeken en/of begluurd en/of bespied, en/of
- heeft hij, verdachte, opzettelijk die [slachtoffer 2] de (dreigende) woorden toegevoegd: "Als jullie doorgaan met melden, dan zou het ons nog veel meer geld kosten. Ik ben een ex tbs-er en heb een draadje los dus jullie moeten oppassen.", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking, en/of
- kwam er een (zeer) (harde) knal en/of geluid uit de achtertuin van verdachte, terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (op dat moment) langs de achtertuin van verdachte liep(en) en/of vervolgens heeft hij, verdachte, met een felle lamp in de/het gezicht(en) van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] geschenen, en/of
- heeft hij, verdachte, (in de periode van 19 april 2018 tot 27 april 2018), meermalen, althans éénmaal, in de nachtelijke uren, gebeld naar het aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] toebehorende telefoonnummer, en/of - heeft hij, verdachte, met een hand een snijbeweging (van links naar rechts) langs zijn (verdachtes) keel/hals gemaakt, terwijl hij, verdachte, ten tijde van de beweging die [slachtoffer 1] bleef aankijken;
2.
hij, op één of meerdere tijdstip(pen), in de periode van 15 december 2017 tot en met 27 april 2018 in de gemeente Doetichem, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een woning gelegen op de [adres 2] en/of een personenauto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door ontlasting tegen een of meer muren en/of ramen en/of deuren van de woning van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of tuin van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of auto van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te smeren en/of te gooien en/of te werpen en/of de auto van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te bekrassen.

2.Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

De rechtbank overweegt dat verdachte ten aanzien van een gedeelte van het tenlastegelegde onder feit 1, te weten het gooien met filet americain in de tuin van de aangevers, reeds een strafbeschikking (parketnummer 96/210270-18) heeft ontvangen. De officier van justitie heeft op het betreffende verweer van de verdediging niet gerespondeerd.
Gelet op het bepaalde in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht kan verdachte niet twee keer voor hetzelfde feit worden vervolgd. De rechtbank zal het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van dit specifieke gedeelte van de tenlastelegging, te weten: ‘en/of filet americain’.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte en aangevers waren in de ten laste gelegde periode, 15 december 2017 tot en met 27 april 2018, elkaars (over)buren in [adres 3] in Doetinchem.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan beide ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 1 acht de officier van justitie alle gebeurtenissen in de tenlastelegging, zoals geformuleerd met behulp van gedachtestreepjes, wettig en overtuigend bewezen met uitzondering van gedachtestreepje 3 en 5. Dit betreft het beschadigen van de auto (streepje 3) en het bedreigen van aangever [slachtoffer 2] (streepje 5). Het geheel van de overige handelingen kan volgens de officier van justitie gekwalificeerd worden als belaging. Ten aanzien van feit 2 meent de officier van justitie dat er onvoldoende bewijs aanwezig is in het dossier voor vernieling van de auto. De officier van justitie acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de woning van aangevers heeft beschadigd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van alle ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 1 ontbreekt wettig en overtuigend bewijs. Verdachte heeft bekend dat hij enkele keren met ontlasting heeft gegooid, twee keer met een verrekijker richting het huis van aangevers heeft gekeken, glas in de struiken heeft achtergelaten en een aantal keer overdag naar aangevers heeft geprobeerd te bellen. Dit kan niet gekwalificeerd worden als belaging omdat er geen sprake is van een stelselmatige wederrechtelijke inbreuk, aldus de raadsman. Voor wat betreft feit 2 bepleit de raadsman dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte de auto heeft vernield/beschadigd. Ten aanzien van de woning stelt hij dat er geen sprake is van vernieling, beschadiging of het onbruikbaar maken van de woning omdat er geen sprake is van schade. Ook hiervan moet verdachte dus worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Gelet op de samenhang tussen feit 1 en 2 zal de rechtbank de van belang zijnde bewijsmiddelen gezamenlijk behandelen, waarbij elk bewijsmiddel slechts is gebruikt ten aanzien van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bewijsmiddelen
