11.2.Deze beroepsgrond van eiseres slaagt.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit (en de daaraan ten grondslag liggende rapportages) onvoldoende heeft onderbouwd waarom het ontbreken van arbeidsvermogen in het geval van eiseres niet duurzaam is. Klompjan heeft zich slechts in algemene zin uitgesproken over verbetering van het functioneren en niet blijkt dat hij het in het Compendium opgenomen stappenplan heeft gevolgd, met name waar het stap 3 betreft. Verder is niet uitgewerkt wat de verschillende behandelingen inhouden en wat de resultaten daarvan naar verwachting kunnen zijn op de gebieden van verbetering van de belastbaarheid, toename van bekwaamheden en verdere ontwikkeling van eiseres.
Allereerst heeft Klompjan de verwachting uitgesproken dat de prefrontale cortex nog zal uitrijpen en zich daarbij gebaseerd op literatuur. Dat deze theorie over de uitrijping ook in het geval van eiseres aannemelijk lijkt is niet onderbouwd, bijvoorbeeld door de ontwikkeling(en) van eiseres tot de datum in geding in kaart te brengen, deze af te zetten tegen vorenbedoelde theorie en op basis daarvan een verwachting uit te spreken. Bovendien acht de rechtbank de stelling van Klompjan dat eiseres geen bijkomende problemen heeft (autisme, hersenschade) waardoor uitrijping niet kan plaatsvinden, zonder nadere toelichting niet begrijpelijk. Het is voor de rechtbank onduidelijk wat de invloed van de gedragsproblematiek, hechtingsproblematiek en depressie is op deze uitrijping, een en ander in combinatie met de lichte verstandelijke beperking van eiseres. De enkele, op zichzelf staande opmerkingen met betrekking tot een lichte verstandelijke beperking in de rapportage van 21 juni 2018 zijn in dit verband volstrekt onvoldoende. Voorts heeft Klompjan er ook in algemene zin op gewezen dat op de gebieden plannen en organiseren en resultaat van eigen handelen overzien nog winst te behalen valt. Niet duidelijk is waaruit de winst in het geval van eiseres kan bestaan en of deze naar verwachting gerealiseerd kan worden. Bovendien zou deze winst slechts een deel van de problematiek van eiseres betreffen. De terreinen waarop eiseres problemen ondervindt die mogelijk door uitrijping van de prefrontale cortex (kunnen) ontwikkelen, de concrete verwachtingen op die terreinen in het geval van eiseres en de mogelijke winst daarop zijn niet kenbaar in kaart gebracht.
Daarnaast heeft Klompjan er in algemene zin op gewezen dat bij adolescenten met gedragsproblemen en een TIQ boven de 70 ook nog intensieve behandelingen mogelijk zijn. De kans op verbetering is 50 %. De gedragsproblemen van eiseres zijn evenwel niet kenbaar in kaart gebracht. Niet toegelicht is aan welke behandeling in het geval van eiseres wordt gedacht en op grond waarvan een verbetering op het gebied van gedrag in de rede ligt. Ditzelfde geldt ten aanzien van de hechtingsproblematiek. Het enkel noemen van dagbehandeling is onvoldoende concreet omdat daaruit niet blijkt aan welke specifieke behandeling wordt gedacht en tot welk resultaat die behandeling in het geval van eiseres naar verwachting kan leiden. Weliswaar is ten aanzien van de depressie van eiseres geconcludeerd dat wordt uitgegaan van een bijkomende situationele depressie, een depressie op de achtergrond, maar de behandelingen die voor eiseres in aanmerking kunnen komen en de resultaten die van deze behandeling(en) kunnen worden verwacht, zijn niet geconcretiseerd. Het in zijn algemeenheid noemen van andere medicatie, andere behandelingen zoals stimulatie en dagbehandeling is onvoldoende om aan te nemen dat in de toekomst tot verbetering zal worden gekomen.
12. Op grond van wat is overwogen in rechtsoverweging 11.2 concludeert de rechtbank dat onzorgvuldig is gehandeld bij de voorbereiding van het bestreden besluit en dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. Het bestreden besluit is dan ook in strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Het beroep is gegrond.
13. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen om de gebreken te herstellen op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om de gebreken te herstellen, moet verweerder nader motiveren of eiseres in de toekomst kan voldoen aan alle, in het schattingsbesluit, gestelde criteria voor het hebben van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie met inachtneming van het in het Compendium opgenomen stappenplan. Daarbij dient de motivering te zijn toegespitst op de persoon en situatie van eiseres en dienen de behandelingen en de verwachte resultaten daarvan voldoende te zijn uitgewerkt. Voorts dient de complexiteit van de verschillende mogelijk op elkaar inwerkende problemen op gebied van psyche, verstandelijke capaciteiten, gedrag en hechting voldoende te worden belicht. Tevens dient in de totale afweging over het al dan niet duurzame karakter van het ontbreken van arbeidsvermogen speciale aandacht te worden besteed aan de zwaarte van de CIZ-indicatie alsmede aan de opmerking van de coördinerend begeleidster dat de taken die eiseres tijdens haar opleiding heeft uitgevoerd niet werden afgerond en door anderen werden overgenomen.
De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder de gebreken kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
14. Als verweerder geen gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen, moet hij dat op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb èn om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk meedelen aan de rechtbank. Als verweerder wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beide gevallen en in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
15. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.