ECLI:NL:RBGEL:2018:4786

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 november 2018
Publicatiedatum
7 november 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 704
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit korpschef politie inzake compensatie voor Onvermijdelijk Verzwarende Werkomstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 8 november 2018 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de korpschef van politie. Eiser, werkzaam als Operationeel Begeleider B, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 9 januari 2018, waarin zijn verzoek om een hogere compensatie voor Onvermijdelijk Verzwarende Werkomstandigheden (OVW) ongegrond werd verklaard. Eiser ontving eerder een compensatie bestaande uit een eenmalige financiële tegemoetkoming en extra periodieken, maar vond deze ontoereikend. Hij stelde dat de korpschef erkende dat er een weeffout in het functiegebouw was, wat niet in zijn voordeel was verholpen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het besluit van de korpschef van 3 januari 2017, dat de basis vormde voor de compensatie, geen wettelijke grondslag had en dus als buitenwettelijk begunstigend beleid moet worden beschouwd. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de consistentie van de toepassing van dit beleid door de korpschef. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: 18/704

uitspraak van de meervoudige kamer van 8 november 2018

in de zaak tussen

[naam 1] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. W.J. Dammingh),
en

de korpschef van politie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 24 augustus 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser een compensatie toegekend, bestaande uit een eenmalige financiële tegemoetkoming ter grootte van zijn eindejaarsuitkering over 2016 en drie extra periodieken voor Onvermijdelijk Verzwarende Werkomstandigheden (OVW) met ingang van 1 januari 2017.
Bij besluit van 9 januari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is, tezamen met de zaken 17/6385, 17/6394, 17/6426, 17/6427, 18/874, 18/892, 18/910, 18/939 en 18/1767, gevoegd behandeld op de zitting van 10 oktober 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B. van den Bergh, mr. H.J. de Wit en F.J.H. Günther.
In de zaken 17/6385, 17/6394, 17/6426, 17/6427, 18/874, 18/892, 18/910, 18/939 en 18/1767 wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. In het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 2008-2010 is onder meer
afgesproken dat voor de sector Politie landelijk een nieuw functiegebouw zal gaan gelden. Er is vervolgens een stelsel van 92 organieke functies met daarbij behorende functiebeschrijvingen ontwikkeld, voorzien van een waardering per organieke functie. Aan de functies zijn daar waar nodig geacht werkterreinen, aandachtsgebieden en specifieke functionaliteiten gekoppeld. Dit geheel wordt aangeduid als het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) en is door de voormalige Minister van Veiligheid en Justitie (hierna: de Minister) vastgelegd in de Regeling vaststelling LFNP. Invoering van het LFNP geschiedt in stappen, hetgeen is beschreven in de Regeling overgang naar een LFNP‑functie (hierna: de Regeling), vastgesteld door de Minister op 8 mei 2013 en gepubliceerd in de Staatscourant. [1]
De korpschef heeft in brieven van 31 juli 2013 en 8 augustus 2013, gericht aan alle medewerkers, benadrukt dat de vertraging in de toekenning van de LFNP-functie geen financiële gevolgen voor hen heeft. Uitkering van financiële aanspraken die samenhangen met de toekenning van een LFNP-functie, vindt met terugwerkende kracht plaats.
Eiser is werkzaam geweest in de voormalige korpsfunctie van Docent B MBO bij de Politieacademie. Bij besluit van 16 december 2013 is hij met ingang van 1 januari 2012 overgegaan naar de LFNP-functie van Docent B in het domein Ondersteuning, vakgebied Docenten. Deze functie geeft geen recht op een OVW-toelage. Dit besluit is in rechte vast komen te staan.
Bij brief van 23 september 2014 heeft de Politieacademie de Minister verzocht om enkele aanpassingen in het LFNP aan te brengen, onder meer omdat daarin geen rekening was gehouden met het geven van politieonderwijs in de operationele uitvoeringspraktijk door executieve politieambtenaren. De Minister heeft deze kwestie ingebracht in het Centraal Georganiseerd Overleg Politieambtenaren (CGOP). In februari 2016 is in het CGOP overeenstemming bereikt over een structurele oplossing en de termijn daarvoor. Vervolgens zijn de functies van Operationeel Begeleider B (schaal 9) en Operationeel Begeleider A (schaal 10) ontwikkeld. In april 2016 is een voorgenomen besluit tot vaststelling van deze twee nieuwe