ECLI:NL:RBGEL:2018:4161

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 oktober 2018
Publicatiedatum
1 oktober 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 4153
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Informatiebeschikking inzake controle aangiftes omzetbelasting en de verplichting tot overleggen van auditfiles

Op 1 oktober 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tussen [X] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, over een informatiebeschikking in verband met controle van aangiften omzetbelasting. De rechtbank bevestigt dat eiseres, die kleding en accessoires verkoopt, verplicht is om auditfiles over de jaren 2011 tot en met 2015 over te leggen op verzoek van de Belastingdienst. Eiseres had eerder een deel van de gevraagde informatie verstrekt, maar de auditfiles niet. De rechtbank oordeelt dat de auditfiles van belang zijn voor de vaststelling van de feiten die invloed hebben op de belastingheffing. Eiseres betwistte de rechtmatigheid van de informatiebeschikking en stelde dat de auditfiles geen deel uitmaken van de administratie, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet klopt. De rechtbank wijst het beroep van eiseres ongegrond en stelt een termijn van zes weken vast voor het overleggen van de gevraagde informatie. Tevens wordt het verzoek om immateriële schadevergoeding afgewezen, omdat de redelijke termijn niet is overschreden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RechtbanK gelderland
Team belastingrecht
zaaknummer: AWB 17/4153
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 oktober 2018
in de zaak tussen

[X] B.V., gevestigd te [Z] , eiseres(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 10 juli 2017 waarbij het bezwaar van eiseres tegen afgegeven informatiebeschikking van 30 augustus 2016 ongegrond is verklaard.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 september 2018.
Namens eiseres is verschenen de heer [A] , bijgestaan door de gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde] , [B] , [C] MSc en mr. [D] .

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • stelt eiseres een termijn van zes weken, gerekend vanaf de dag nadat deze uitspraak onherroepelijk is geworden, om alsnog aan verweerder de in de informatiebeschikking gevraagde informatie te verstrekken.

