ECLI:NL:RBGEL:2018:4049

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 september 2018
Publicatiedatum
20 september 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 77 TU
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsvermogen en Wajong-uitkering van een jongere met een lichte verstandelijke beperking en diverse psychische problemen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 20 september 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van een Wajong-uitkering aan eiseres, M. Kleinpenning, die wettelijk vertegenwoordigd werd door haar curator. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een beoordeling van haar arbeidsvermogen, maar haar aanvraag werd afgewezen door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een bezwaarprocedure die begon met een primaire beslissing op 11 oktober 2016, waarin eiseres een indicatie banenafspraak werd toegekend. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, omdat zij een Wajong-uitkering wilde aanvragen. Na een medisch en arbeidskundig onderzoek heeft verweerder in een aanvullend besluit op 29 mei 2017 vastgesteld dat eiseres geen recht had op een Wajong-uitkering.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam is. De rechtbank heeft benadrukt dat de motivering van verweerder specifiek moet zijn toegespitst op de persoon en situatie van eiseres, en dat de complexiteit van haar problemen, waaronder haar lichte verstandelijke beperking en psychische aandoeningen, voldoende belicht moet worden. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om de gebreken in de motivering te herstellen en heeft de termijn daarvoor vastgesteld op zes weken. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming in het bestuursrecht, vooral als het gaat om de beoordeling van arbeidsvermogen en de toekenning van uitkeringen aan kwetsbare groepen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: 18/77

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 september 2018

in de zaak tussen

[naam] te [woonplaats] , eiseres,

wettelijk vertegenwoordigd door haar curator
M. Kleinpenning,
(gemachtigde: mr. M.F. van Willigen)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringente Arnhem, verweerder.

Procesverloop

Op 25 juli 2016 heeft eiseres een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen ingediend bij verweerder.
Bij besluit van 11 oktober 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een indicatie banenafspraak toegekend.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Daarbij is gebleken dat eiseres had beoogd een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) aan te vragen.
De beoordeling op grond van de Wajong is alsnog uitgevoerd. Bij aanvullend besluit van 29 mei 2017 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat uit het medisch en arbeidskundig onderzoek blijkt dat eiseres geen recht heeft op een Wajong-uitkering.
Bij brief van 26 juni 2017 heeft eiseres in het kader van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de gronden van bezwaar aangevuld.
Bij besluit van 17 juli 2017 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de weigering van de Wajong-uitkering ongegrond verklaard.
Bij besluit van 27 november 2017 (bestreden besluit) heeft verweerder na eiseres te hebben gehoord opnieuw beslist op het bezwaar. Het bestreden besluit is in de plaats gekomen voor het besluit van 17 juli 2017.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 juni 2018. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. M.S. Winkel.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1998 met chromosoomafwijking 3q29. Eiseres functioneert op zwakbegaafd/licht verstandelijk beperkt niveau. Zij heeft een reactieve hechtingsstoornis, een depressieve stoornis, een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling, problemen verbonden aan de sociale omgeving en obesitas. Sinds 2012 zijn haar biologische ouders geen gezagsdragers meer. Tot haar achttiende verjaardag heeft eiseres een voogd gehad. Bij beschikking van 21 september 2016 is een curator benoemd. Eiseres heeft aan het eind van het schooljaar 2015/2016 het diploma van de opleiding MBO-1 dier behaald. Eiseres heeft een indictie dagbesteding en een indicatie voor wonen, zeer intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering. Hierbij is continu toezicht, hulp en sturing nodig. EMDR-therapie is gestopt. Eiseres woont in een woonhuis van Stichting Dichterbij, waarin drie personen wonen met veel begeleiding. Sinds maart 2017 gaat eiseres naar dagbesteding (schilderen, werken met bloemen). Dit betreft drie dagdelen (maandag, donderdag, vrijdag van 10:30 tot 12:30 uur).