Aangevers hebben verklaard dat zij tussen 19 december 2017 en 27 april 2018 op tien verschillende data ontlasting in hun tuin of tegen hun huis hebben aangetroffen. Op 24 maart 2018 zagen zij dat verdachte brood gooide op de stoep vlak achter aangevers. Op 18 april 2018 troffen zij tot twee keer toe glas aan in de struiken waar zij hun honden uitlieten. Aangevers werden daarnaast tussen 19 april 2018 en 28 april 2018 regelmatig gebeld door een onbekend nummer. Zij hebben gedurende de ten laste gelegde periode drie keer gezien dat verdachte met een verrekijker/camera/telefoon in de richting van hun woning stond te kijken. Op 16 april 2018 liepen zij langs de tuin van verdachte, hoorden zij een harde knal en werd er met een zaklamp in hun gezicht geschenen. Op 27 april 2018 maakte verdachte een snijbeweging langs zijn hals terwijl hij aangeefster aankeek. [2]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in totaal drie keer met ontlasting heeft gegooid richting het huis van aangevers. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij glas in de stuiken heeft gegooid waar de honden van aangevers vaak liepen en dat hij een paar keer met een verrekijker naar het huis van aangevers heeft gekeken. Hij heeft ook wel eens brood gegooid op de stoep. Verdachte heeft verklaard een aantal keer naar aangevers te hebben gebeld, maar hij kreeg geen verbinding en dit was alleen overdag. Tot slot heeft hij verklaard dat hij met de kliko een knal heeft veroorzaakt in zijn tuin terwijl aangevers langs liepen waarna hij met een zaklamp richting aangevers heeft geschenen om te kijken of zij hun honden daar uitlieten. [3]
Aangevers hebben na het aantreffen van een kapotte fles voor hun woning op 21 januari 2018, camera’s geplaatst. Op de camerabeelden is te zien dat op 28 januari 2018 een man, komend uit het huis van verdachte, met een schep over het plantsoen loopt en een emmer (of een gelijksoortig voorwerp) leeg gooit over de schutting van aangevers. [4] Op de beelden van 24 maart 2018 is te zien dat een man in de deuropening van de woning van verdachte iets gooit richting de woning van aangevers. Op de beelden van 5 april 2018 is te zien dat een man uit de woning van verdachte komt met een schep in zijn hand, hij vervolgens bukt en een bovenhandse zwaaiende beweging richting het huis van aangevers maakt. [5] Op de beelden van 9 april 2018 is te zien dat verdachte met een schep iets in de tuin van aangevers gooit met een bovenhandse beweging. [6] Op de beelden van 18 april 2018 is te zien dat een man achter een boom vandaan komt en een tas boven de bosjes schudt. Op de beelden van 27 april 2018 is te zien dat verdachte naar zijn tuin loopt, zich omdraait, aangeefster aankijkt en vervolgens een snijdende beweging langs zijn keel maakt. [7] De bewuste man is telkens herkend als verdachte. [8]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zien verdachte op 7 april 2018 gooiende bewegingen maken richting de woning van aangevers. Verdachte droeg daarbij plastic handschoenen die besmeurd waren met een bruinachtige substantie. Deze handschoenen roken naar poep. [9]
Bewijsoverwegingen
Feit 1
Verdachte ontkent dat hij vaker dan 3 keer met ontlasting heeft gegooid naar het huis van aangevers, hetgeen de rechtbank, gezien de genoemde bewijsmiddelen, niet aannemelijk acht. Het dossier bevat geen enkele aanwijzing dat iemand anders in dezelfde periode óók ontlasting richting het huis van aangevers heeft gegooid. Er is reden te minder om verdachte op dit punt te volgen omdat hij bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij maar één keer met ontlasting heeft gegooid terwijl hij ter terechtzitting van 23 november 2018 heeft verklaard dat hij drie keer met ontlasting heeft gegooid.
