ECLI:NL:RBGEL:2018:4888

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 november 2018
Publicatiedatum
13 november 2018
Zaaknummer
344475
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitoefening van erfdienstbaarheid van overweg en misbruik van recht in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 14 november 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en ProRail B.V. en Railinfratrust B.V. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.W.M. Hagelaars, vorderde dat ProRail c.s. hun recht van erfdienstbaarheid zouden respecteren en de onbewaakte spoorwegovergang in de Zandkampweg te Lunteren niet zouden afsluiten. De gedaagden, vertegenwoordigd door advocaat mr. B.S. ten Kate, voerden verweer en stelden dat de erfdienstbaarheid moest worden opgeheven vanwege veiligheidsredenen en het beleid van de Rijksoverheid om onveilige spoorwegovergangen aan te pakken.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiser een voldoende spoedeisend belang had bij de gevraagde voorzieningen, omdat ProRail c.s. voornemens waren de overweg op korte termijn af te sluiten. De rechter stelde vast dat de eiser als mede-eigenaar van het heersende erf recht had op de erfdienstbaarheid en dat ProRail c.s. niet eigenmachtig de uitoefening van dit recht konden onmogelijk maken. De rechter concludeerde dat er een wanverhouding bestond tussen het belang van de eiser en de algemene belangen van ProRail c.s. en dat de eiser in redelijkheid niet aan de uitoefening van het recht kon vasthouden.

Uiteindelijk werd de vordering van de eiser in beperkte mate toegewezen, waarbij ProRail c.s. werd verboden om de onbewaakte spoorwegovergang verder te ontmantelen dan een voorlopige versperring. ProRail c.s. werden ook veroordeeld in de proceskosten van de eiser. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van belangen bij de uitoefening van erfdienstbaarheden en de rol van de rechter in het beschermen van rechten van partijen in kort geding procedures.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/344475 / KG ZA 18-459
Vonnis in kort geding van 14 november 2018
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. J.W.M. Hagelaars te Nijmegen,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PRORAIL B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Utrecht,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RAILINFRATRUST B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Utrecht,
gedaagden,
advocaat mr. B.S. ten Kate te Arnhem.
Eiser zal hierna [eiser] worden genoemd. Gedaagden zullen afzonderlijk ProRail en Railinfratrust worden genoemd en gezamenlijk ProRail c.s.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 10 van 25 oktober 2018
  • een brief met producties 1 tot en met 11 van 29 oktober 2018 namens ProRail c.s.
  • een brief met productie 12 tot en met 14 namens ProRail c.s.
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 31 oktober 2018
  • de pleitnota van [eiser]
  • de pleitnota van ProRail c.s.
  • de door ProRail c.s. ter gelegenheid van de mondelinge behandeling overgelegde notitie van 30 oktober 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij notariële akte van 14 juni 1900 is (tussen de rechtsvoorgangers van partijen) een recht van erfdienstbaarheid van overweg met betrekking tot een spoorwegovergang in Lunteren ter hoogte van spoorkilometer 22,27 in de spoorlijn [Ede-Barneveld] (hierna te noemen: de overweg) gevestigd (hierna: de erfdienstbaarheid van overweg). [eiser] is, samen met de erven [naam A] , rechthebbende van de erfdienstbaarheid van overweg. Het heersend erf, waarvan [eiser] en de erven [naam A] gezamenlijk eigenaar zijn, wordt gevormd door een particuliere weg, de Zandkampweg, gelegen achter onder andere de woning van [eiser] . Het dienend erf wordt gevormd door een deel van de (ondergrond van de) spoorweg [Ede-Barneveld] ter plaatse van de overweg. Railinfratrust is eigenaar van het dienend erf.
2.2.
Anders dan met waarschuwingsborden is de overweg niet beveiligd.
2.3.
Railinfratrust is eigenaar van (vrijwel) alle spoorwegen in Nederland. Het feitelijk beheer van het spoor – en de communicatie daarover – wordt gevoerd door ProRail, 100% dochter van Railinfratrust. ProRail heeft daartoe van Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, thans Infrastructuur en Waterstaat (hierna: Staatssecretaris van I&W), een concessie als bedoeld in artikel 16 Spoorwegenwet verkregen. De aandelen van Railinfratrust zijn in bezit van de Staat. Railinfratrust en ProRail hebben hetzelfde bestuur.