2. In het bestreden besluit heeft verweerder aan de weigering van de Wajong-uitkering ten grondslag gelegd dat eiseres weliswaar geen arbeidsvermogen heeft, maar het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam is. Dit heeft verweerder gebaseerd op medisch en arbeidskundig onderzoek.
Het medisch onderzoek van verweerder is vastgelegd in de rapporten van de verzekeringsarts Koucher-Smeets van 21 april 2017 en van de verzekeringsarts bezwaar en beroep E. Klompjan van 4 juli 2017, 30 oktober 2017 en 21 juni 2018. Het arbeidskundig onderzoek van verweerder is vastgelegd in de rapporten van arbeidsdeskundige S.M. van Lith van 29 mei 2017 en van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep P.G. Reijnen van 17 juli 2017, 23 november 2017 en 26 maart 2018.
3. De rechtbank stelt voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidskundigen, wanneer deze rapporten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. De rapportages en de daarop gebaseerde besluiten zijn in beroep aanvechtbaar. Gelet op artikel 8:69 van de Awb is het aan eiseres om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapportages niet aan de genoemde eisen voldoen of de medische beoordeling onjuist is.
Dit kunnen ook niet medisch geschoolden doen, maar voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapportage van een arts noodzakelijk.
De rechtbank verwijst naar de vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), zoals de uitspraak van 29 december 2014. [1]
4. Niet in geschil is dat eiseres op de datum in geding, 22 juli 2016, geen arbeidsvermogen heeft, omdat zij niet vier uur per dag belastbaar is voor werk.
Tussen partijen is in geschil of het ontbreken van arbeidsvermogen óók moet worden toegeschreven aan het niet aaneengesloten kunnen werken gedurende ten minste een periode van een uur, het niet beschikken over basale werknemersvaardigheden en het niet kunnen verrichten van een taak in een organisatie. Verder is tussen partijen in geschil of het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam is.
5.1.
Ten aanzien van de vereisten van het niet aaneengesloten kunnen werken gedurende ten minste een periode van een uur, het niet beschikken over basale werknemersvaardigheden en het niet kunnen verrichten van een taak in een organisatie heeft verweerder het volgende overwogen.
5.2.
De primaire verzekeringsarts Koucher-Smeets heeft in de rapportage van 21 april 2017, voor zover hier van belang, overwogen dat op grond van haar activiteiten geconcludeerd kan worden dat eiseres in staat is gedurende een uur aaneengesloten een taak uit te voeren, zoals ze bijvoorbeeld in huis doet met huishoudelijke taken of eten koken. Er zijn natuurlijk wel de nodige beperkingen en ze is aangewezen op begeleiding om haar te motiveren de taken uit te voeren.
5.3.
Verzekeringsarts bezwaar en beroep Klompjan heeft in de rapportage van 4 juli 2017 overwogen dat op basis van een TIQ van 74 iemand onder voortdurend toezicht wel een uur aaneengesloten een taak kan verrichten. Het doel tijdens de MBO-opleiding dierverzorging was van een hoger niveau: twee uur aaneengesloten iets leren en daarna zelfstandig uitvoeren.
5.4.
In de rapportage van 30 oktober 2017 heeft Klompjan herhaald dat eiseres wel een uur achter elkaar kan werken in de zin van de Wajong, dat wil zeggen met intensieve begeleiding, maar zonder volledige werkonderbreking.
5.5.
Arbeidsdeskundige S.M. van Lith heeft zich in de rapportage van 24 mei 2017 op het standpunt gesteld dat eiseres beschikt over basale werknemersvaardigheden omdat ze met enige ondersteuning en begeleiding in staat is om afspraken na te komen, instructies te begrijpen, te onthouden en als zodanig uit te voeren. Ze zal wel voortdurend aangespoord en gemotiveerd moeten worden om de haar opgelegde taken uit te voeren. Als ze iets leuk vindt, zal ze minder aangesproken hoeven te worden.
