ECLI:NL:RBGEL:2018:2693

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 juni 2018
Publicatiedatum
19 juni 2018
Zaaknummer
05/191728-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging en smaad na beëindiging van een relatie met een ex-vriendin

Op 1 juni 2018 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een 45-jarige man uit Winterswijk, die werd beschuldigd van belaging en smaad van zijn ex-vriendin. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, na een korte relatie, het slachtoffer en haar familie gedurende enkele maanden met een grote hoeveelheid brieven en kaarten heeft lastiggevallen. In deze correspondentie drong hij aan op het voortzetten van de relatie en deed hij anonieme bedreigingen, waaronder het verspreiden van een nep sekswerkadvertentie die zogenaamd van het slachtoffer afkomstig zou zijn. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan belaging en smaad, en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden op, met een proeftijd van drie jaar, en de verplichting tot psychische behandeling en reclasseringscontact. Daarnaast moet de verdachte 160 uren onbetaalde arbeid verrichten en een schadevergoeding van €2.101,74 aan het slachtoffer betalen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact die deze op het leven van het slachtoffer hebben gehad, waarbij de verdachte doelbewust angst en onveiligheid heeft veroorzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/191728-17
Datum uitspraak : 1 juni 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] .
Raadsvrouw: mr. E.C. Schurink, advocaat te Winterswijk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 mei 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 juni 2017 tot en met 22 september 2017 te Winterswijk en/of te Aalden, althans in Nederland, (telkens)
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde] , met het oogmerk die [benadeelde] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen,
door
- een of meermalen (met een auto) langs de woning van die [benadeelde] en/of in/door Aalden te rijden en/of
- die [benadeelde] (veelvuldig) (anoniem) brieven en/of kaarten en/of berichten en/of bloemen en/of (pornografische) afbeeldingen/foto's te sturen (meer dan 50 stuks), waarin onder meer de woorden/tekst zijn opgenomen dat die [benadeelde] door messteken om het leven is gekomen en/of dat die [benadeelde] haar kinderen niet alleen thuis moet laten en/of een of meer rouwadvertenties met betrekking tot het overlijden van die [benadeelde] , althans woorden en/of tekst van gelijke aard/strekking en/of
- een of meer familieleden en/of bekenden en/of dorpsgenoten/buurtbewoners van die [benadeelde] (veelvuldig) een vriendschapsverzoek via Facebook en/of brieven en/of kaarten en/of berichten en/of (pornografische) afbeeldingen/foto's te sturen met (daarbij) onder meer de woorden/tekst: "Hoe iemand ook aan haar geld komt moet ze zelf weten, maar niet door mannen te ontvangen en te verwennen in onze buurt" en/of
"Aan de achterkant ziet u een foto van [benadeelde] . Ze zit momenteel krap bij kas. Om wat bij te verdienen biedt ze zich aan. Hebt u zin of weet u iemand dan bent u welkom. [adres 2] na 20.00 uur van maandag tot en met vrijdag", althans woorden van gelijke aard/strekking;
2.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 juni 2017 tot en met 22 september 2017 te Winterswijk en/of te Aalden, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk de eer en/of de goede naam van [benadeelde] heeft aangerand
door tenlastelegging van een bepaald feit,
met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven,