2.4.
Vanaf 2012 is ProRail belast met de uitvoering van het Landelijk Verbeterprogramma Overwegen (LVO). Het doel van het LVO is het voorkomen van aanrijdingen op spoorwegen. De meeste overwegen zijn beveiligd met een zogenaamde AHOB-installatie, bestaande uit automatische halve overwegbomen, (rinkelende) bellen en (knipperende) lichten. Er is echter ook nog een aantal overwegen, zoals de onderhavige overweg, niet beveiligd. Dit betreft de zogenoemde Niet Actief Beveiligde Overweg (hierna: NABO). In het LVO wordt een groot aantal generieke maatregelen beschreven; het behandelt de NABO’s niet als aparte categorie.
2.5.
Naar aanleiding van diverse ongelukken op zogenoemde NABO’s is op 16 april 2015 de beleidsnota Plan van Aanpak Niet Actief Beveiligde Overwegen van ProRail verschenen. Hierin staat onder meer het volgende:
“Op dit moment wordt het Landelijk Verbeterprogramma Overwegen (LVO) uitgevoerd. Dit programma geeft invulling aan de opgave, zoals opgenomen in het Regeerakkoord (Rutte II), om het aantal overwegincidenten te verminderen. De focus van dit programma is het verbeteren van de veiligheid en de vlotte doorstroming van weg- en treinverkeer op overwegen. Dit betreft voornamelijk reeds beveiligde overwegen, waar relatief veel wegverkeer gebruik van maakt. Deze overwegen zijn voornamelijk in stedelijk gebied gelegen. Deze overwegen hebben een hoger dan gemiddeld risicoprofiel.
(…)
De huidige aanpak ten aanzien van NABO’s heeft niet geleid tot het tot 0 reduceren van het aantal NABO’s.
Een ontbrekende schakel in het verminderen van het aantal incidenten is dan ook een specifieke en gerichte aanpak van NABO’s. (…)”
2.6.
Bij brief van 19 december 2016 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2016-2017, 29 893, nr. 208), heeft de Staatssecretaris van I&W € 25 miljoen extra budget ter beschikking gesteld voor de aanpak van NABO’s.
2.7.
Bij brief van 12 juli 2018 (IENW/BSK-2018/57341) heeft de Staatssecretaris van I&W wederom € 25 miljoen extra ter beschikking gesteld voor het programma NABO en is tevens de ambitie uitgesproken om de uitvoering van het NABO-programma te versnellen.
2.8.
Behalve [eiser] en [naam A] zijn er nog tien andere eigenaren van heersende erven die gerechtigd zijn tot de erfdienstbaarheid van overweg ter plaatse van de Zandkampweg. In het kader van het LVO en voormeld plan van aanpak is ProRail begin 2018 in overleg getreden met alle, in totaal twaalf, eigenaren van de heersende erven in Lunteren ter zake van de opheffing van de NABO in de Zandkampweg te Lunteren. Met negen van deze eigenaren heeft Prorail overeenstemming bereikt over de opheffing van de erfdienstbaarheid van overweg. Een andere eigenaar heeft zijn woning verkocht en met twee eigenaren, waaronder [eiser] , is geen overeenstemming bereikt.
2.9.
ProRail heeft bij brief van 17 oktober 2018 het volgende aan [eiser] bericht:
“Het Ministerie van IenW heeft ProRail opdracht gegeven om de NABO’s op het Nederlandse Reizigersnet op te heffen.
ProRail heeft dan ook het voornemen de niet actief beveiligde overweg met bovengenoemd kenmerk in de gemeente Ede op te heffen. Deze opheffing gaat op korte termijn feitelijk plaats vinden.
(…)
Teneinde de opheffing juridisch te formaliseren en de erfdienstbaarheid door te halen in het kadaster, vraagt ProRail uw medewerking. Wij verzoeken u afstand te doen van de erfdienstbaarheid welke verband houdt met de mogelijkheid van deze spoorpassage. Mogelijk dat schade wordt geleden welke in dit kader voor vergoeding in aanmerking komt.
