In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 15 oktober 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster die geen verblijfstitel heeft en daardoor geen recht op studiefinanciering kan claimen. De verzoekster, geboren in de Dominicaanse Republiek, had op 29 mei 2018 een aanvraag voor studiefinanciering ingediend, maar deze was door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (DUO) afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat verzoekster niet voldeed aan de nationaliteitseis en niet was ingeschreven voor een opleiding die recht geeft op studiefinanciering.
Tijdens de zitting op 9 oktober 2018 heeft de verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde, haar situatie toegelicht. Ze stelde dat ze wel aan de nationaliteitseis voldeed omdat haar moeder met een Nederlandse man was gehuwd en zij een Nederlands broertje en zusje had. De verzoekster voerde aan dat het onthouden van studiefinanciering haar in financiële problemen bracht en dat ze niet in staat was om het benodigde cursusmateriaal aan te schaffen. Ze deed een beroep op de hardheidsclausule van de Wet studiefinanciering 2000, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat deze clausule niet van toepassing was op personen zonder geldige verblijfstitel.
De voorzieningenrechter heeft de belangen van verzoekster en verweerder afgewogen en geconcludeerd dat de afwijzing van de studiefinanciering rechtmatig was. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster geen verblijfstitel heeft die haar gelijkstelt aan een Nederlander voor wat betreft het recht op studiefinanciering. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat de kans op succes van het bezwaar van verzoekster klein was. De uitspraak is openbaar gemaakt op 15 oktober 2018.