door een of meer familieleden en/of bekenden en/of dorpsgenoten/buurtbewoners van die [benadeelde] (veelvuldig) brieven en/of kaarten en/of berichten en/of (pornografische) afbeeldingen/foto's te sturen met (daarbij) onder meer de woorden/tekst: "Hoe iemand ook aan haar geld komt moet ze zelf weten, maar niet door mannen te ontvangen en te verwennen in onze buurt" en/of "Aan de achterkant ziet u een foto van [benadeelde] . Ze zit momenteel krap bij kas. Om wat bij te verdienen biedt ze zich aan. Hebt u zin of weet u iemand dan bent u welkom. [adres 2] na 20.00 uur van maandag tot en met vrijdag", althans woorden van gelijke aard/strekking;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot integrale bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Ter zitting heeft de officier de bewijsmiddelen opgesomd en nader toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat niet méér kan worden bewezen dan dat verdachte de door hem bekende handgeschreven brieven naar aangeefster en haar familie heeft gestuurd zodat hij van het overige onder 1 en het onder 2 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Het verrichte sporenonderzoek en onderzoek naar de gegevensdragers van verdachte heeft niets opgeleverd. De enkele omstandigheid dat een aantal anonieme berichten enige gelijkenis vertoont met de door verdachte gestuurde brieven is onvoldoende om verdachte hiervoor verantwoordelijk te houden. Gelet op het aantal brieven dat verdachte aan aangeefster heeft gestuurd, is weliswaar sprake van belaging, maar gezien de aard en de inhoud van de brieven leveren deze geen smaad op. Evenmin kan worden bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periode met de auto langs de woning van aangeefster is gereden. Weliswaar is verdachte op 24 juni 2017 in en bij de woning van aangeefster geweest, maar zij hebben toen nog gesproken over voortzetting van hun relatie zodat dit niet voor het bewijs kan worden gebruikt.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1 en 2
Gelet op de samenhang tussen feit 1 en 2 zal de rechtbank de van belang zijnde bewijsmiddelen gezamenlijk behandelen, waarbij elk bewijsmiddel slechts is gebruikt ten aanzien van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Aangeefster [benadeelde] , woonachtig in Aalden, heeft het volgende verklaard. In april 2017 is zij een relatie begonnen met verdachte. Op 18 en 19 juni 2017 heeft zij verdachte via WhatsApp bericht dat zij het rustiger aan wilde doen in hun relatie en rust wilde. Op 24 juni 2017 zag zij verdachte langs haar woning rijden en stond hij ineens in haar keuken. Hij heeft haar toen overgehaald de relatie voort te zetten. Op 25 juni 2017 heeft aangeefster verdachte via WhatsApp laten weten dat het voor haar niet goed voelt om hun relatie voort te zetten. Vanaf dat moment tot en met de dag van de aangifte, te weten 25 augustus 2017, heeft zij erg veel handgeschreven - grotendeels door verdachte ondertekende - brieven, kaarten, berichten, foto’s en bloemen ontvangen van verdachte. Op 10 juli 2017 heeft aangeefster verdachte een aangetekende brief gestuurd, waarin zij heeft aangegeven dat zij niet verder wil met hem, dat hij moet stoppen en dat hij haar en haar familie met rust moest laten, maar dit mocht niet baten. Ook heeft aangeefster in de ten laste gelegde periode een groot aantal getypte, anonieme brieven, berichten, afbeeldingen en foto’s van haar en haar familieleden ontvangen. In deze berichten staat onder meer dat zij door messteken om het leven is gekomen en dat zij haar kinderen (’kids’) niet alleen thuis moet laten. Andere anonieme berichten betreffen een rouwadvertentie van haar. Dit voelde voor haar als een doodsbedreiging. Daarnaast heeft aangeefster anonieme – deels getypt deels geschreven - berichten met een afbeelding en een overzicht van haar bezigheden die dag/week ontvangen, waardoor zij de indruk kreeg dat zij nauwlettend in de gaten werd gehouden. Op 22 augustus 2017 hebben haar schoonzoon [betrokkene 1] en een buurtbewoner de auto van verdachte, [kenteken] , met één inzittende in haar woonplaats gezien. Tevens heeft aangeefster drie brieven gekregen, waarin zij wordt weggezet als prostituee. Ook heeft zij een aantal pornografische berichten met daarop haar naam of foto ontvangen. Daarnaast heeft een aantal mensen uit haar omgeving, zoals haar kinderen, buren, werkgever, dorpsgenoten, deze of soortgelijke berichten en pornografische afbeeldingen/foto’s en teksten over haar ontvangen. Ten tijde van de aangifte beheerste de situatie met verdachte haar hele leven. Aangeefster durfde niet meer alleen thuis te zijn. Ook vreesde zij voor de veiligheid van haar kinderen. [2]
