Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 14 maart 2018,
- het verkort proces-verbaal, alsmede de aantekeningen van de griffier van de nadere
2.De feiten
3.De verdere beoordeling
- continue pijn van de nek en schouder, met uitstraling en tintelingen,
- continue hoofdpijn, toenemend bij inspanning,
- duizeligheid en misselijkheid,
- overgevoeligheid voor prikkels, zowel licht als geluid (gebruikt oordopjes en een zonnebril),
- concentratie- en geheugenproblemen,
- vermoeidheid, slecht slapen (slaapt onrustig en wordt meermalen per nacht wakker, overdag is ze dan vermoeid, alle activiteiten vermoeien haar dan snel),
- psychische klachten, waaronder angst in het verkeer, geïrriteerd, emotioneel (kan hierdoor geen drukte om zich heen hebben en vermijdt drukke situaties).
“pijn bekken erger ondanks FT. Kan oefeningen niet meer doen en nauwelijks de trap op.”Ten slotte is in dit kader van belang dat [eiseres] op het moment dat het ongeval zich voordeed, onderweg was naar de huisarts vanwege rugklachten.
“een consistent en plausibel geheel van klachten, verschijnselen en stoornissen.En hij aangeeft:
“onomstotelijk staat vast dat de diagnose postwhiplash syndroom gesteld kan worden. (…) In samenhang met het postwhiplashsyndroom ontstond ook een angstsyndroom (c.q. posttraumatische stress syndroom).”, legt zijn advies, naar het oordeel van de rechtbank, tegen de achtergrond van al het voorgaande, onvoldoende gewicht in de schaal. Hierbij is in de eerste plaats van belang dat het niet gaat om een medisch onderzoek van [eiseres] door [persoon B] , waarbij [persoon B] is gevraagd naar de (op dat moment bestaande) klachten bij [eiseres] , maar om een advies op basis van schriftelijke stukken. Voorts is voor de rechtbank van belang dat het advies van [persoon B] dateert van 15 februari 2016. Nadien heeft [persoon C] , medisch adviseur van ASR, tot tweemaal toe, zowel op 23 februari 2016 als op 14 juli 2016 (r.o. 2.13 en 2.15 tussenvonnis) inhoudelijk gereageerd op het advies van [persoon B] . Hij heeft alle pre-existente problematiek bij [eiseres] opgesomd en beschreven waarom hij van mening is dat, uitgaande van deze pre-existente problematiek de conclusie van [persoon B] onjuist is. Ook heeft hij aangegeven dat hij de ketenredenatie - PTSS ontstaan vanwege whiplash - medisch gezien niet kan volgen.