Eiseres kan de taken stofzuigen, nummer 0401, schoonmaken hondenverblijven, nummer 0301, en schoonmaken kattenverblijven, nummer 0302, uitvoeren. Vooral het werken met dieren motiveert eiseres om de taken uit te voeren. Ze dient bij het uitvoeren van de taak wel voortdurend begeleid, aangestuurd en gemotiveerd te worden om een taak af te ronden.
5.6.
Arbeidsdeskundige bezwaar en beroep P.G. Reijnen heeft in de rapportage van 17 juli 2017 geen aanleiding gezien anders te concluderen. Eiseres beschikt over basale werknemersvaardigheden omdat ze in staat is instructies van de werkgever te begrijpen, te onthouden en uit te voeren en zich aan gemaakte afspraken te houden. Zij heeft dit bewezen in de praktijk met haar taken, ook onder toezicht en begeleiding, bij het verzorgen van dieren. Eiseres heeft geen beperkingen die het begrijpen, onthouden en uitvoeren van instructies van de werkgever blokkeren. Ook heeft zij geen beperkingen die het zich houden aan gemaakte afspraken blokkeren. Eiseres kan een taak uitvoeren in een arbeidsorganisatie. Ook dit heeft zij in de praktijk bewezen met haar verzorgingstaken in het verleden. De belasting bij de taken geven geen overschrijding van de functionele belastbaarheid van eiseres. Dat zij onder toezicht of begeleiding deze taken moet uitvoeren in een begripvolle omgeving maakt niet dat zij ongeschikt is voor het verrichten van deze taken. Bij het duiden van passende taken zijn de belasting van de taak en de noodzakelijke voorwaarden richtinggevend. Begeleiden, motiveren en enthousiasmeren is een onderdeel van het begeleidingsproces. Dat staat de vaststelling over het beschikken van arbeidsvermogen niet in de weg.
5.7.
In de rapportage van 23 november 2017 heeft arbeidsdeskundige bezwaar en beroep Reijnen de arbeidskundige standpunten herhaald en onverkort gehandhaafd.
5.8.
In de aanvullende rapportage van 26 maart 2018 heeft arbeidsdeskundige bezwaar en beroep Reijnen (nogmaals) overwogen dat eiseres, eventueel middels intensieve begeleiding, in potentie over basale werknemersvaardigheden beschikt. Dit blijkt ook uit het feit dat zij in staat is gebleken dieren te verzorgen. Dit blijkt eveneens uit de rapportage van de primaire verzekeringsarts die expliciet aangeeft dat zij belast was met het verzorgen van schapen, geiten, paarden, vissen, cavia’s, etcetera. De taken werden elke keer verdeeld (begeleiding) en na een paar keer wist ze wat ze moest doen (instructie begrijpen en uitvoeren). Dat eiseres zich daar verder in kan ontwikkelen is bovendien niet uitgesloten. Haar basale werknemersvaardigheden en het feit dat zij één uur aaneengesloten kan werken geven op het beoordelingsmoment geen belemmering om de gestelde taken als het schoonmaken van honden- en kattenverblijven alsmede het kunnen uitvoeren van stofzuigwerkzaamheden te verrichten. De beperking van de duurbelastbaarheid per dag is op dit moment het beletsel. Bij een verbetering van de duurzaamheid is het op termijn niet uitgesloten dat eiseres voornoemde taken maar wellicht ook andere taken kan verrichten. In de toekomst zal dit criterium, maar zullen ook de andere drie criteria bepalend zijn voor het vaststellen van arbeidsvermogen.
6.1.
Eiseres is van mening dat zij niet in staat is een uur aaneengesloten te werken.
6.2.