Het dossier bevat een groot aantal getypte berichten met pornografische afbeeldingen c.q. teksten in combinatie met de naam of foto van aangeefster, niet voorzien van een afzender, die tal van dorpsgenoten en de werkgever van aangeefster in de ten laste gelegde periode in een getypte enveloppe op hun adres hebben ontvangen met de volgende of soortgelijke strekking: “
Beste buurtbewoners. ..Hoe iemand ook aan haar geld komt moet ze zelf weten, maar niet door mannen te ontvangen en te verwennen in onze buurt”en “
Aan de achterkant ziet u een foto van [benadeelde] . Ze zit momenteel krap bij kas. Om wat bij te verdienen biedt zij zich aan. Hebt u zin of weet u iemand dan bent u welkom op (…)”. Op de achterkant van de brief is een ontbloot vrouwelijk geslachtsdeel afgebeeld. [3]
Op 29 augustus 2017 heeft aangeefster een klacht ter zake van stalking en smaad ingediend. [4]
[getuige] , de dochter van aangeefster, heeft het volgende verklaard. Van 21 juni 2017 tot 24 juni 20107 heeft zij diverse berichten ontvangen van [verdachte] , zijnde verdachte, waarin hij onder meer aangaf met haar over haar moeder te willen praten. Zij heeft verdachte toen direct laten weten dat zij geen contact met hem wilde. Kort na 24 juni 2017 kreeg [betrokkene 1] [de rechtbank begrijpt de partner van getuige] een brief van verdachte, waarin stond dat hij aangeefster miste en met hem wilde praten over de omgang met aangeefster. Op de verjaardag van haar moeder in juli 2017 heeft verdachte haar moeder bloemen en een kaart gestuurd. Na de verjaardag van haar moeder ontving getuige tal van geschreven brieven en andere berichten en foto's, die steeds betrekking hadden op de relatie tussen verdachte en haar moeder. Toen getuige verdachte opnieuw sommeerde hiermee te stoppen, ontving zij prompt een nieuw door hem ondertekend bericht. Vervolgens heeft getuige tot kort voor haar getuigenverhoor op 13 september 2017 talloze geschreven en getypte anonieme brieven met foto's van internet ontvangen. Daarbij zaten pornografische foto's, foto's van haar kinderen, foto’s van haar uit het verleden, overlijdensadvertenties van haar moeder en voor haar moeder beledigende en seksistische berichten.
In die brieven ging het telkens over het leven van haar moeder met en zonder verdachte.De week voor het verhoor ontving getuige nog een vijftal brieven, waaronder een verjaardagskaart voor haar zoontje. [5]
Getuige [betrokkene 1] , de partner van [getuige] , heeft verklaard dat hij verdachte op 19 augustus 2017 in hun straat in Aalden zag rijden. [6]
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij best veel brieven heeft geschreven en gestuurd naar aangeefster nadat zij hem had bericht dat zij het rustiger aan wilde doen in hun relatie. Het klopt dat hij bij de politie heeft verklaard dat hij haar nadien in totaal misschien wel 50 brieven heeft gestuurd. Alle brieven ondertekend met [verdachte] zijn van hem afkomstig. Ook heeft hij een aantal kaarten met getypte tekst (zie pagina 171, 175 en 176 van het procesdossier), alsmede enkele afbeeldingen met handgeschreven tekst (zie pagina 167- 168 en 255-256 van het procesdossier), zonder vermelding van zijn naam, naar aangeefster gestuurd. De afbeeldingen met Engelstalige getypte en handgeschreven tekst van pagina 278 en 279 van het dossier zouden ook van hem afkomstig kunnen zijn. Tevens heeft hij brieven gestuurd aan de dochter van aangeefster, [getuige] genaamd. Daarin heeft hij haar verzocht haar moeder te vragen zijn vragen te beantwoorden. Ook heeft hij haar geschreven of zij misschien lastig wordt gevallen. Het klopt dat in zijn handgeschreven brieven regelmatig staat dat aangeefster wordt lastiggevallen. Het is juist dat hij van aangeefster een brief heeft ontvangen waarin zij schrijft dat zij geen contact met hem wil hebben. Geconfronteerd met de omstandigheid dat het herstel van zijn relatie met aangeefster vaak terugkomt in zijn handgeschreven brieven, heeft verdachte verklaard dat hun relatiebreuk hem erg bezig hield. [7]
Bij de politie heeft verdachte, woonachtig in [woonplaats] , verklaard dat hij ook een brief heeft gestuurd aan de zus van aangeefster. Tevens heeft hij begin september 2017 een verjaardagskaart zonder afzender aan [betrokkene 2] , het zoontje van [getuige] , gestuurd. De zondag voor zijn politieverhoor van 25 september 2017 heeft hij nog twee brieven naar aangeefster gestuurd. [8]