(…)
ProRail is van mening dat u geen schade zult lijden ten gevolge van het opheffen van de spoorwegovergang Zandkamp. U oefent geen bedrijfsmatige activiteit uit, waarvoor geldt dat het kunnen gebruiken van de spoorwegovergang van belang is voor uw bedrijfsuitvoering. Daarnaast ligt op 75 meter ten zuiden van de spoorwegovergang Zandkamp een middels automatische halve overwegbomen (ahob) beveiligde openbare spoorwegovergang.
(…)
Zoals eerder al genoemd, is ProRail van mening dat u geen schade zult lijden ten gevolge van het opheffen van de spoorwegovergang. Voor zoveel nodig biedt ProRail u, gezien de vereisten die de Onteigeningswet stelt, een symbolische vergoeding € 1,- als vergoeding voor het verlies van uw zakelijk recht tot het gebruik van de spoorwegovergang Zandkamp.
Ondanks het feit dat ProRail op dit moment niet met u tot overeenstemming kan komen, is mede in overleg met de gemeente Ede besloten om op 1 november 2018 de huidige spoorwegovergang Zandkamp te ontmantelen. De gemeente en ProRail zijn van mening dat een spoorwegovergang als de Zandkamp vanuit het veiligheidsprincipe niet past in de bebouwde kom van een dorp als Lunteren.(…)”

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
I. ProRail c.s. zal gebieden zijn recht van erfdienstbaarheid te respecteren zolang die erfdienstbaarheid niet is opgeheven en te gehengen en te gedogen dat hij en de zijnen ongehinderd gebruik maken van de overweg in de spoorlijn Ede-Barneveld ter hoogte van spoorkilometer 22,27, gelegen in het perceel kadastraal bekend gemeente Lunteren, sectie K nummer 6969,
II. ProRail c.s. zal verbieden de overweg in de spoorlijn [Ede-Barneveld] ter hoogte van spoorkilometer 22,27, gelegen in het perceel kadastraal bekend gemeente Lunteren, sectie K nummer 6969 af te sluiten, op te heffen of anderszins onbegaanbaar, minder begaanbaar, ongeschikt of minder geschikt te maken voor het gebruik als spoorwegovergang,
III. een en ander op straffe van een dwangsom van € 100.000,00 ineens, of een zodanige dwangsom als de voorzieningenrechter in goede justitie zal vaststellen,
subsidiair:
IV. (een) maatregel(en) te nemen die de voorzieningenrechter in goede justitie passend acht en die recht doet (doen) aan de rechten en belangen van [eiser] ,
in alle gevallen:
V. ProRail c.s. te veroordelen in de kosten van deze procedure aan de zijde van [eiser] alsook in de nakosten te begroten op € 157,00 of op € 239,00 in geval van betekening, alle te verhogen met de wettelijke rente indien ProRail c.s. niet binnen 14 kalenderdagen aan het vonnis voldoet.
3.2.
ProRail c.s. voeren gemotiveerd verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van [eiser] in de kosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
[eiser] heeft een voldoende spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen, omdat ProRail c.s. voornemens zijn de overweg op korte termijn af te sluiten met betonblokken, waarmee voor [eiser] de uitoefening van zijn erfdienstbaarheid van overweg onmogelijk wordt gemaakt.
4.2.
Tussen de partijen is niet in geschil dat [eiser] als mede-eigenaar van het heersende erf krachtens erfdienstbaarheid een recht van overweg heeft ten laste van Railinfratrust als eigenaar van de grond onder de spoorbaan, die ter plaatse van de overweg als dienend erf heeft te gelden. Het staat ProRail c.s. niet vrij eigenmachtig de uitoefening van het recht van overweg van [eiser] onmogelijk te maken door de overweg met betonblokken af te sluiten. Indien ProRail c.s. menen dat (de uitoefening van) het recht van overweg moet eindigen, dan zullen zij die beëindiging langs juridische weg moeten nastreven zoals dat binnen de Nederlandse rechtsorde betaamt. Dat is niet anders indien ProRail c.s. van mening mochten zijn dat juridische procedures te veel tijd kosten. Voor het geval er zodanig spoedeisende omstandigheden met afsluiting van de overweg waarom het hier gaat zouden zijn gemoeid dat de uitkomst van een (bodem)procedure om tot beëindiging te komen niet kan worden afgewacht, hebben ProRail c.s. de mogelijkheid om in kort geding een voorlopige voorziening te vragen. Het betaamt niet dat ProRail c.s. met voorbijgaan van dit alles eigenmachtig tot afsluiting van de overweg en tot verhindering van de uitoefening van het recht van erfdienstbaarheid overgaan.