Eiseres heeft deze stelling niet aan de hand van een medische rapportage onderbouwd. De rechtbank ziet om die reden geen aanleiding om te twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsartsen op dit punt, nu met name de primaire verzekeringsarts toegespitst op de persoon van eiseres heeft gemotiveerd waarom van een uur aaneengesloten werken kan worden uitgegaan. De stelling dat eiseres zo een intensieve begeleiding nodig heeft dat zij geen reëel arbeidsvermogen heeft van een uur per dag is onvoldoende om twijfel aan het oordeel van de verzekeringsartsen te doen ontstaan. In dit kader is mede van belang dat de rechtbank eiseres niet volgt in haar stelling dat de mate van begeleiding die zij nodig heeft is onderschat. De indicatie die eiseres heeft, is overgelegd aan de verzekeringsartsen en is betrokken in de beoordeling.
7.1.
Eiseres is verder van mening dat zij niet beschikt over basale werknemersvaardigheden en dat zij geen taak kan verrichten in een organisatie. De e-mail van de coördinerend begeleidster S.I. Helder van 18 oktober 2017 is in dit kader niet of niet voldoende meegewogen.
7.2.
Deze beroepsgrond van eiseres slaagt niet. De e-mail van de coördinerend begeleidster is in de beoordeling betrokken, maar de in bedoeld stuk aan de orde komende kwesties van begeleiding en motivatie staan niet in de weg aan het aannemen van basale werknemersvaardigheden en het kunnen verrichten van een taak. De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep Reijnen daarop in zijn rapportages op afdoende wijze is ingegaan. De opmerking van de coördinerend begeleidster dat taken die eiseres heeft uitgevoerd niet werden afgerond en werden overgenomen is, naar de rechtbank aanneemt, betrokken bij het vereiste van de duurbelasting, waaraan eiseres niet voldoet.
8.1.
Eiseres betoogt in beroep verder dat de taak van stofzuigen niet passend is.
8.2.
Deze beroepsgrond faalt aangezien de arbeidsdeskundigen met de selectie van deze taak hebben aangesloten bij taken die eiseres al verricht, daarbij rekening houdend met haar functionele belastbaarheid en de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan.
Verder gaat het, anders dan de gemachtigde van eiseres in beroep stelt, bij de Wajong-toets niet om reële arbeidsmogelijkheden, maar om het kunnen verrichten van een taak.
9. Wat is overwogen in rechtsoverwegingen 5 tot en met 8 brengt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder op voldoende wijze heeft gemotiveerd dat eiseres aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur, beschikt over basale werknemersvaardigheden en een taak in een organisatie kan verrichten.
10.1.
Aan het niet duurzaam achten van het ontbreken van arbeidsvermogen heeft verweerder het volgende ten grondslag gelegd.
10.2.
Verzekeringsarts bezwaar en beroep Klompjan heeft in zijn rapport van 4 juli 2017 overwogen dat uitgaande van het ontbreken van arbeidsvermogen, verbetering van het functioneren mogelijk is. Klompjan heeft de verwachting uitgesproken dat de prefrontale cortex nog zal uitrijpen en dat juist op de gebieden plannen en organiseren en resultaat van eigen handelen overzien, nog winst te behalen is. Bij “normale” jongeren rijpt de schors uit tot het drieëntwintigste jaar en er zijn aanwijzingen dat bij licht verstandelijk gehandicapten deze uitrijping nog langer voortduurt. De literatuur ( “Wat werkt bij Wajongers” van dr. Holwerda en prof. Van der Klink van november 2012, Rijksuniversiteit Groningen) geeft aan dat onder 450 Wajongers met een licht verstandelijke beperking uiteindelijk 86% arbeidsmogelijkheden heeft, waarbij de helft deze ook daadwerkelijk realiseert in betaald werk (minimaal gedurende zes maanden). De kans op verbetering bij eiseres kan niet worden uitgesloten. Klompjan wijst er overigens op dat bij adolescenten met gedragsproblemen en een TIQ boven de 70 ook nog intensieve behandelingen mogelijk zijn (deeltijdbehandelingen in reguliere GGZ, ook behandelingen in de VGGZ zijn mogelijk). De kans op verbetering bij deze behandeling wordt geschat op 50%.