Uit een door aangeefster gemaakt overzicht blijkt dat alle naar haar, haar familie en haar dorpsgenoten gestuurde anonieme berichten in dezelfde periode zijn ontvangen als de door verdachte - bekende – grotendeels handgeschreven berichten, kaarten en afbeeldingen en op hetzelfde tijdstip, te weten na zijn aanhouding, volledig zijn gestopt. [9] Verder is uit de slachtofferverklaring van aangeefster op te maken dat de situatie weer rustig werd nadat verdachte was aangehouden en aan hem een contactverbod was opgelegd. [10]
Bewijsoverwegingen feit 1
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat nadat aangeefster verdachte op 25 juni 2017 te kennen had gegeven dat zij de relatie met hem (definitief) niet wilde voortzetten, verdachte naar aangeefster en haar familieleden, onder wie haar dochter [getuige] en partner, gedurende de ten laste gelegde periode opzettelijk een groot aantal handgeschreven, grotendeels door hem ondertekende brieven, kaarten, berichten en afbeeldingen heeft verzonden. Ook heeft hij bloemen naar aangeefster gestuurd. De inhoud van de berichten komt er veelal op neer dat verdachte de relatie met aangeefster wil voortzetten en haar familieleden daarbij om hulp vraagt. Verder heeft verdachte verklaard dat hij vanaf 25 juni 2017 tot een paar dagen voor zijn aanhouding op 25 september 2017 vermoedelijk wel 50 brieven naar aangeefster heeft verzonden, wat wordt ondersteund door de verklaringen van aangeefster en de brieven in het dossier, terwijl voor hem al lange tijd kenbaar moest zijn dat aangeefster hun relatie had beëindigd en geen contact, in ieder geval geen contact in deze vorm, met hem wilde. De rechtbank wijst daarbij onder meer op het door aangeefster en verdachte genoemde op 25 juni 2017 gestuurde WhatsAppbericht en de door aangeefster op 10 juli 2017 aan verdachte verzonden aangetekende brief. Gezien de aard en de inhoud van bovenstaande door verdachte aan aangeefster en haar familie verzonden berichten, concludeert de rechtbank dat deze erop waren gericht aangeefster ertoe te brengen haar relatie met verdachte niet te beëindigen dan wel deze voort te zetten. Voorts is de rechtbank van oordeel dat bovenstaande berichten van verdachte, gezien de hoeveelheid en de strekking ervan een dusdanig frequent en indringend karakter hebben, dat reeds hierom sprake is van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster en aldus van belaging, zoals onder feit 1 ten laste is gelegd.
Daarbij overweegt de rechtbank dat de ten laste gelegde berichten en gedragingen van verdachte die dateren van 18 tot 26 juni 2017 naar haar oordeel niet bij de bewezenverklaring dienen te worden betrokken. Daartoe acht zij van belang dat op basis van de WhatsAppberichten van aangeefster van 18 en 19 juni 2017 voor verdachte niet zonder meer duidelijk moest of kon zijn dat aangeefster (in het geheel) geen contact meer met hem wilde zodat het wederrechtelijk karakter van zijn handelen in die periode ontbreekt. Verder acht de rechtbank op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting niet bewezen dat verdachte in de periode van 26 juni 2017 tot en met 22 september 2017 langs de woning van aangeefster, gelegen in een andere straat dan de woning van haar dochter, is gereden zodat zij hem van dit onderdeel van de tenlastelegging zal vrijspreken.
Daarnaast bevat het dossier een groot aantal getypte brieven, berichten, kaarten, foto’s van aangeefster en haar familieleden en verder pornografische afbeeldingen zonder afzender, waarin onder meer wordt gesteld dat aangeefster met messteken om het leven is gekomen, dat er een rouwadvertentie van haar is geplaatst, dat zij haar kinderen niet alleen thuis moet laten, dat zij in de gaten wordt gehouden, alsmede dat zij werkt en zich aanbiedt als prostituee. Laatstgenoemde (pornografische) berichten zijn niet alleen naar aangeefster en haar familie gestuurd, maar tevens bij dorpsgenoten en buurtbewoners bezorgd. Verdachte heeft verklaard niet verantwoordelijk te zijn voor de hierboven beschreven berichten, maar de rechtbank hecht hieraan geen geloof, gelet op het navolgende.