Verdachte ontkent daarnaast dat hij een snijbeweging langs zijn keel heeft gemaakt. Op de camerabeelden van 27 april 2018, zoals hiervoor bij de bewijsmiddelen is vermeld, is te zien dat verdachte zich omdraait, aangeefster aankijkt en een snijbeweging langs zijn keel maakt. In deze gedraging van verdachte ligt, gezien de uiterlijke verschijningsvorm het opzet op het angst aanjagen van aangeefster besloten. De verklaring van verdachte dat hij jeuk had aan zijn keel en daarom een beweging bij zijn hals maakte, acht de rechtbank niet geloofwaardig gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden, namelijk het omdraaien en aangeefster aankijken terwijl hij de beweging langs zijn keel maakt.
De vraag is vervolgens of deze gedragingen van verdachte belaging opleveren. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in art. 285b, eerste lid, Sr zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer (HR 29 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5710; HR 4 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3095).
De rechtbank stelt op grond van de tot het bewijs gebruikte bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte heeft in de periode 15 december 2017 tot en met 27 april 2018: meerdere malen ontlasting tegen/richting de woning van aangevers gegooid, brood op de stoep achter aangevers gegooid, meerdere malen glas in de struiken gegooid waar de honden werden uitgelaten, meerdere malen met een verrekijker/camera/telefoon naar aangevers gekeken, meerdere malen gebeld naar aangevers en een snijbeweging langs zijn keel gemaakt terwijl hij aangeefster aankeek. Tot slot heeft verdachte, terwijl aangevers langs zijn tuin liepen, een harde knal veroorzaakt en met een zaklamp in hun gezicht geschenen. Ten aanzien van de overige gedragingen zoals vermeld in de tenlastelegging is de rechtbank van oordeel dat zich onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier bevindt, zodat voor die onderdelen vrijspraak volgt. Verdachte heeft de bewezenverklaarde handelingen verricht omdat hij boos was op aangevers omdat hij het oneens was met de wijze waarop zij hun honden uitlieten en wilde dat zij daarmee stopten of hun honden anders uitlieten. [10]
Uit de verklaringen van aangevers, maar ook uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting komt naar voren dat verdachte op obsessieve wijze inbreuk heeft gemaakt op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van aangevers. Dit heeft tot gevolg gehad dat aangevers zich niet meer prettig en veilig voelden in hun woning en dat zij continu gespannen en angstig waren en zich zelfs genoodzaakt voelden een bewakingscamera te installeren. De rechtbank is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van de aangevers - naar objectieve maatstaven bezien - zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer sprake is geweest. De rechtbank acht daarmee bewezen dat de verdachte zich aan de ten laste gelegde belaging schuldig heeft gemaakt.
Feit 2
De vraag die de rechtbank ten aanzien van feit 2 nog moet beantwoorden is of het gooien van ontlasting tegen de woning van aangevers gekwalificeerd kan worden als vernieling, beschadiging en/of onbruikbaar making van de woning. De rechtbank volgt het standpunt van de raadsman in die zin dat er geen sprake is van vernieling en het onbruikbaar maken van de woning. De rechtbank volgt het standpunt van de raadsman niet als het gaat om het beschadigen. Van beschadiging van een goed is sprake indien het goed of het normaal gebruik daarvan wordt aangetast. De rechtbank is van oordeel dat er in deze zaak weldegelijk sprake is van aantasting van de woning. Het is een feit van algemene bekendheid dat ontlasting, zeker indien het tegen de muur blijft plakken, niet eenvoudig schoon te maken is en gewoon erg smerig is. Dit is voldoende om van beschadiging in juridische zin te spreken. De woning is met poep besmeurd en de rechtbank is van oordeel dat dit het woongenot aantast en daarmee het normale gebruik van die woning. De tenlastegelegde vernieling van de auto kan niet worden bewezen omdat het dossier daarvoor onvoldoende bewijs bevat, zodat in zoverre vrijspraak volgt.

