2.9.Van de zijde van ASR is de heer dr. [naam arts A], verzekeringsarts, ingeschakeld.
Dr. [naam arts A] heeft op 16 december 2013, 9 februari 2015 en 1 juli 2015 een medisch advies uitgebracht. Dr. [naam arts A] komt in die adviezen, kort samengevat, tot de conclusie dat hij het beloop van de klachten niet vanuit de behandeling of het ongeval kan verklaren. Hij acht het onwaarschijnlijk dat [Verzoekster] als gevolg van het ongeval een nekhernia heeft opgelopen. Hij gaat er vervolgens vanuit dat de medische eindtoestand voor wat de gevolgen van het ongeval betreft, is bereikt en dat er geen blijvende gevolgen zijn. In zijn laatste medisch advies, gedateerd 29 maart 2016, komt dr. [naam arts A] tot de volgende conclusies:
“Uit de nieuwe medische informatie blijkt het volgende. …)
1. Voorafgaande aan het ons regarderend ongeval vond in juli 2010 een vechtpartij plaats waarbij betrokkene nekklachten opliep.
2. Alcoholgebruik wordt vaker genoteerd.
3. Voorts komt flauwvallen in de voorgeschiedenis voor, ook neuroloog [naam neuroloog] vermeldt dit probleem in zijn correspondentie.
4. Het lijkt er inderdaad op dat de huisarts inderdaad na 2013 nooit meer is bezocht vanwege nekklachten door betrokkene.
5. Medisch wordt nergens bij betrokkene de diagnose acceleratie-deceleratie trauma bij betrokkene gesteld.
6. (…)
7. De bevindingen van het DBC, de aldaar ervaren belemmeringen, worden medisch niet onderbouwd en evenmin verholpen.
8. Het effect van DBC- of juister; het ontbreken daarvan - is tekenend voor een atypisch verloop, waarbij niet het ongeval, maar andere ongevalvreemde factoren een rol spelen. Indien immers de vermoedelijke oorzaak - dat ongeval - is weggenomen - mag wel effect in de vorm van herstel worden verwacht. Nu dat herstel echter uitblijft, kan men zich serieus afvragen of er niet een andere oorzaak aan de orde is.
9. De nekklachten zouden blijkens contact op 05-11-2012 alweer over zijn geweest.
10. Dit impliceert dat de nekklachten nadien geen ongevalsgevolg zijn.
11. Ook thans lijkt betrokkene weer ziek gemeld om andere redenen dan ongevalsgevolgen.
Op basis van deze nieuwe gegevens kom ik tot de slotsom dat het onwaarschijnlijk is dat betrokkene thans nog enige hinder ondervindt van de gevolgen van het ons regarderend ongeval uit 2012, maar dat zulke klachten veeleer op andere, deels pre-existente (diverse ongevallen, vechtpartij, middelengebruik), deels op endogene predispositie (flauwvallen, stress) gebaseerde, kenmerken berust.“