ECLI:NL:RBGEL:2018:4675

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 november 2018
Publicatiedatum
1 november 2018
Zaaknummer
05/740476-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor meermalen seksueel misbruik van een minderjarige

Op 1 november 2018 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een man, geboren in 1969, die beschuldigd werd van meermalen seksueel binnendringen van een minderjarige en ontuchtige handelingen met een minderjarige. De feiten vonden plaats tussen 6 februari 2001 en 6 februari 2002, waarbij het slachtoffer, een meisje, op dat moment nog geen twaalf jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die op dat moment op het slachtoffer paste, zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige seksuele misdragingen. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer, haar moeder en getuigen als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die stelde dat de verklaringen tegenstrijdig waren. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen heeft gepleegd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden en moet een schadevergoeding betalen aan het slachtoffer. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische gevolgen van de misdragingen voor het slachtoffer en de ernst van de feiten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bescherming van minderjarigen tegen seksueel misbruik en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/740476-16
Datum uitspraak : 1 november 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1969 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] .
Raadsman: mr. R.I. van Haneghem, advocaat te Rotterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 18 oktober 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 6 februari 2001 tot 6 februari 2003
in de gemeente [adres 2] ,
(telkens) met [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] ),
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte meermalen,
althans éénmaal, zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gedrukt/gebracht;
2.
hij in of omstreeks de periode van 6 februari 2001 tot 6 februari 2003
in de gemeente [adres 2] ,
(telkens) met [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] ),
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd,
bestaande uit het meermalen, althans éénmaal:
- betasten en/of aanraken van en/of wrijven over de vagina, althans schaamstreek van die [slachtoffer] en/of
- door die [slachtoffer] laten vastpakken en/of vasthouden van en/of laten trekken aan
zijn, verdachtes, penis;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Aangeefster [slachtoffer] (verder: [slachtoffer] ) is geboren op [geboortedatum 2] . [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan beide feiten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat alle bewijsmiddelen uit het dossier voortkomen uit één bron, namelijk de verklaring van aangeefster. Aangeefster is een kwetsbaar persoon. Haar verklaringen zijn op punten tegenstrijdig en onvolledig en zijn daarom niet betrouwbaar. De verdediging stelt daarom dat het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en dat verdachte vrijgesproken moet worden.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer] heeft verklaard dat ze ongeveer vanaf haar negende tot haar elfde jaar aan de [adres 2] heeft gewoond. [3]
In de periode dat zij in [adres 2] woonde, had haar moeder een vriendin, [naam 1] . [naam 1] woonde samen met verdachte ook aan de [adres 2] . Ze logeerde wel bij [naam 1] en verdachte omdat haar moeder niet voor haar kon zorgen. [4]
Zij was ’s avonds wel eens met verdachte alleen thuis omdat [naam 1] moest werken.
Ze zat naast hem op de bank tv te kijken in haar nachtjapon. Verdachte legde dan vriendschappelijk een arm op haar schouder. Later ging hij ook aan haar been zitten en ging hij steeds verder omhoog met zijn hand. [5] Ze wilde dat niet en duwde zijn hand weg. [6] Hij zat dan met zijn hand aan haar geslachtsdeel, ging ook met zijn vinger in haar geslachtsdeel en hij bewoog er overheen. [7] Ze zat op de bank in de kleermakershouding. Het is een paar keer gebeurd dat verdachte zijn vinger in haar geslachtsdeel stopte. Dit deed pijn en hij ging dan spuug gebruiken. Dat verdachte over haar clitoris wreef is heel vaak gebeurd. [8]
Zij moest ook aan zijn geslachtsdeel zitten. Hij bracht haar hand met zijn hand er naar toe en bewoog deze langs zijn geslachtsdeel. Dat is zes of zeven keer gebeurd. Op de bank kwam hij nooit klaar. [9]
In die periode had ze een keer haar been gebroken en zat haar been in het gips. Verdachte hielp haar toen met douchen. Hij zat dan met zijn hand aan haar geslachtsdeel en met zijn vinger erin. [10] Dat is twee of drie keer gebeurd. [11] Ook zat hij aan zijn eigen geslachtsdeel terwijl ze naar hem moest kijken. Hij ging masturberen tot hij was klaargekomen. [12]
Eén keer heeft verdachte haar meegenomen naar zijn slaapkamer om pornoboekjes met hem te bekijken. Hij kleedde haar uit en ging zichzelf masturberen. Ze moest op haar buik liggen en hij kwam boven op haar. [13] Een dag later zag ze dat haar moeder op de wc een pornoboekje zat te bekijken. Ze heeft toen tegen haar moeder gezegd dat ze die ook mocht zien van verdachte.
