11.2.Eiser wenste met zijn bezwaarschrift te bereiken dat het primaire besluit werd vernietigd, en dat verweerder alsnog bestuurlijke handhavingsmiddelen toepast vanwege het bouwen zonder omgevingsvergunning. Hetgeen hij wenst had niet langer kunnen worden bereikt als de verleende omgevingsvergunning in rechte onaantastbaar was geworden. In dat geval was verweerder namelijk niet langer bevoegd om wegens het bouwen van de reclamezuil zonder een omgevingsvergunning te handhaven. Zie ter vergelijking de uitspraak van de Afdeling van 23 maart 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BP8783). In het voorliggende geval was de omgevingsvergunning ten tijde van het bestreden besluit niet rechtens onaantastbaar. Het procesbelang van eiser was daarom niet vervallen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dan ook ten onrechte het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
De beroepsgrond slaagt.
12. Het beroep tegen het bestreden besluit I is gegrond.
13. Het beroep tegen de bestreden besluiten I en II is gegrond en de besluiten dienen te worden vernietigd.
14. Omdat op voorhand niet vaststaat dat de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de reclamezuil afdoende kan worden gemotiveerd, en dus wederom een omgevingsvergunning zal worden verleend, ziet de rechtbank geen aanleiding om een tussenuitspraak te doen.
Verweerder dient nieuwe beslissingen op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Indien verweerder opnieuw een omgevingsvergunning verleent, dan zullen daaraan voorschriften moeten worden verbonden in verband met lichthinder.
15. Omdat het beroep gegrond is dient verweerder te worden veroordeeld in de proceskosten van eiser. Deze proceskosten stelt de rechtbank vast op een bedrag van € 11,40 in verband met reiskosten.
16. Voorts bepaalt de rechtbank dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 170 vergoedt.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt bestreden besluit I en II;
- bepaalt dat verweerder nieuwe beslissingen op bezwaar dient te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 11,40;
- draagt verweerder op het griffierecht van € 170 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in tegenwoordigheid van mr. E. Mengerink, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1, eerste lid
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk;
b. (…);
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan (…);
(…).
Artikel 2.2, eerste lid
Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om:
(…);
h. op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die zichtbaar is vanaf een voor het publiek toegankelijke plaats,
(…).
Artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan (…):
1°. (…);
2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen; of
3°. (…).
Artikel 4 van bijlage II
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan (…) wordt afgeweken, komen in aanmerking:
(…);
3. een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of een gedeelte van een dergelijk bouwwerk, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
a. niet hoger dan 10 m, en
b. de oppervlakte niet meer dan 50 m²;
(…);
9. het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie voor werknemers of de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen;
(…).
Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Montferland
Artikel 2:10, derde lid:
Het college kan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen ten aanzien van terrassen, uitstallingen en reclameborden.”
1. Het is verboden op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder ontstaat voor de omgeving.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Activiteitenbesluit milieubeheer.