Vooropgesteld wordt dat uit het door aangeefster gemaakte overzicht blijkt dat laatstgenoemde anonieme berichten in dezelfde periode zijn ontvangen als de door verdachte bekende – grotendeels - handgeschreven berichten, kaarten en afbeeldingen en op hetzelfde tijdstip, te weten na zijn aanhouding, volledig zijn gestopt. Verder is het opvallend dat de afzender van de getypte anonieme brieven blijkens de inhoud ervan (ook) een intieme relatie met aangeefster wil dan wel suggereert deze te hebben. [11] Voorts vertoont de zinsbouw en de grammatica in de berichten die verdachte wel stelt te hebben geschreven op specifieke onderdelen gelijkenis met die in de berichten die hij stelt niet te hebben geschreven, in die zin dat iedere zin veelal op een nieuwe regel begint en dat regelmatig het onderwerp in de zin ontbreekt. Verwezen wordt onder meer naar onderstaande passages uit een door verdachte ondertekende handgeschreven aan aangeefster en dochter Erica gerichte brieven: [12]
“Hoop dat jij je hierin kunt vinden (…).
Wil nog steeds oud met jou worden (…)”.
“Wil haar graag gelukkig maken (…)
Hoop dat ze me terugschrijft (…)”.
en naar onderstaande passage afkomstig uit een aan een aan [getuige] en [betrokkene 1] gerichte getypte anonieme brief: [13]
“Hoop dat ze weer een leuke man in haar leven heeft.
Denk dat jullie het niet weten daarom wil ik het toch zeggen.
Hoop dat jullie niet kwaad op haar worden want ik begrijp het goed wat ze doet.
Wordt al genoeg geroddeld (…).
Durf het wel tegen jullie te zeggen (…).
Wens jullie succes (…).”
Verder geeft verdachte er in de brieven die hij wel stelt te hebben geschreven, voortdurend blijk van dat hij weet dat aangeefster wordt lastiggevallen. [14] Ook betrekt de rechtbank bij de bewezenverklaring dat uit de verklaringen van aangeefster en haar schoonzoon volgt dat verdachte in augustus 2017 in Aalden is gesignaleerd zodat zij de verklaring van verdachte dat hij na 24 juni 2017 niet meer in Aalden is geweest terzijde schuift. Tot slot overweegt de rechtbank dat niet aannemelijk is geworden dat er naast verdachte nog een tweede stalker is die aangeefster, haar familie en buurtgenoten brieven en berichten heeft gestuurd.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte ook bovenstaande kwetsende, bedreigende, beledigende en pornografische berichten opzettelijk naar aangeefster, haar familie en buurtgenoten heeft gestuurd teneinde haar vrees aan te jagen en haar te dwingen hun relatie voort te zetten. Gelet op de frequentie en het bijzonder indringende karakter van bovenstaande berichten, leveren deze een ernstige en stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster op zodat de rechtbank tot een integrale bewezenverklaring van feit 1 komt.