4.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij, op
één ofmeer tijdstip(pen) in
of omstreeksde periode 15 december 2017 tot en met 27 april 2018, in de gemeente Doetinchem,
in ieder geval in Nederland,(telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] ,
in elk geval van een ander,met het oogmerk die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2]
, in elk geval die ander(telkens) te dwingen iets
te doen,niet te doen, te dulden en
/ofvrees aan te jagen, immers
- loopt hij, verdachte, meermalen per week, althans (heel) vaak richting het huis van [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en gooit
/werpthij
(daarbij)diverse voorwerpen (te weten onder meer ontlasting
en/of een wijnflesen/
ofbrood
en/of een fles saus en/of filet americain)tegen de ramen en/of muren en/of deuren en/of in de tuin van die aangevers woning
en/of tegen de auto van die aangeversen/of de omgeving van die aangevers woning, en
/of
- heeft hij, verdachte, neergelegd/achtergelaten, meermalen,
althans éénmaal,glaswerk en/of andere (scherpe) voorwerpen in de bosschage, waar die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] hun honden uitlaten, en
/of
- heeft hij, verdachte, gestoken en/of gesneden meermalen, althans éénmaal, met een mes en/of schroe(f)(ven), althans met een/of meer scherp(e) en/of puntige voorwerpen in de autoband(en) van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , en/of (vervolgens) heeft hij, verdachte, de auto van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] bekrast, en/of
- heeft hij, verdachte, meermalen,
althans éénmaal,die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] met een verrekijker
en/of mobiele telefoon, en/of camerabekeken en/of begluurd en/of bespied, en
/of
- heeft hij, verdachte, opzettelijk die [slachtoffer 2] de (dreigende) woorden toegevoegd: "Als jullie doorgaan met melden, dan zou het ons nog veel meer geld kosten. Ik ben een ex tbs-er en heb een draadje los dus jullie moeten oppassen.", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking, en/of
- kwam er een (zeer) (harde) knal en/of geluid uit de achtertuin van verdachte, terwijl die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] (op dat moment) langs de achtertuin van verdachte liep
(en
)en/of vervolgens heeft hij, verdachte, met een felle lamp in de
/hetgezicht
(en
)van die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2]
en/of op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]geschenen, en
/of
- heeft hij, verdachte, (in de periode van 19 april 2018 tot 27 april 2018), meermalen,
althans éénmaal, in de nachtelijke uren,gebeld naar het aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] toebehorende telefoonnummer, en/of
- heeft hij, verdachte, met een hand een snijbeweging (van links naar rechts) langs zijn (verdachtes) keel/hals gemaakt, terwijl hij, verdachte, ten tijde van de beweging die [slachtoffer 1] bleef aankijken.
2.
hij, op
één ofmeerdere tijdstip
(pen
), in de periode van 15 december 2017 tot en met 27 april 2018 in de gemeente Doetichem,
in elk geval in Nederland,opzettelijk en wederrechtelijk een woning gelegen op de [adres 2]
en/of een personenauto, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,heeft
vernield en/ofbeschadigd
en/of onbruikbaar gemaaktdoor ontlasting tegen een of meer muren en/of ramen en/of deuren van de woning van die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en/of tuin van die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2]
en/of auto van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]te smeren en/of te gooien en/of te werpen
en/of de auto van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te bekrassen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Belaging
Ten aanzien van feit 2:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen

6.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 50 dagen, waarvan 22 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van het begeleid wonen, en met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot het verrichten van 120 uren taakstraf, te vervangen door 60 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om bij een veroordeling rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals blijkt uit het reclasseringsrapport en uit hetgeen ter terechtzitting is besproken. Daarnaast verzoekt de raadsman om rekening te houden met het voorarrest, de beperkende en stressvolle schorsingsvoorwaarden en het feit dat verdachte zijn huis is kwijtgeraakt.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 25 oktober 2018;
- een reclasseringsadvies, gedateerd 8 oktober 2018;
- een Pro Justitia rapport van [naam 1] , GZ-psycholoog, gedateerd 13 augustus 2018.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Uit de verklaringen van aangevers, maar ook uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting komt naar voren dat verdachte gedurende een lange periode het leven van aangevers zuur heeft gemaakt door herhaaldelijk met ontlasting te gooien naar hun woning en tuin, door glasscherven te gooien tussen de struiken waar aangevers hun hond uitlieten, hen schrik aan te jagen tijdens het wandelen in de buurt en hen te bedreigen. Hij heeft daarmee op obsessieve wijze inbreuk gemaakt op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van aangevers, alleen omdat hij het niet eens was met de manier waarop zij de hond uitlieten en een keer verzuimden de ontlasting van de hond op te ruimen. Dit heeft tot gevolg gehad dat aangevers zich niet meer prettig en veilig voelden in hun woning en dat zij continu gespannen en angstig waren en zich zelfs genoodzaakt voelden een bewakingscamera te installeren. Dit stalkingsgedrag noodzaakt tot oplegging van straf.