Ook kwam verdachte naar haar kamer nadat hij onder de douche was geweest. Hij had alleen een handdoek om zijn middel gebonden. Hij deed deze af als hij in de kamer van [slachtoffer] stond. Ze moest dan naar hem kijken als hij aan zijn geslachtsdeel zat. [14]
In één jaar tijd is ongeveer tien keer iets tussen haar en verdachte op seksueel gebied gebeurd. [15]
[naam 2] (verder: de moeder van [slachtoffer] ) heeft verklaard dat ze in 1997 naar [adres 2] is verhuisd. Ze heeft daar tot 2003 gewoond, onder andere aan de [adres 2] . In 2003 zijn ze naar [plaatsnaam 1] verhuisd. [naam 1] paste wel eens op [slachtoffer] als de moeder van [slachtoffer] op de markt in [plaatsnaam 2] stond of als ze even weg moest. Als [naam 1] er niet was dan paste verdachte op. Als ze op de markt stond bleef [slachtoffer] daar ook slapen. Soms sliep [slachtoffer] daar twee keer per week en soms was het één keer per twee weken. Er is wel één incident geweest in die periode. Ze was lid van de leesmap en die legde ze wel eens op het toilet neer. [slachtoffer] vertelde op een gegeven moment dat zij die boekjes, de Actueel en Panorama, ook mocht lezen van verdachte. De moeder van [slachtoffer] heeft verdachte daarop aangesproken. [16]
Getuige [getuige 1] heeft ter terechtzitting verklaard dat [slachtoffer] 17 jaar geleden wel eens bij haar en verdachte thuis was, omdat zij op haar pasten. Dat was op zondag omdat haar moeder op de markt stond, maar soms ook op zaterdag. Het kan ook best gebeurd zijn dat [slachtoffer] door de week bij hen was. Het kwam wel voor dat [slachtoffer] al bij hen in huis was, zonder dat zij dit vooraf wist. Verdachte was dan met [slachtoffer] (en hun baby van rond de één jaar) alleen thuis. In 2002 hebben de moeder van [slachtoffer] en getuige [getuige 1] van huis geruild. Verdachte was toen al naar [plaatsnaam 3] verhuisd, maar paste nog regelmatig op de kinderen. Zij hadden op dat moment een LAT-relatie. [17]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij en getuige [getuige 1] wel eens op [slachtoffer] hebben gepast toen zij op de [adres 2] woonden. [slachtoffer] was toen ongeveer negen jaar. Op 1 april 2001 is hij naar [plaatsnaam 3] verhuisd, maar hij paste nog regelmatig op de kinderen van [getuige 1] . Hij heeft tot 2014 een relatie gehad met getuige [getuige 1] . [18]
[slachtoffer] is in 2010 met haar moeder naar de politie in [plaatsnaam 1] gegaan om te vertellen wat verdachte heeft gedaan. [19]
In 2010 is [slachtoffer] bij getuige [getuige 2] (begeleider) op de groep gekomen bij ’ [plaatsnaam 4] . [slachtoffer] vindt het nog steeds lastig om alleen onder de douche te gaan. [20]
Betrouwbaarheid verklaring van [slachtoffer]
De rechtbank staat voor de vraag of de verklaring van [slachtoffer] over ten laste gelegde handelingen betrouwbaar zijn en of de feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Verdachte ontkent dat sprake is geweest van seksueel binnendringen en ontuchtige handelingen.
De verdediging heeft aangevoerd dat de afgelegde verklaringen van [slachtoffer] niet betrouwbaar zijn nu zij op onderdelen tegenstrijdig heeft verklaard.
Gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2018:717) is voldoende dat de verklaring, in dit geval de verklaring van [slachtoffer] , op specifieke punten wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal, waardoor een concrete context wordt bevestigd door andere bronnen.
De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is, gelet op de verklaringen van [slachtoffer] ’s moeder, getuige [getuige 1] en de verklaring van verdachte zelf.
Op de volgende onderdelen wordt de verklaring van [slachtoffer] ondersteund.
  • [slachtoffer] , de moeder van [slachtoffer] en getuige [getuige 1] hebben verklaard dat [slachtoffer] in de periode 6 februari 2001 tot 6 februari 2003, toen [slachtoffer] ongeveer negen jaar oud was, bij verdachte en getuige [getuige 1] in huis aan de [adres 2] is geweest. Zij kwam daar omdat getuige [getuige 1] en verdachte op [slachtoffer] moesten passen. [slachtoffer] bleef ook wel eens logeren.
  • Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte soms met [slachtoffer] alleen was.
  • De moeder van [slachtoffer] en [slachtoffer] hebben beiden verklaard over het incident met de “porno”-boekjes waarbij [slachtoffer] haar moeder vertelde dat zij de boekjes die moeder had, ook bij verdachte mocht kijken. De moeder van [slachtoffer] heeft verdachte daarop aangesproken.
  • Getuige [getuige 1] en verdachte hebben verklaard dat zij nadat verdachte naar [plaatsnaam 3] is verhuisd een LAT-relatie onderhielden en dat verdachte ook na het verhuizen regelmatig op de kinderen paste.
De rechtbank stelt vast dat gelet hierop wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de concrete context heeft bestaan, namelijk dat [slachtoffer] met haar moeder in de tenlastegelegde periode aan de [adres 2] heeft gewoond, dat verdachte en getuige [getuige 1] op haar hebben gepast, dat [slachtoffer] ook bij getuige [getuige 1] en verdachte heeft gelogeerd en dat verdachte soms met haar alleen was. De verklaring van verdachte dat [slachtoffer] niet bij hen logeerde en dat zij nooit alleen waren, vindt de rechtbank dan ook ongeloofwaardig.
Daar komt bij dat getuige [getuige 3] verklaart dat [slachtoffer] het nog steeds lastig vindt om alleen te douchen. Tot slot heeft [slachtoffer] in eind 2009 of begin 2010 al aan getuige [getuige 4] verteld wat verdachte heeft gedaan en is zij in oktober 2010 daarmee naar de politie gegaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar zijn.
Periode
[slachtoffer] heeft verklaard dat het seksueel misbruik ongeveer een jaar geduurd heeft en dat zij ongeveer negen jaar oud was. [slachtoffer] is geboren in [geboortedatum 2] . Op [datum] is [slachtoffer] negen jaar geworden. De moeder van [slachtoffer] en [slachtoffer] hebben verklaard dat zij tot 2003 in [adres 2] hebben gewoond. De moeder van [slachtoffer] en getuige [getuige 1] hebben in het voorjaar van 2002 van woning geruild. Uit de verklaringen van [slachtoffer] is niet gebleken dat de bewezenverklaarde handelingen na de woningruil nog hebben plaatsgevonden. De rechtbank is daarom van oordeel dat de bewezenverklaarde handelingen in de periode van 6 februari 2001 tot 6 februari 2002 hebben plaatsgevonden.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel is dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de tenlastegelegde handelingen meermalen in de tenlastegelegde periode heeft begaan.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het feit
1 en 2tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 6 februari 2001 tot 6 februari 2002
in de gemeente [adres 2] ,
(telkens
)met [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] ),
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een
of meerhandeling
(en)heeft gepleegd, die bestond
(en)uit
of mede bestond(en) uithet seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte meermalen,
althans éénmaal,zijn vinger
(s)in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gedrukt/gebracht;
2.
hij in
of omstreeksde periode van 6 februari 2001 tot 6 februari 2002
in de gemeente [adres 2] ,
(telkens
)met [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] ),
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handeling
(en
)heeft gepleegd,
bestaande uit het meermalen, althans éénmaal:
- betasten en/of aanraken van en/of wrijven over de vagina, althans schaamstreek van die [slachtoffer] en
/of
- door die [slachtoffer] laten vastpakken en
/ofvasthouden van en
/oflaten trekken aan
zijn, verdachtes, penis;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
“Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd”
Ten aanzien van feit 2:
“Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd”

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde, gelet op de ernst van het feit, de justitiële documentatie van verdachte en de proceshouding van verdachte, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 3 september 2018;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland.