10.3.
In zijn rapportage van 30 oktober 2017 verwijst Klompjan voor beantwoording van de vraag of verbetering in de toekomst uitgesloten is naar de eerdere rapportage van 4 juli 2017. Klompjan acht verbetering niet uit te sluiten nu eiseres geen progressief ziektebeeld heeft. Bij een IQ van 74 is verbetering van het IQ door cognitieve uitrijping waarschijnlijk, waarbij Klompjan zich baseert op de literatuur van dr. Holwerda en anderen, genoemd in de rapportage van 4 juli 2017. Eiseres heeft geen bijkomende problemen (autisme, hersenschade) waardoor uitrijping niet zou kunnen plaatsvinden. Er zijn wel behandelmogelijkheden. De depressie kan intensiever behandeld worden (andere medicatie, andere behandelingen zoals stimulatie, dagbehandeling). De hechtingsproblematiek kan behandeld worden met intensievere behandeling (zoals dagbehandeling). Dit kan ook bij een IQ lager dan 70 (VGGZ) maar bij eiseres zou dit ook kunnen in de gewone GGZ. De kans op verbetering is 50%.
10.4.
Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder nog een rapport van Klompjan van 21 juni 2018 overgelegd. In deze rapportage heeft Klompjan herhaald wat hij eerder naar voren heeft gebracht. Klompjan heeft daaraan nog toegevoegd dat mensen met een lichte verstandelijke beperking zich redelijk kunnen uitdrukken, meestal met geld kunnen omgaan en kunnen lezen. Zij kunnen zich vrij zelfstandig bewegen in de samenleving en kunnen redelijk leren voor zichzelf te zorgen. Met deze lichte verstandelijke beperking zou werken in beschutte arbeid, nu al, zonder verbetering of uitrijping mogelijk zijn.
11.1.
Eiseres betoogt in beroep dat ten onrechte is aangenomen dat
verbetering niet valt uit te sluiten. De motivering van de niet-duurzaamheid van de beperkingen voldoet niet aan de criteria die de Centrale Raad van Beroep (CRvB) daarvoor heeft aangelegd in de uitspraak van 5 april 2018. [2]
11.2.
Deze beroepsgrond van eiseres slaagt.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit (en de daaraan ten grondslag liggende rapportages) onvoldoende heeft onderbouwd waarom het ontbreken van arbeidsvermogen in het geval van eiseres niet duurzaam is. Klompjan heeft zich slechts in algemene zin uitgesproken over verbetering van het functioneren en niet blijkt dat hij het in het Compendium opgenomen stappenplan heeft gevolgd, met name waar het stap 3 betreft. Verder is niet uitgewerkt wat de verschillende behandelingen inhouden en wat de resultaten daarvan naar verwachting kunnen zijn op de gebieden van verbetering van de belastbaarheid, toename van bekwaamheden en verdere ontwikkeling van eiseres.
