In deze zaak gaat het om een besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, dat op 13 juli 2009 een verzoek van het Buurtcomité [locaties] om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen met betrekking tot een milieustraat in Hellevoetsluis heeft afgewezen. Het Buurtcomité, bestaande uit [appellant] en anderen, heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 12 januari 2010 ongegrond verklaard. Vervolgens hebben zij beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 22 februari 2010 is ingekomen.
Tijdens de zitting op 13 januari 2011 hebben de betrokken partijen hun standpunten toegelicht. Het college voerde aan dat het Buurtcomité geen belang meer had bij het beroep, omdat er inmiddels een milieuvergunning was verleend voor de milieustraat, waardoor het college niet langer bevoegd was om handhavend op te treden. Het Buurtcomité wilde met hun beroep bereiken dat het besluit van 12 januari 2010 werd vernietigd en dat het college alsnog handhavingsmiddelen zou toepassen.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat het belang bij het beroep is komen te vervallen door de verlening van de milieuvergunning. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 23 maart 2011. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.