Bewijsoverwegingen feit 2
Zoals hierboven is vastgesteld, is verdachte verantwoordelijk voor het opzettelijk verspreiden van bovenstaande beledigende, pornografische afbeeldingen en teksten, voorzien van de naam dan wel foto van aangeefster, onder een groot aantal dorpsgenoten en naaste familieleden van aangeefster. Voor smaad is vereist dat een ‘bepaald feit’ op een zodanige wijze door de verdachte is tenlastegelegd dat het een duidelijk te onderkennen concrete gedraging aanwijst (vgl. HR 29 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1171, NJ 2009/541NJ 2009/541). Naar het oordeel van de rechtbank is hiervan in deze zaak sprake. Verdachte heeft immers bovenstaande berichten, waarin – in strijd met de waarheid - wordt gesteld dat aangeefster zich aanbiedt voor het verrichten van seksuele handelingen verspreid. Door op deze wijze ruchtbaarheid te geven aan onjuiste berichtgeving heeft hij de eer en de goede naam van aangeefster aangerand. De rechtbank acht daarom ook feit 2 wettig en overtuigend bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
een ofmeerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode van 18 juni 2017 tot en met 22 september 2017 te Winterswijk en
/ofte Aalden, althans in Nederland, (telkens)
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde] , met het oogmerk die [benadeelde] , te dwingen iets te doen, niet te doen,
te duldenen
/ofvrees aan te jagen,
door
-
een of meermalen (met een auto) langs de woning van die [benadeelde] en/of in/door Aalden te rijden en/of
- die [benadeelde] (veelvuldig) (anoniem) brieven en
/ofkaarten en
/ofberichten en
/ofbloemen en
/of(pornografische) afbeeldingen/foto's te sturen (meer dan 50 stuks), waarin onder meer de woorden/tekst zijn opgenomen dat die [benadeelde] door messteken om het leven is gekomen en
/ofdat die [benadeelde] haar kinderen niet alleen thuis moet laten en
/of een of meerrouwadvertenties met betrekking tot het overlijden van die [benadeelde] ,
althans woorden en/of tekst van gelijke aard/strekkingen
/of
-
een of meerfamilieleden en
/ofbekenden en
/ofdorpsgenoten/buurtbewoners van die [benadeelde] (veelvuldig)
een vriendschapsverzoek via Facebook en/ofbrieven en
/ofkaarten en
/ofberichten en
/of(pornografische) afbeeldingen/foto's te sturen met (daarbij) onder meer de woorden/tekst: "Hoe iemand ook aan haar geld komt moet ze zelf weten, maar niet door mannen te ontvangen en te verwennen in onze buurt" en
/of"Aan de achterkant ziet u een foto van [benadeelde] . Ze zit momenteel krap bij kas. Om wat bij te verdienen biedt ze zich aan. Hebt u zin of weet u iemand dan bent u welkom. [adres 2] na 20.00 uur van maandag tot en met vrijdag", althans woorden van gelijke aard/strekking;
2.
hij op
een ofmeerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode van 18 juni 2017 tot en met 22 september 2017 te Winterswijk en
/ofte Aalden,
althans in Nederland,(telkens) opzettelijk de eer en
/ofde goede naam van [benadeelde] heeft aangerand door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door
een of meer familieleden en
/ofbekenden en
/ofdorpsgenoten/buurtbewoners van die [benadeelde] (veelvuldig) brieven
en/of kaartenen
/ofberichten en
/of(pornografische) afbeeldingen/foto's te sturen met (daarbij) onder meer de woorden/tekst: "Hoe iemand ook aan haar geld komt moet ze zelf weten, maar niet door mannen te ontvangen en te verwennen in onze buurt" en
/of"Aan de achterkant ziet u een foto van [benadeelde] . Ze zit momenteel krap bij kas. Om wat bij te verdienen biedt ze zich aan. Hebt u zin of weet u iemand dan bent u welkom. [adres 2] na 20.00 uur van maandag tot en met vrijdag", althans woorden van gelijke aard/strekking;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Belaging
Ten aanzien van feit 2:
Smaadschrift

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, bestaande uit een meldplicht, ambulante behandeling en een contactverbod.
Het standpunt van de verdediging
Daargelaten dat zij alleen uitkomt op een gedeeltelijke bewezenverklaring van feit 1, verzet de raadsvrouw zich tegen de strafeis van de officier van justitie en heeft zij een deels voorwaardelijke taakstraf bepleit. Daartoe heeft zij gewezen op het blanco strafblad van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. Verdachte is weer aan het werk en vormt de thuisbasis voor zijn oudste, minderjarige zoon. Bovendien heeft verdachte juist hulp nodig en is hij niet gebaat bij gevangenisstraf. Wel kan de raadsvrouw zich verenigen met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister van verdachte, gedateerd 5 april 2018;
