In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een politieambtenaar (eiseres) en de korpschef van politie (verweerder) over de kosten van datagebruik met een diensttelefoon tijdens een vakantie op Bonaire. Eiseres was verplicht om de helft van de gemaakte kosten van € 307,44 te vergoeden, omdat verweerder van mening was dat eiseres zich niet kostenbewust had gedragen en dat er sprake was van excessief gebruik van de diensttelefoon. Eiseres had echter toestemming gekregen om haar diensttelefoon mee te nemen op vakantie en voerde aan dat zij kostenbewust was omgegaan met het gebruik van de telefoon. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet verwijtbaar had gehandeld en dat verweerder niet bevoegd was om de kosten op haar te verhalen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en herstelde het primaire besluit, waarbij verweerder werd veroordeeld in de proceskosten van eiseres en het griffierecht moest vergoeden.
De rechtbank overwoog dat eiseres toestemming had om haar diensttelefoon in het buitenland te gebruiken en dat het gebruik werkgerelateerd was. Verweerder had niet duidelijk gemaakt wanneer er sprake was van excessief gebruik en eiseres had onbetwist gesteld dat zij haar telefoon gemiddeld een half uur per dag gebruikte. Dit duidde niet op excessief gebruik. Bovendien was er bij eiseres en haar collega's de veronderstelling dat het datagebruik in het buitenland was afgekocht, wat niet was betwist door verweerder. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van ernstige verwijtbaarheid en dat het bestreden besluit vernietigd moest worden.