4.3.
Ondertussen is nu in deze procedure in wezen het inhoudelijke debat gevoerd dat ook gevoerd zou zijn indien ProRail c.s. zelf het initiatief hadden genomen voor het verkrijgen van een voorlopige voorziening tot afsluiting van de spoorwegovergang vooruitlopend op de uitkomst van een procedure tot beëindiging van het recht van overweg. Om een herhaling van dit kort geding te voorkomen, zal de voorzieningenrechter daarom een oordeel over het gevoerde inhoudelijke debat geven en aan de hand daarvan op de in wezen spiegelbeeldige vordering van [eiser] beslissen. ProRail c.s. hebben voor hun standpunt dat de erfdienstbaarheid moet worden beëindigd verschillende juridische scenario’s genoemd op grond waarvan dat zou kunnen geschieden, zoals wederzijds goedvinden, onteigening en opheffing. Alleen dat laatste scenario hebben zij enigszins juridisch uitgewerkt door zich te beroepen op misbruik van bevoegdheid. Hierna zal daarom alleen op het scenario van opheffing worden ingegaan.
4.4.
Het burgerlijk wetboek voorziet in de artikelen 5:78 en 5:79 in mogelijkheden tot opheffing van een erfdienstbaarheid door de rechter. Volgens artikel 5:78 BW kan een erfdienstbaarheid worden opgeheven -kort gezegd- op grond van onvoorziene omstandigheden of indien het voortbestaan van de erfdienstbaarheid in strijd is met het algemeen belang. Artikel 5:78 BW kan hier echter geen toepassing vinden. In artikel 165 Overgangswet NBW is bepaald dat een erfdienstbaarheid die, zoals de onderhavige erfdienstbaarheid van overweg, reeds bestond op het moment van inwerkingtreding van het nieuwe burgerlijk wetboek (in 1992) niet uit hoofde van artikel 5:78 BW kan worden opgeheven. Onvoorziene omstandigheden en het algemeen belang kunnen dus geen grond opleveren voor opheffing van een erfdienstbaarheid die al voor 1992 bestond op de voet van artikel 5:78 BW. Volgens artikel 5:79 BW, dat wel op ‘oude’ erfdienstbaarheden van toepassing is, kan, voor zover hier van belang, een erfdienstbaarheid worden opgeheven indien de eigenaar van het heersende erf bij de uitoefening geen redelijk belang meer heeft en ook niet aannemelijk is dat dit zal terugkeren. Onderzocht zal dus moeten worden of [eiser] geen redelijk belang meer heeft bij de overweg en of aannemelijk is dat dit niet zal terugkeren. Volgens het geldende recht zal daarvoor alleen naar de belangen van [eiser] mogen worden gekeken, niet ook naar die van ProRail c.s.. Er kan anders gezegd niet een afweging van belangen plaatsvinden (HR 28 maart 2014 NJ 2014/525). Nu gaat het bij de wens tot afsluiting niet alleen om belangen van ProRail c.s., maar vooral om het algemeen belang, dat wil zeggen de algemene belangen die gemoeid zijn met de verkeersveiligheid. Ook die kunnen in beginsel niet worden meegewogen omdat dit in strijd zou zijn met artikel 165 Overgangswet dat opheffing wegens strijd met het algemeen belang op de voet van artikel 5:78 BW uitsluit.
4.5.
