ECLI:NL:RBGEL:2018:4748

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 november 2018
Publicatiedatum
5 november 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 1001
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-beschikking en wijziging van beroepsgronden in strijd met goede procesorde

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 9 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] B.V. en de heffingsambtenaar van de gemeente Zevenaar over de waarde van een onroerende zaak. Eiseres, [X] B.V., heeft bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking van 14 februari 2017, waarin de waarde van het object op € 834.000 is vastgesteld. Tijdens de procedure heeft eiseres haar standpunt meerdere keren gewijzigd, eerst pleitend voor een lagere waarde, vervolgens voor een hogere waarde, en kort voor de zitting weer voor een lagere waarde. De rechtbank heeft geoordeeld dat deze wijzigingen in strijd zijn met de goede procesorde, omdat verweerder niet in staat was adequaat te reageren op de laatste wijziging van de beroepsgronden. De rechtbank heeft de brief van 23 oktober 2018, waarin eiseres haar standpunt wijzigde, buiten beschouwing gelaten omdat deze te laat was ingediend. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RechtbanK gelderland
Team belastingrecht
zaaknummer: AWB 18/1001

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

9 november 2018 in de zaak tussen

[X] B.V., gevestigd te [Z] , eiseres(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ),

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Zevenaar, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 1 februari 2018 waarin het bezwaar van eiseres tegen na te noemen beschikking ongegrond is verklaard.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2018. Namens eiseres is verschenen de gemachtigde. Namens verweerder is verschenen mr. [gemachtigde] .

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Verweerder heeft bij beschikking van 14 februari 2017 (hierna: de beschikking) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [A-straat 1] te [Z] (hierna: het object), op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken op waardepeildatum 1 januari 2016 voor het kalenderjaar 2017 vastgesteld op € 834.000.
2. Eiseres heeft tegen de beschikking bezwaar gemaakt.
3. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
4. Eiseres is huurder en gebruiker van het object, een winkelpand met een oppervlakte van ongeveer 1.892 m². Het bouwjaar is 1998.
5. In geschil is de waarde van het object op de waardepeildatum.
6. In het inleidend beroepschrift heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat verweerder een lagere waarde voor het object had moeten vaststellen. In het aanvullend beroepschrift van 12 oktober 2018 heeft eiseres vervolgens aangevoerd dat verweerder een hogere waarde voor het object had moeten vaststellen. Volgens eiseres had verweerder namelijk een kapitalisatiefactor van 8,6 in plaats van 8,0 moeten hanteren. Bij brief van 23 oktober 2018, ontvangen door de rechtbank op 25 oktober 2018, heeft eiseres haar standpunt nogmaals gewijzigd onder verwijzing naar een bijgevoegde kopie van een huurovereenkomst. Tijdens de zitting heeft eiseres een lagere waarde bepleit, te weten van € 799.000. Volgens eiseres is verweerder ten eerste uitgegaan van een verkeerde oppervlakte van het object. Dit zou blijken uit de huurovereenkomst. Verder heeft verweerder ter onderbouwing van de taxatie onvoldoende gegevens verstrekt. Tot slot is de wijze waarop eiseres is gehoord niet deugdelijk nu eiseres slechts is aangehoord tijdens de hoorzitting. Er had volgens eiseres een uitwisseling van standpunten moeten plaatsvinden.
7. De rechtbank overweegt dat het is toegestaan dat een partij nadere argumenten, nadere gegevens of nadere stukken, ter onderbouwing van een eerdere beroepsgrond indient, tenzij dat in strijd is met een goede procesorde. Hetzelfde geldt voor een wijziging van de beroepsgronden. Voor de indiening van stukken geldt in het bijzonder dat de stukken uiterlijk op de elfde dag voor de zitting moeten zijn ingediend. Dit volgt uit artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). De achtergrond van deze zogenaamde 10-dagentermijn is dat tien volle dagen beschikbaar moeten zijn voor de rechter en voor de wederpartij(en) voor het bestuderen van alle stukken en voor de voorbereiding van de behandeling ter zitting.
8. De rechtbank heeft de brief van 23 oktober 2018, met bijbehorende bijlage, buiten beschouwing gelaten aangezien deze één dag voor de zitting is ontvangen hetgeen in strijd is met het bepaalde in artikel 8:58 van de Awb (vergelijk Hoge Raad 16 maart 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0721).
9. De rechtbank is verder van oordeel dat de laatste wijziging van de beroepsgronden in strijd is met een goede procesorde. Verweerder heeft pas tijdens de zitting vernomen dat eiseres niet een hogere waarde maar een lagere waarde bepleitte waarbij eiseres dit standpunt wilde onderbouwen met een kopie van een huurovereenkomst waarvan verweerder nog geen kennis had kunnen nemen. Eiseres had dit gewijzigde standpunt in een eerder stadium bekend kunnen maken. Verder had zij de huurovereenkomst eerder aan de rechtbank moeten toezenden. Gelet op het tijdstip van de bekendmaking daarvan, was het voor verweerder niet meer mogelijk om adequaat te reageren op de nieuwe beroepsgronden en de onderbouwing daarvoor. Dat eiseres aanvankelijk een lagere waarde had bepleit, maakt die conclusie niet anders aangezien verweerder en de rechtbank er tot de zitting vanuit waren gegaan dat eiseres een hogere waarde bepleitte. Dat betekent dat de nieuwe beroepsgronden buiten beschouwing blijven. Omdat eiseres de beroepsgrond dat verweerder een hogere waarde had moeten vaststellen, heeft laten vervallen zal de rechtbank ook daarover geen oordeel geven.
10. Het beroep is dan ook ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.J. Zippelius, rechter, in aanwezigheid van mr. R.W.H. van Brandenburg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 november 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.