- een reclasseringsadvies over verdachte, gedateerd 8 mei 2018.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Toen aangeefster na een relatie met verdachte van twee maanden aangaf dat zij niet verder met hem wilde, wilde verdachte dit niet accepteren en heeft hij aangeefster en haar familie drie maanden lang talloze brieven en berichten gestuurd, waarin hij aangeefster telkens probeerde te overtuigen hun relatie voort te zetten en haar familie daarbij om hulp vroeg. Een door aangeefster aan verdachte verzonden aangetekende brief, waarin zij hem sommeerde haar en haar familie met rust te laten, mocht niet baten. Ook heeft verdachte naar aangeefster, haar familie, haar werkgever en tevens een groot aantal dorpsgenoten veelvuldig anonieme berichten, deels voorzien van pornografische afbeeldingen, gestuurd met een kwetsende, dreigende en beledigende strekking. Zo is in de brieven te lezen dat aangeefster met messteken om het leven is gekomen, dat zij haar kinderen niet alleen thuis moet laten, dat zij zich aanbiedt als prostituee en wordt op zijn minst de indruk gewekt dat zij nauwlettend in de gaten wordt gehouden. Verdachte wilde aangeefster op deze wijze dwingen hun relatie voort te zetten en toen hij hierin niet slaagde, haar eer en goede naam aantasten. De rechtbank acht het handelen van verdachte verwerpelijk, schaamteloos en onaanvaardbaar. Verdachte heeft met het plegen van bovenstaande feiten doelbewust ernstige gevoelens van (doods)angst, onzekerheid en onveiligheid bij aangeefster veroorzaakt. Zoals ook tot uitdrukking gebracht ter zitting, heeft het bewezenverklaarde een grote impact gehad op het leven van aangeefster. Aangeefster durfde niet meer alleen in haar eigen huis te verblijven en vreesde tevens voor haar kinderen. Feiten als deze rechtvaardigen in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de samenloop van beide feiten. Verdachte heeft een blanco strafblad. Verder is uit het dossier op te maken dat verdachte tijdens de ten laste gelegde periode geestelijk behoorlijk in de war was en daardoor niet meer kon werken. Volgens hem houden deze problemen verband met de afwikkeling van zijn echtscheiding, maar dit is niet nader onderbouwd. Ook komt naar voren dat verdachte tijdens het plegen van bovenstaande feiten onder behandeling van een psycholoog stond en in dat verband medicatie voorgeschreven kreeg. Desgevraagd weigert verdachte meer informatie te (laten) verstrekken over zijn psychische situatie. Bij de reclassering en ter zitting geeft verdachte aan open te staan voor enige forensische behandeling. Gelet op het gevaar voor herhaling dat, gezien eerdere, recente meldingen van hinderlijk gedrag van verdachte jegens andere vrouwen/ex-vriendinnen, door de reclassering als hoog wordt ingeschat, acht de rechtbank in navolging van het reclasseringsadvies behandeling gericht op gedragsverandering noodzakelijk.
Alles afwegend acht de rechtbank oplegging van een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. De rechtbank legt verdachte op een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en een proeftijd van drie jaar passend en geboden. Deze voorwaarden bestaan uit een meldplicht bij de reclassering, een intakegesprek en behandeling in een door de reclassering aan te wijzen forensisch psychiatrische polikliniek maximaal voor de duur van het eerste jaar van de proeftijd of zoveel korter als de reclassering dit wenselijk acht en een verbod om op welke wijze dan ook, direct dan wel indirect, contact te hebben met aangeefster. Met de oplegging van bovenstaande voorwaarden en het voorwaardelijk strafdeel beoogt de rechtbank te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw een soortgelijk of ander strafbaar feit pleegt. Gelet op de aard van de bewezenverklaarde feiten biedt de wet geen basis om deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Om recht te doen aan de ernst van de zaak zal de rechtbank verdachte daarnaast veroordelen tot een geheel onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 160 uren, te vervangen door 80 dagen hechtenis.

8. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Gevorderd wordt een totaalbedrag van € 2.101,74, waarvan € 101,74 bestaat uit reiskosten en € 2000,- uit immateriële schade. Tevens is verzocht om toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is onderbouwd met een reiskostenspecificatie, een brief van 29 maart 2018 van de maatschappelijk werkster van aangeefster, waarin de impact van de stalking op aangeefster staat beschreven en een rechterlijke uitspraak in een andere belagingszaak, waarin een schadevergoeding van
€ 1.500,- is opgelegd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering benadeelde partij volledig dient te worden toegewezen, nu deze voldoende is onderbouwd, de impact van de feiten duidelijk uiteen is gezet en het gevorderde bedrag in dat licht niet onredelijk is. Tevens is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw refereert zich voor wat betreft de toewijzing van de materiële schade en verzoekt om matiging van de immateriële schade onder verwijzing naar de bepleite vrijspraak.