Niet kan worden gezegd dat een redelijk belang van [eiser] bij de uitoefening van de erfdienstbaarheid op zichzelf genomen ontbreekt. [eiser] gebruikt de overweg naar zijn onbetwiste stelling dagelijks om zich naar de aan de andere kant van de spoorlijn gelegen wijk van Lunteren te begeven. Het staat vast dat dit voor hem de kortste weg is vanaf zijn erf. Gebruikmaking van de verderop gelegen bewaakte spoorwegovergang vergt een omweg, zij het een geringe. Het is bovendien niet gezegd dat van de verderop gelegen bewaakte spoorwegovergang in de toekomst in beide rijrichtingen gebruik gemaakt kan blijven worden, wat de mogelijkheid van een veel grotere omweg impliceert. Dit laat onverlet dat weging van het belang van [eiser] bij uitoefening van het recht van overweg tegen de belangen die aan de zijde van ProRail c.s. gemoeid zijn met sluiting van de onbewaakte overweg tot de conclusie zou kunnen voeren dat [eiser] misbruik van uitoefening van dat recht maakt. Voor zover hier van belang kan dat alleen het geval zijn indien [eiser] in redelijkheid niet aan de uitoefening van het recht kan vasthouden gezien de onevenredigheid van het belang van hemzelf dat met uitoefening is gediend en de belangen aan de zijde van ProRail c.s. die daardoor worden geschaad. Deze maatstaf noopt tot grote terughoudendheid. Van misbruik in deze zin kan alleen sprake zijn in geval van een evidente wanverhouding van de belangen. Bovendien is in kort geding dan nog de vraag of belangen aan de zijde van ProRail c.s. op korte termijn maatregelen vergen.
4.6.
De belangen aan de zijde van ProRail c.s. zijn voor een niet onbelangrijk deel gelegen in algemene belangen die gemoeid zijn met de verkeersveiligheid. Zoals gezegd kunnen die op zichzelf niet tot opheffing van de erfdienstbaarheid leiden. Die belangen zijn wel van het nodige gewicht omdat met spoorwegongelukken veelal mensenlevens zijn gemoeid en spoorwegongelukken ook grote gevolgen hebben voor treinpersoneel, reizigers, hulpdiensten en het treinverkeer als zodanig. Het beleid van de Rijksoverheid is erop gericht onveilige spoorwegovergangen aan te pakken. ProRail is in het kader daarvan belast met uitvoering van het Landelijk Verbeterprogramma Overwegen. Voorts is blijkens de beleidsnota Plan van Aanpak Niet Actief Beveiligde Overwegen uit 2015 prioriteit gegeven aan de aanpak van onbewaakte overwegen (NABO’s). De Staatssecretaris van I&W heeft het overwegenbeleid nadien nog verder aangescherpt en gelden beschikbaar gesteld. Met de verbetering van veiligheid van overwegen is een breed gedragen en evident algemeen belang gemoeid. Daarmee is niet gezegd dat de nagestreefde verbetering van de veiligheid steeds tot algehele afsluiting van onbewaakte overwegen moet leiden. Ook andere maatregelen daartoe zijn denkbaar. Zo zou de onderhavige overweg beveiligd kunnen worden met een AHOB-installatie. ProRail c.s. hebben onbetwist aangevoerd dat de aanleg daarvan € 800.000,- à € 900.000,- zou kosten. Dat zijn in de eerste plaats hoge kosten in aanmerking genomen dat het om een beperkt aantal gerechtigden tot de overweg gaat, terwijl ProRail c.s. met bijna ieder van hen tot overeenstemming zijn gekomen omtrent afstand van de erfdienstbaarheid. Daarbij komt dat zich circa 75 meter verderop in de Veenweg een met AHOB-installatie beveiligde overweg bevindt. Op het gebruik van de onbewaakte overweg in de Zandkampweg hebben dus nog slechts enkele omwonenden recht, terwijl het voor hen nauwelijks een omweg of anderszins moeite is gebruik te maken van de beveiligde overweg in de Veenweg. Wel is het klaarblijkelijk zo dat ook andere dan de gerechtigden krachtens erfdienstbaarheid gebruik maken van de onbewaakte overweg omdat de Zandkampweg, hoewel mede-eigendom van [eiser] en een buurman, een openbare weg is. Het is de vraag of ProRail c.s. het gebruik van de overweg door die anderen moeten dulden, maar het feit dat die overweg ook door anderen wordt gebruikt, onder wie schoolkinderen, onderstreept anderzijds het belang om maatregelen te treffen.
4.7.