LFNP-functies doorgeleid naar het CGOP. Op 2 juni 2016 is het protocol dynamisch beheer en onderhoud (process-flow) in het CGOP vastgesteld. Het CGOP heeft op 7 juli 2016 ingestemd met de voorgestelde aanpassing van het LFNP. Op 24 april 2017 is de Regeling van de Minister van 11 april 2017, houdende wijziging van de vaststelling van de Regeling vaststelling LFNP, in de Staatscourant gepubliceerd. [2] Deze wijziging is met terugwerkende kracht met ingang van 7 juli 2016 in werking getreden en houdt onder meer in dat in bijlage 1, behorende bij artikel 3, eerste lid, van de Regeling vaststelling LFNP in het domein Uitvoering het vakgebied Operationele Begeleiding is toegevoegd met daarin de functies van Operationeel Begeleider B en Operationeel Begeleider [naam 2] van deze functies is het trainen, begeleiden en coachen van politiemedewerkers en teams tijdens de uitvoering van hun operationele werkzaamheden in de openbare ruimte. Deze functies geven recht op een OVW-toelage.
De korpsleiding heeft op 3 januari 2017 besloten om de medewerkers die geplaatst worden op deze nieuwe LFNP-functies een compensatie toe te kennen, bestaande uit enerzijds een financiële tegemoetkoming en anderzijds een direct hogere inschaling in de OVW-periodiekenreeks. Er is een commissie ingesteld voor de nadere uitwerking, berekening en vaststelling van de compensatie voor elke daarvoor in aanmerking komende medewerker.
Bij besluit van 20 april 2017 heeft verweerder eiser met ingang van 1 januari 2017 geplaatst op de functie van Operationeel Begeleider B en hem met ingang van dezelfde datum een OVW-toelage toegekend. Het daartegen door eiser gemaakte bezwaar is bij besluit van 23 oktober 2017 ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiser afzonderlijk beroep ingesteld.
2. Verweerder heeft eiser vanwege de lange tijd dat de procedure tot vaststelling van de functie van Operationeel Begeleider B heeft geduurd een compensatie toegekend, bestaande uit een eenmalige financiële tegemoetkoming ter grootte van zijn eindejaarsuitkering over 2016 en drie extra OVW-periodieken met ingang van 1 januari 2017.
3. Eiser voert aan dat de toegekende compensatie ontoereikend is. Hij stelt in dit verband dat verweerder heeft erkend dat in het oorspronkelijke LFNP sprake is van een weeffout, in het bijzonder omdat daarin onvoldoende rekening is gehouden met het geven van politieonderwijs in de operationele uitvoeringspraktijk. Eiser is van mening dat hij er niet de dupe van mag worden dat deze fout pas met de wijziging van de Regeling vaststelling LFNP van 11 april 2017 is hersteld. Eiser beroept zich op de brieven van de korpschef van 31 juli 2013 en 8 augustus 2013, waarin wordt aangegeven dat de vertraging in het toekennen van de LFNP-functie geen financiële gevolgen heeft en uitkering van financiële aanspraken die samenhangen met de toekenning van een LFNP-functie met terugwerkende kracht plaatsvindt. De onvermijdelijk verzwarende werkomstandigheden zijn altijd aanwezig geweest in de functie van eiser. De toegekende compensatie is in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
4.1.
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4.2.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het besluit van de korpsleiding van 3 januari 2017 een besluit van algemene strekking is dat slechts beperkt toetsbaar is. Daarbij is verwezen naar artikel 8:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en rechtsoverweging 4.2.2. van de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 2 november 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3801 tot en met 3803.
4.3.
De rechtbank stelt vast dat het besluit van verweerder van 3 januari 2017 geen grondslag vindt in enig wettelijk voorschrift. Daarmee heeft dit besluit het karakter van buitenwettelijk begunstigend beleid. Volgens vaste rechtspraak dient de bestuursrechter het bestaan en de inhoud van dergelijk beleid als een gegeven te aanvaarden en is de rechterlijke toetsing beperkt tot de vraag of het bestuursorgaan het beleid consistent heeft toegepast. De bestuursrechter kan niet treden in de vraag of het beleid redelijk is. [3] Er bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder het beleid niet consistent heeft toegepast.
4.4
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. van Gijn, voorzitter, mr. M.P. Bos en mr. P.L. de Vos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.A. Kajim-Panjer, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 8 november 2018
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Staatscourant 2013, nr. 13141.
2.Staatscourant 2017, nr. 22386.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 11 januari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1