Overwegingen

1. Eiseres importeert en verkoopt kleding en bijbehorende accessoires voor [E] , een fitnessprogramma onder een geregistreerde merknaam. De verkoop van de kleding en accessoires vindt plaats via een webwinkel, via fysieke winkels en via beurzen.
2. Eiseres heeft over de tijdvakken 2011 tot en met 2015 aangiften omzetbelasting gedaan.
3. Verweerder heeft naar aanleiding van deze aangiften aan eiseres verzocht om nadere informatie, waaronder de auditfiles, te verstrekken met betrekking tot de tijdvakken 2011 tot en met 2015.
4. Op 30 juni 2016 heeft eiseres een groot deel van de gevraagde informatie overgelegd aan verweerder. Eiseres heeft de auditfiles niet overgelegd.
5. Verweerder heeft op 12 mei, 24 mei, 26 mei, 15 juni en 2 augustus 2016 schriftelijk dan wel mondeling verzocht de auditfiles met betrekking tot de jaren 2011 tot en met 2015 te verstrekken.
6. Met dagtekening 30 augustus 2016 heeft verweerder aan eiseres een informatiebeschikking gegeven voor de jaren 2011 tot en met 2015, omdat eiseres niet of niet geheel aan de informatieverplichting uit hoofde van artikel 47 Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) heeft voldaan.
7. Eiseres heeft op 11 oktober 2016 bezwaar gemaakt tegen de informatiebeschikking. Verweerder heeft het bezwaar op 10 juli 2017 ongegrond verklaard.
8. In geschil is of de informatiebeschikking terecht is afgegeven door verweerder. Meer specifiek is in geschil of de auditfile dient te worden overgelegd op grond van artikel 47 van de AWR.
9. Eiseres is van mening dat de informatiebeschikking ten onrechte is gegeven omdat is voldaan aan de informatie- en administratieverplichtingen. Volgens eiseres maken de auditfiles geen deel uit van de administratie. De auditfiles zijn slechts een bewerking van de boekhouding door de vennootschap zelf, een afgeleide van de administratie met bewerkingen die persoonlijke aantekeningen bevatten en die ook onvolledig is. Bovendien blijkt uit de “Handleiding Auditfile” van de Belastingdienst, dat eiseres niet wettelijk verplicht is om de auditfile over te leggen. Ook voert zij aan dat verweerder een verrassingsaanval uitvoert als zij een controle doet met behulp van een auditfile. Als gemachtigde hoor je dan lange tijd niets en je moet dan ineens snel reageren. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en tot vernietiging van de informatiebeschikking.
10. Verweerder stelt dat eiseres niet heeft voldaan aan het informatieverzoek nu zij de auditfiles niet heeft aangeleverd. Verweerder is van mening dat de auditfiles wel deel uit maken van de administratie. Omdat eiseres over de gevraagde informatie beschikt, is zij verplicht deze over te leggen. Bovendien is de conclusie die eiseres trekt uit de “Handleiding auditfile” een onjuiste interpretatie van dit stuk. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
11. Eiseres heeft ter zitting voor het eerst gesteld dat de auditfiles van 2011 tot en met 2014 al zijn overgelegd aan de Douane en dat verweerder er dus ook over kan beschikken. Verweerder heeft deze stelling van eiseres betwist en hij heeft ook aangegeven dat hij tijdens de zitting niet kan nakijken of de auditfiles inderdaad aan de Douane zijn overgelegd.
12. De rechtbank stelt vast dat eiseres haar stelling dat de auditfiles al zijn overgelegd aan de Douane, niet heeft onderbouwd. Wel heeft zij verwezen naar een brief van verweerder van 19 december 2012, die als bijlage bij de pleitnota is gevoegd. De inhoud van deze brief maakt de stelling echter niet aannemelijk. Bovendien is de auditfile over 2015 in elk geval niet overgelegd. De rechtbank gaat er gezien het voorgaande van uit dat verweerder niet beschikt over de gevraagde auditfiles. Daar komt bij dat eiseres de auditfiles aan verweerder moet geven op zijn verzoek en niet ermee kan volstaan te verwijzen naar stukken waar verweerder aan kan komen bij de Douane. Dit geldt te meer nu gemachtigde ook heeft aangevoerd dat verweerder de van de Douane verkregen auditfile over 2010 niet mag gebruiken.
13. Verder staat vast dat eiseres de auditfiles in bezit heeft over de jaren 2011 tot en met 2015. Dit is ter zitting ook door eiseres erkend.
14. Artikel 47, eerste lid, aanhef en onder b, van de AWR bepaalt: ieder is gehouden desgevraagd aan de inspecteur de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan - zulks ter keuze van de inspecteur - waarvan de raadpleging van belang kan zijn voor de vaststelling van de feiten welke invloed kunnen uitoefenen op de belastingheffing te zijnen aanzien, voor dit doel beschikbaar te stellen. Op grond van artikel 49, eerste lid, van de AWR geldt bovendien dat de gegevens en inlichtingen duidelijk, stellig en zonder voorbehoud dienen te worden verstrekt, mondeling, schriftelijk of op andere wijze - zulks ter keuze van de inspecteur - en binnen een door de inspecteur te stellen termijn.
15. De rechtbank is, gelet op de weergegeven tekst van artikel 47 en artikel 49 van de AWR, van oordeel dat eiseres verplicht is om de auditfiles over te leggen, omdat zij hierover beschikt en omdat de Belastingdienst hierom heeft gevraagd. De auditfiles kunnen namelijk van belang zijn voor de vaststelling van de feiten die nodig zijn om te beoordelen of de voldoening van omzetbelasting door eiseres over de jaren 2011 tot en met 2015 correct heeft plaatsgevonden.
16. De argumenten van eiseres maken het oordeel niet anders. De handleiding waarnaar eiseres verwijst is voor een ander doel en voor een andere doelgroep geschreven, zodat hier geen vertrouwen aan kan worden ontleend. Met betrekking tot de persoonlijke aantekeningen in de auditfiles (voor zover hiervan daadwerkelijk sprake blijkt te zijn) geldt dat deze tot de administratie zijn gaan behoren doordat zij zijn opgenomen in de digitale boekingen en zo ook in de auditfiles terecht zijn gekomen. Van een verrassingsaanval van de Belastingdienst als de auditfiles zijn overgelegd, zoals eiseres heeft gesteld, hoeft ook geen sprake te zijn. Het is immers altijd mogelijk om uitstel te vragen als binnen twee weken gereageerd moet worden op een rapport boekenonderzoek. Beide partijen hebben dat ter zitting overigens ook bevestigd. Verder stelt eiseres dat de auditfiles niet volledig zijn zonder de onderliggende gegevens en dat verweerder heeft aangegeven geen belang te stellen in die onderliggende gegevens. Als deze stelling al juist is, dan kan eiseres altijd de onderliggende gegevens zelf overhandigen indien er over een bepaald punt discussie is met verweerder. Tot slot slaagt de stelling dat sprake is discriminatie ten opzichte van belastingplichtigen die geen auditfiles hebben, ook niet, omdat geen sprake is van gelijke gevallen. Als belastingplichtigen geen auditfiles hebben, kunnen zij deze immers ook niet overleggen. Eiseres heeft de auditfiles wel en kan deze dus ook overleggen.
17. Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft verweerder de informatiebeschikking rechtmatig opgelegd. Eiseres heeft niet voldaan aan het verzoek om de auditfiles 2011 tot en met 2015 over te leggen, zodat het beroep ongegrond is verklaard. Ingevolge artikel 27e, tweede lid, van de AWR heeft de rechtbank een nieuwe termijn vastgesteld om eiseres in de gelegenheid te stellen om te voldoen aan de informatieverplichting. De termijn is vastgesteld op zes weken vanaf de eerste dag na die waarop deze uitspraak onherroepelijk is geworden.
18. Eiseres heeft tijdens de zitting nog verzocht om immateriële schadevergoeding, omdat de zaak volgens haar onredelijk lang heeft geduurd. De Hoge Raad heeft in het arrest van 19 februari 2016 (ECLI:NL:HR:2016:252) een overzicht gegeven van de eerder gegeven beslissingen over de immateriële schadevergoeding, met daarbij een aantal aanvullingen. De rechtbank neemt dit overzichtsarrest tot uitgangspunt bij de beoordeling. De rechtbank wijst het verzoek van eiseres om immateriële schadevergoeding af. Het bezwaarschrift is namelijk ontvangen op 11 oktober 2016, zodat de redelijke termijn van twee jaar pas wordt overschreden op 11 oktober 2018. Omdat deze uitspraak voor 11 oktober 2018 is gedaan, is de redelijke termijn dus niet overschreden. De lange duur van het boekenonderzoek wordt voor de beoordeling van het verzoek niet meegeteld, omdat volgens het arrest van de Hoge Raad moet worden gerekend vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift.
19. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond verklaard.
20. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Smit, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Roosma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.