In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 10 oktober 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarin haar bezwaar tegen de inbeslagname van haar fiets ongegrond was verklaard. De fiets was op 3 april 2018 in beslag genomen, omdat verweerder meende dat er sprake was van een overtreding van artikel 2.4.10 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Nijmegen. Eiseres betoogde dat haar fiets in een fietsenrek in een fietsenkelder was geparkeerd en dat er geen sprake was van een overtreding.
De rechtbank oordeelde dat verweerder niet bevoegd was om handhavend op te treden, omdat de fiets zich niet in een situatie bevond die onder de APV viel. De rechtbank stelde vast dat de fiets niet tegen een raam, deur of gevel was geplaatst, maar in een fietsenrek in een stalling. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit in strijd was met de wet, omdat eiseres ten onrechte niet was gehoord in de bezwaarfase. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen. Tevens werd verweerder veroordeeld tot schadevergoeding aan eiseres voor de geleden schade als gevolg van de onrechtmatige besluitvorming.
De rechtbank heeft de hoogte van de schadevergoeding vastgesteld op € 50, en verweerder werd ook veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. H.J.M. Besselink, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. Dijkman, griffier.