Ter zitting heeft reclasseringswerker [naam 2] verklaard dat verdachte is aangemeld bij [naam 3] voor diagnostisch onderzoek. Op dit moment is het vermoeden van [naam 3] dat er bij verdachte sprake is van een verstandelijke beperking en een impuls- en regulatiestoornis. Verdachte is niet in staat zichzelf in de hand te houden en raakt steeds in conflict met zijn buren. Verdachte handelt dan obsessief en impulsief. Hij heeft bovendien een omgekeerd dag- en nachtritme waardoor hij moeilijk te plaatsen is, aldus deskundige [naam 2] . De rechtbank is van oordeel dat de ten laste gelegde gedragingen in het beeld passen dat deskundige [naam 2] heeft geschetst van verdachte en dat daarom een ambulante behandeling noodzakelijk is.
Ter terechtzitting heeft deskundige [naam 2] verder verklaard dat de bijzondere voorwaarde inhoudende het begeleid wonen op dit moment niet mogelijk is omdat eerst diagnostisch onderzoek zal moeten plaatsvinden en verdachte een behandeling zal moeten ondergaan voordat hij geplaatst kan worden in een beschermd wonen omgeving. De rechtbank legt deze bijzondere voorwaarden inhoudende het begeleid wonen dan ook niet op. Ten aanzien van het contact- en locatieverbod is de rechtbank van oordeel dat deze bijzondere voorwaarden niet noodzakelijk zijn nu verdachte niet meer in de buurt van aangevers woont, hij gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis de opgelegde bijzondere voorwaarden, het locatieverbod en contactverbod, niet heeft overtreden en er geen indicaties zijn waaruit blijkt dat verdachte aangevers (opnieuw) zal lastigvallen.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden, in combinatie met een taakstraf, passend en geboden is. De rechtbank legt op een gevangenisstraf voor de duur van 50 dagen, waarvan 28 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar met aftrek van het voorarrest. De bedoeling is dat het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf gelijk is aan de duur van het voorarrest (van 22 dagen). Het voorwaardelijk deel dient ertoe herhaling te voorkomen en als waarborg voor de op te leggen bijzondere voorwaarden. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 120 uren, zoals geëist door de officier van justitie, gezien de ernst en de duur van het stalkingsgedrag passend en geboden is.
Beslag
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de laptop (Notebook), merk Acer Travelmate 5742, aan de veroordeelde.