Verdachte heeft gedurende ongeveer één jaar de destijds negenjarige [slachtoffer] meermalen seksueel misbruikt. Hij deed dat door haar te laten toekijken als hij zich masturbeerde, door haar hem te laten aftrekken, door haar te betasten aan haar borsten en billen, door te wrijven over haar vagina en door vingers in haar vagina te steken.
Verdachte heeft [slachtoffer] gunstig gestemd om de seksuele handelingen te ondergaan door haar “om te kopen” met snoep en hij heeft haar de mond gesnoerd door te zeggen dat hij haar moeder iets zou aandoen als ze iets zou vertellen.
[slachtoffer] was bij verdachte in huis omdat zijn ex-partner en hij op haar zouden passen en de zorg voor haar droegen op dat moment. Op de momenten dat het seksueel misbruik plaats vond, was de ex-partner van verdachte niet thuis. Verdachte heeft hiermee niet alleen het vertrouwen van [slachtoffer] geschaad, maar heeft ook het vertrouwen van haar moeder, die dacht [slachtoffer] met een gerust hart achter te kunnen laten bij het gezin van verdachte, ernstig geschaad.
Verdachte heeft een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] , die door haar jonge leeftijd niet in staat was om weerstand te bieden aan het handelen van verdachte. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke gedragingen voor minderjarige slachtoffers ernstige psychische gevolgen hebben en dat dit ook het geval is blijkt uit de spreekrechtverklaring die [slachtoffer] heeft opgesteld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met de justitiële documentatie van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte in mei 2017 in hoger beroep bij het gerechtshof is veroordeeld voor het meermalen seksueel binnendringen van het lichaam van een persoon die de leeftijd van twaalf jaar, maar nog niet van zestien jaar heeft bereikt. Dit maakt dat artikel 63 Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging ook rekening met het aantal keren dat er sprake is geweest van seksueel binnendringen en het plegen van ontuchtige handelingen. De rechtbank gaat uit, gelet op de getuigenverklaringen over de frequentie van het oppassen, dat er ongeveer tien momenten zijn geweest waarbij sprake is geweest van de bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank houdt ook rekening met het opgestelde reclasseringsrapport. Daaruit blijkt dat verdachte in het kader van de veroordeling van het gerechtshof, onder toezicht staat van de reclassering en een verplichte behandeling bij Kairos volgt. De rapporteur heeft contact gehad met de behandelaar van verdachte bij Kairos en daaruit blijkt dat de behandeling van verdachte tot op heden weinig inhoud kent en dat verdachte geen hulpvraag en probleembesef heeft. Ook ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten heeft verdachte geen verantwoordelijkheidsgevoel getoond. Voortzetting van behandeling wordt dan ook als noodzakelijk gezien. De reclassering heeft daarom geadviseerd tot een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, gelet op het lopende toezicht en behandeling bij Kairos en het tijdsverloop, niet noodzakelijk is.
Gelet op de ernst van de feiten en al het voorgaande zal de rechtbank een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] (verder: [slachtoffer] ) heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder
feit 1 en 2bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 18.401,84 (bestaande uit € 3.401,84 aan materiële schade en € 15.000,- aan immateriële schade) te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering ten aanzien van de materiële en de immateriële schade kan worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat het onduidelijk is hoe de materiële schade ten aanzien van de ondergane medische behandelingen tot stand is gekomen en dat dit deel van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging gesteld dat het een onevenredige belasting van het strafproces is om te bepalen wat de hoogte van de schade voor deze feiten is geweest, gelet op de problematiek van [slachtoffer] en op het feit dat er mogelijk sprake is van ander seksueel misbruik. Ook dit deel van de vordering dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
Materiële schade
-
Reiskosten
De schadepost ten aanzien van de reiskosten is niet door de verdediging betwist en is deugdelijk onderbouwd. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van dit deel van de gevorderde materiële schade toewijzen (€ 45,60).