Beoordeling door de rechtbank
Vaststaat dat benadeelde rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank is van oordeel dat zowel de materiële als de immateriële schade voldoende is onderbouwd. Mede in aanmerking genomen dat verdachte bij de benadeelde ernstige (doods)angstgevoelens heeft veroorzaakt voor haarzelf en haar kinderen en haar heeft aangetast in haar eer en goede naam, acht de rechtbank de gevorderde immateriële niet meer dan redelijk. In hetgeen door de raadsvrouw is aangevoerd en ook overigens ziet de rechtbank geen aanleiding tot matiging, zodat zij de vordering volledig zal toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente over de immateriële schade vanaf 22 september 2017 en over de materiële schade vanaf 7 mei 2018 (datum indiening vordering). Voorts ziet de rechtbank grond om aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, eveneens met toekenning van de wettelijke rente als voormeld.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 36f, 57, 261 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich uiterlijk binnen vijf dagen na uitspraak van het vonnis meldt bij de Reclassering Nederland, telefoonnummer 088-8041404, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende het eerste jaar van de proeftijd inzet voor een intake en daaruit voortvloeiende behandeling in een door de reclassering aan te wijzen forensische psychiatrische polikliniek. Verdachte dient tenminste de 4-5 gesprekken te voeren, zoals beschreven in het reclasseringsadvies onder ‘plan van aanpak’. Indien de reclassering, in contact met de behandelaar voortzetting van de behandeling nodig vindt, dan dient betrokkene daaraan maximaal het gehele eerste jaar van de proeftijd mee te werken of zoveel korter als de reclassering dit wenselijk acht;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
taakstrafgedurende
160 (honderdzestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 80 (tachtig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 en 2 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [benadeelde]van een bedrag van
€ 2.101,74 (tweeduizend honderdeen euro en vierenzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil. Daarbij geldt dat de ingangsdatum voor de berekening van de wettelijke rente ten aanzien van de materiële schade van € 101,74 aanvangt op de datum van de indiening van de vordering, te weten 7 mei 2018, en dat de ingangsdatum ten aanzien van de immateriële schade van
€ 2.000,00 aanvangt op 22 september 2017;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de
benadeelde partij [benadeelde]een bedrag
te betalen van € 2.101,74 (tweeduizend honderdeen euro en vierenzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en volledig verhaal van de hoofdsom, 31 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt. Daarbij geldt dat de ingangsdatum voor de berekening van de wettelijke rente ten aanzien van de materiële schade van € 101,74 aanvangt op de datum van de indiening van de vordering, te weten 7 mei 2018, en dat de ingangsdatum ten aanzien van de immateriële schade van € 2.000,00 aanvangt op 22 september 2017;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mrs. P.J.C. Cremers (voorzitter), M.C. van der Mei en I.C.E. Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 juni 2018.
mr. I.C.E. Draisma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant Ter Heurne van de politie Oost- Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PLPL0600-2017424467, gesloten op 10 januari 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte p. 40-46 met in de bijlagen de genoemde ontvangen berichten p. 48-62, 112-115, 162, 165-165, 223-309 en een door aangeefster gemaakt overzicht van de datum waarop zij en haar familieleden de brieven hebben ontvangen, p. 191-193, gelezen in onderlinge samenhang met het proces-verbaal van bevindingen p. 72 met bijlagen.
3.Proces-verbaal van bevindingen p. 65, proces-verbaal van bevindingen p. 67 met bijlage p. 68-71,
4.Proces-verbaal van ontvangst klacht p. 63, gelezen in onderlinge samenhang met het proces-verbaal van bevindingen van p. 72 met bijlagen p. 73-108, 119, 124-142, 197-199-214-222.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige p. 334-336 gelezen in onderlinge samenhang met de door getuige en haar partner ontvangen berichten p. 143-158, 208-213.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige p. 338.
7.Verklaringen van verdachte afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte p. 341, 362, 374.
9.Proces-verbaal van bevindingen p. 191 met bijlage p. 192.
10.Slachtofferverklaring p. 2.
11.Zie onder meer de door getuige [getuige] ontvangen brieven p. 147, 149, 157, 209.
12.Brief p. 48 en brief p. 213.
13.Brief p. 47.
14.Door getuige [getuige] ontvangen handgeschreven brief p. 212-213, door aangeefster ontvangen handgeschreven brieven p. 255, 267, 276, 286, 288.