8a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake het onder 1 bewezenverklaarde feit. Benadeelde [slachtoffer 1] vordert een bedrag van € 1.250,00, zijnde immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Benadeelde [slachtoffer 2] vordert een bedrag € 3.397,60, bestaande uit € 2.397,60 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde toe te wijzen, waarbij tevens de wettelijke rente wordt toegekend en waarbij de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair is de raadsman van mening dat de materiële kosten dienen te worden afgewezen aangezien deze kosten niet gemaakt hadden hoeven te worden en dienen de immateriële kosten te worden gematigd gelet op de omstandigheden van deze zaak en de rol van aangevers ten opzichte van het tenlastegelegde.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade hebben geleden waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. [slachtoffer 2] heeft een vergoeding gevraagd van de kosten van de beveiligingscamera’s en de kosten van het daaraan verbonden abonnement van vijf jaren. Op zichzelf vindt de rechtbank de beslissing een bewakingscamera op te hangen gerechtvaardigd. Zij begrepen immers van de politie dat er weinig tot geen bewijs was om definitief te kunnen zeggen dat het verdachte was die hen belaagde. De camerabeelden hebben ook daadwerkelijk bijgedragen aan de bewijslevering tegen verdachte. De kosten zijn daarom in beginsel verhaalbaar op grond van artikel 6:96 lid 2 onder b BW. De rechtbank stelt de door benadeelde partij [slachtoffer 2] gevorderde materiële schade in redelijkheid vast op een bedrag groot € 1000,00 omdat onvoldoende duidelijk is waarom is gekozen voor een abonnement van vijf jaren. Voor het meerdere wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De immateriële schade is bij beide benadeelde partijen aannemelijk geworden tot een bedrag van € 500,- elk gelet op alle omstandigheden van het geval; de rechtbank stelt de immateriële schade derhalve vast op laatstgenoemd bedrag voor elk van de benadeelde partijen. Wat betreft het meer of anders gevorderde terzake van immateriële schade zullen de vordering worden afgewezen.

9.De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling

De officier van justitie heeft geëist dat de vordering na voorwaardelijke veroordeling ten uitvoer zal worden gelegd. De raadsman heeft bepleit dat de vordering wordt afgewezen dan wel dat de proeftijd wordt verlengd.
Nu is bewezen dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dient naar het oordeel van de rechtbank de bij vonnis van de politierechter Gelderland, locatie Zutphen van 10 februari 2017 (parketnummer 05/160441-16) voorwaardelijk opgelegde taakstraf van 40 uur, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis ten uitvoer gelegd te worden.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 285b, 57 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de strafvervolging ten aanzien van het ten laste gelegde ‘en/of filet americain’;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 4, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 5;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
50 (vijftig) dagen;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en voorlopige hechtenisdoorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf
in minderingzal worden gebracht;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
28 dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op 3 (drie) jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich zal houden aan de voorwaarden en aanwijzingen van de reclassering, zolang de reclassering dat nodig acht;
- zijn medewerking verleent aan diagnostiek en ambulante begeleiding en behandeling door [naam 3] of een soortgelijke instelling. Hij conformeert zich aan de aanwijzingen die hem door of namens de instelling/behandelaar worden gegeven;
  • geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
  • veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
Beslag
 gelast de
teruggavevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp aan veroordeelde, te weten: een laptop (Notebook), merk Acer Travelmate 5742;
Vorderingen benadeelde partij
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van
€ 500,-vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 april 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 wijst de vordering voor het overige af;
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 2], van een bedrag van
€ 1.500,-(€ 1.000 materiële schade en € 500 immateriële schade) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 april 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 wijst af de vordering voor wat betreft de overigens door de
benadeelde partij [slachtoffer 2]gevorderde immateriële schade;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijkin zijn vordering voor zover het betreft de overigens gevorderde materiële schade;
 legt aan veroordeelde tevens de
verplichting op aan de Staatten behoeve van de benadeelde partijen te betalen, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal hechtenis zal kunnen worden toegepast van na te melden duur zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Vervangende hechtenis
1. [slachtoffer 1] € 500,- 10 dagen;
2. [slachtoffer 2] € 1.500,- 25 dagen;
bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Vordering na voorwaardelijke veroordeling

gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter Gelderland, locatie Zutphen van 10 februari 2017 (parketnummer 05/160441-16), te weten:
een taakstraf voor de duur 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.H. Hovens (voorzitter), mr. M.C. van der Mei en mr. I. Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 december 2018.
mr. F.J.H. Hovens en mr. I.C.E. Draisma zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 3] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018151471, gesloten op 3 mei 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Processen-verbaal van aangifte, p. 31 t/m 36 en 67 t/m 69.
3.Verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 23 november 2018.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 132 en 133.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 140 en 141.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 109.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 111 en 112.
8.De hiervoor genoemde processen-verbaal.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 127.
10.Verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 23 november 2018