Allereerst heeft Klompjan de verwachting uitgesproken dat de prefrontale cortex nog zal uitrijpen en zich daarbij gebaseerd op literatuur. Dat deze theorie over de uitrijping ook in het geval van eiseres aannemelijk lijkt is niet onderbouwd, bijvoorbeeld door de ontwikkeling(en) van eiseres tot de datum in geding in kaart te brengen, deze af te zetten tegen vorenbedoelde theorie en op basis daarvan een verwachting uit te spreken. Bovendien acht de rechtbank de stelling van Klompjan dat eiseres geen bijkomende problemen heeft (autisme, hersenschade) waardoor uitrijping niet kan plaatsvinden, zonder nadere toelichting niet begrijpelijk. Het is voor de rechtbank onduidelijk wat de invloed van de gedragsproblematiek, hechtingsproblematiek en depressie is op deze uitrijping, een en ander in combinatie met de lichte verstandelijke beperking van eiseres. De enkele, op zichzelf staande opmerkingen met betrekking tot een lichte verstandelijke beperking in de rapportage van 21 juni 2018 zijn in dit verband volstrekt onvoldoende. Voorts heeft Klompjan er ook in algemene zin op gewezen dat op de gebieden plannen en organiseren en resultaat van eigen handelen overzien nog winst te behalen valt. Niet duidelijk is waaruit de winst in het geval van eiseres kan bestaan en of deze naar verwachting gerealiseerd kan worden. Bovendien zou deze winst slechts een deel van de problematiek van eiseres betreffen. De terreinen waarop eiseres problemen ondervindt die mogelijk door uitrijping van de prefrontale cortex (kunnen) ontwikkelen, de concrete verwachtingen op die terreinen in het geval van eiseres en de mogelijke winst daarop zijn niet kenbaar in kaart gebracht.
Daarnaast heeft Klompjan er in algemene zin op gewezen dat bij adolescenten met gedragsproblemen en een TIQ boven de 70 ook nog intensieve behandelingen mogelijk zijn. De kans op verbetering is 50 %. De gedragsproblemen van eiseres zijn evenwel niet kenbaar in kaart gebracht. Niet toegelicht is aan welke behandeling in het geval van eiseres wordt gedacht en op grond waarvan een verbetering op het gebied van gedrag in de rede ligt. Ditzelfde geldt ten aanzien van de hechtingsproblematiek. Het enkel noemen van dagbehandeling is onvoldoende concreet omdat daaruit niet blijkt aan welke specifieke behandeling wordt gedacht en tot welk resultaat die behandeling in het geval van eiseres naar verwachting kan leiden. Weliswaar is ten aanzien van de depressie van eiseres geconcludeerd dat wordt uitgegaan van een bijkomende situationele depressie, een depressie op de achtergrond, maar de behandelingen die voor eiseres in aanmerking kunnen komen en de resultaten die van deze behandeling(en) kunnen worden verwacht, zijn niet geconcretiseerd. Het in zijn algemeenheid noemen van andere medicatie, andere behandelingen zoals stimulatie en dagbehandeling is onvoldoende om aan te nemen dat in de toekomst tot verbetering zal worden gekomen.
12. Op grond van wat is overwogen in rechtsoverweging 11.2 concludeert de rechtbank dat onzorgvuldig is gehandeld bij de voorbereiding van het bestreden besluit en dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. Het bestreden besluit is dan ook in strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Het beroep is gegrond.
13. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen om de gebreken te herstellen op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om de gebreken te herstellen, moet verweerder nader motiveren of eiseres in de toekomst kan voldoen aan alle, in het schattingsbesluit, gestelde criteria voor het hebben van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie met inachtneming van het in het Compendium opgenomen stappenplan. Daarbij dient de motivering te zijn toegespitst op de persoon en situatie van eiseres en dienen de behandelingen en de verwachte resultaten daarvan voldoende te zijn uitgewerkt. Voorts dient de complexiteit van de verschillende mogelijk op elkaar inwerkende problemen op gebied van psyche, verstandelijke capaciteiten, gedrag en hechting voldoende te worden belicht. Tevens dient in de totale afweging over het al dan niet duurzame karakter van het ontbreken van arbeidsvermogen speciale aandacht te worden besteed aan de zwaarte van de CIZ-indicatie alsmede aan de opmerking van de coördinerend begeleidster dat de taken die eiseres tijdens haar opleiding heeft uitgevoerd niet werden afgerond en door anderen werden overgenomen.
De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder de gebreken kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
14. Als verweerder geen gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen, moet hij dat op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb èn om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk meedelen aan de rechtbank. Als verweerder wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beide gevallen en in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
15. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- heropent het onderzoek;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, rechter, in tegenwoordigheid van mr. B. de Vries, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 20 september 2018
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.