-
CAK kosten medische behandeling
Uit de stukken – ter onderbouwing van de vordering – blijkt dat [slachtoffer] een belast meisje is, dat kampt met verschillende (psychische/psychiatrische) problemen. Ze heeft veel meegemaakt in haar leven. Daarnaast lijkt [slachtoffer] , naast de bewezenverklaarde feiten, nogmaals slachtoffer te zijn geworden van seksueel misbruik.
De rechtbank kan, gelet op de verschillende problemen die spelen in het leven van [slachtoffer] , niet beoordelen voor welke deel de behandeling heeft gezien op traumaverwerking voor het bewezenverklaarde seksuele misbruik. Nadere bewijslevering op dit punt zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank is daarom van oordeel dat de vordering voor deze schadepost niet-ontvankelijk verklaard moet worden.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat [slachtoffer] als gevolg van het onder feit 1 en 2 bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van
€ 2.500,- schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
Conclusie
De rechtbank wijst een bedrag van € 2.545,60 toe. De rechtbank is van oordeel dat het bedrag toegekend aan reiskosten à € 45,60,- moet worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het indienen van de vordering d.d. 27 september 2018. Het resterende bedrag à
€ 2.500 wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2002.
Daarnaast zal de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Wetboek van Strafrecht worden opgelegd.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 57, 63, 244 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een
gevangenisstrafvoor de duur van
16 (zestien) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 en 2 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij[slachtoffer] , van een bedrag van
€ 2.545,60(tweeduizendvijfhonderdenvijfenveertig euro en zestig eurocent), bestaande uit een bedrag van € 2.500,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2002 en een bedrag van € 45,60 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 september 2018, tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag
te betalen van € 2.545,60(tweeduizendvijfhonderdenvijfenveertig euro en zestig eurocent), bestaande uit een bedrag van € 2.500,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2002 tot aan de dag der algehele voldoening en een bedrag van € 45,60 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 september 2018, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom
35 dagenhechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.T. Rademaker (voorzitter),
mr. Y.M.J.I. Baauw en mr. R.M. Schoo, rechters,
in tegenwoordigheid van L.J.M. Visser, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op
1 november 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost Nederland, Dienst regionale Recherche, afdeling thematische opsporing, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer] , gesloten op 25 november 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van informatief gesprek [slachtoffer] , p. 22 en proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 2] , p. 49
3.Proces-verbaal van informatief gesprek [slachtoffer] , p. 22
4.Proces-verbaal van informatief gesprek [slachtoffer] , p. 22
5.Proces-verbaal van informatief gesprek [slachtoffer] , p. 23
6.proces-verbaal van studioverhoor, p. 46
7.Proces-verbaal informatief gesprek zeden [slachtoffer] , p. 23
8.Proces-verbaal van studioverhoor, p. 46
9.Proces-verbaal informatief gesprek zeden [slachtoffer] , p. 23
10.Proces-verbaal informatief gesprek zeden [slachtoffer] , p. 23
11.Proces-verbaal van studioverhoor, p. 44 laatste zin en p. 45 eerste en tweede zin
12.Proces-verbaal informatief gesprek zeden [slachtoffer] , p. 23
13.Proces-verbaal informatief gesprek zeden [slachtoffer] , p. 23 en proces-verbaal van studioverhoor, p. 44
14.Proces-verbaal informatief gesprek zeden [slachtoffer] , p. 23 en proces-verbaal van studioverhoor,
15.Proces-verbaal van studioverhoor van [slachtoffer] bij de rechter-commissaris, p. 3
16.Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 2] , p. 49, 51 en 52
17.Verklaring van getuige J. [getuige 1] , afgelegd ter terechtzitting 18 oktober 2018
18.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 18 oktober 2018.
19.Proces-verbaal informatief gesprek zeden [slachtoffer] , p. 24 en verhoor getuige [naam 2] , p. 53
20.Proces-verbaal van aangifte van [getuige 2] , p. 28-29