Alles overziende moet worden geconcludeerd dat er een wanverhouding bestaat tussen enerzijds het belang van [eiser] bij de erfdienstbaarheid en anderzijds de algemene belangen die mede door ProRail c.s. worden behartigd en de specifieke belangen van ProRail c.s. die door de instandhouding worden geschaad. [eiser] kan er in redelijkheid niet aan blijven vasthouden dat ProRail c.s. de overweg in de Zandkampweg voor hem in stand houden, in aanmerking genomen dat dit gezien het beleid met betrekking tot de aanpak van NABO’s tot beveiliging moet leiden tegen hoge kosten voor ProRail c.s., terwijl even verderop een beveiligde spoorwegovergang is en niet gesteld of gebleken is dat in verband met de verkeersafwikkeling voor een tweede beveiligde overweg min of meer pal naast de bestaande thans enige noodzaak bestaat. Weliswaar zijn door de Staatsecretaris I&W gelden ter beschikking gesteld voor de aanpak van NABO’s, maar het ligt voor de hand dat dit geld wordt aangewend voor beveiliging van NABO’s met instandhouding als overweg waarvan een zwaarwegender belang is gemoeid dan bij de onderhavige overweg. Dat een aanmerkelijk zwaarder wegend belang van [eiser] bij de onderhavige erfdienstbaarheid in de toekomst zal terugkeren is vooralsnog niet aannemelijk. Het is voldoende waarschijnlijk dat in een eventuele door ProRail c.s. te entameren bodemprocedure de erfdienstbaarheid zal worden opgeheven omdat verdere uitoefening van het recht misbruik van bevoegdheid zal opleveren.
4.8.
Bij deze stand van zaken kan niet worden gezegd dat ProRail c.s. onrechtmatig, want in strijd met een recht waarvan reeds nu gezegd kan worden dat het in redelijkheid niet meer kan worden uitgeoefend, handelt door de onbewaakte overweg in de Zandkampweg reeds nu af te sluiten. ProRail c.s. hebben een voldoende belang om dat op korte termijn vooruitlopend op een bodemprocedure te doen. Weliswaar kan niet worden vastgesteld dat de onderhavige overweg verhoudingsgewijs veel gevaarlijker is dan andere, maar het neemt niet weg dat ook deze overweg zoals alle andere NABO’s gevaar oplevert en het beleid erop is gericht NABO’s met prioriteit aan te pakken. Uit de door ProRail c.s. overgelegde stukken blijkt overigens dat zich in de afgelopen decennia ook bij de onderhavige onbewaakte overweg incidenten hebben voorgedaan. Voorts verdient tweeërlei aantekening. In de eerste plaats mogen de maatregelen die ProRail c.s. treffen vooralsnog niet zo ver gaan dat het gehele spoorwegovergang wordt ontmanteld. Slechts een voorlopige en niet onomkeerbare versperring van de toegang tot de overweg moet geoorloofd worden geacht zolang de erfdienstbaarheid niet in een bodemprocedure is opgeheven. In de tweede plaats is met dit vonnis niets beslist omtrent de eventuele rechten van anderen. Over de vraag of de versperring verenigbaar is met het karakter van openbare weg is in dit vonnis geen oordeel gegeven. De partijen in deze procedure hebben daarover ook geen debat gevoerd.
4.9.
Gezien het voorgaande zal de vordering onder II. in zeer beperkte mate worden toegewezen en zullen de vorderingen voor het overige worden afgewezen. Een dwangsom zal niet worden opgelegd omdat verwacht mag worden, zoals ProRail c.s. ook hebben verklaard, dat zij dit vonnis zullen naleven. ProRail c.s. zullen in de kosten worden veroordeeld omdat de voorgenomen eigenmachtige sluiting tegen de wil van de rechthebbende zonder een voorafgaande rechterlijke toetsing niet geoorloofd is en [eiser] in die zin op goede gronden de onderhavige procedure is begonnen. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 98,01
- griffierecht 291,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.369,01

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt ProRail c.s. elke verdergaande ontmanteling van de onbewaakte spoorwegovergang in de Zandkampweg te Lunteren dan een voorlopige en niet onomkeerbare versperring door middel van de voorgenomen afsluiting met betonelementen zolang de erfdienstbaarheid van [eiser] niet is opgeheven,
5.2.
veroordeelt ProRail c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot aan de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.369,01, waarin begrepen € 980,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt ProRail, onder de voorwaarde dat zij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [eiser] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 157,00 aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2018.