ECLI:NL:RBGEL:2018:2470

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 mei 2018
Publicatiedatum
5 juni 2018
Zaaknummer
C/05/307401 / HZ ZA 16-355
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor aluminiumdeeltjes in voedselproductie en schadevergoeding

In deze zaak, uitgesproken op 23 mei 2018 door de Rechtbank Gelderland, ging het om de aansprakelijkheid van H.W. Meatspecial In- en Export B.V. voor aluminiumdeeltjes die waren aangetroffen in een ham-kaasmengsel geleverd aan Ruitenberg Ingredients B.V. en AIG Europe Limited. De rechtbank oordeelde dat de aluminiumdeeltjes met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid afkomstig waren van de sluitclips die door Meatspecial werden gebruikt. Ruitenberg c.s. had bewijs geleverd dat de deeltjes afkomstig waren van een sluitclip van Poly-clip, die door Meatspecial werd gebruikt. Meatspecial kon niet overtuigend aantonen dat de deeltjes van een andere herkomst waren.

De rechtbank concludeerde dat Meatspecial toerekenbaar tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst met Ruitenberg, omdat de geleverde hamreepjes niet voldeden aan de contractuele eisen. De schade die Ruitenberg had geleden, werd vastgesteld op € 215.961,79, waarvan AIG € 148.399,00 had vergoed. De rechtbank veroordeelde Meatspecial tot betaling van dit bedrag aan AIG en een bedrag van € 67.562,79 aan Ruitenberg, te vermeerderen met wettelijke rente. Meatspecial werd ook veroordeeld in de proceskosten.

De rechtbank verwierp het verweer van Meatspecial dat Ruitenberg eigen schuld had, omdat Ruitenberg geen metaaldetectie had toegepast. De rechtbank oordeelde dat de BRC-standaarden niet afdwingbaar waren voor Ruitenberg, aangezien zij niet direct aan consumenten leverde. De rechtbank concludeerde dat Ruitenberg redelijk had gehandeld door geen metaaldetectie toe te passen, gezien de omstandigheden en de kennis van de metaaldetectie bij Meatspecial.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/307401 / HZ ZA 16-355
Vonnis van 23 mei 2018
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RUITENBERG INGREDIENTS B.V.,
gevestigd te Twello,
2. de buitenlandse EG-vennootschap met onderneming in Nederland
AIG EUROPE LIMITED,
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,
eiseressen,
advocaat mr. P. van den Broek te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
H.W. MEATSPECIAL IN- EN EXPORT B.V.,
gevestigd te Varsseveld, gemeente Oude IJsselstreek,
gedaagde,
advocaat mr. E.J.A.A. van Dal te Arnhem.
Partijen zullen hierna Ruitenberg c.s. en Meatspecial genoemd worden; eisende partijen worden ieder afzonderlijk aangeduid als Ruitenberg en AIG.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 24 mei 2017
  • de akte houdende bewijslevering van Ruitenberg c.s.
  • de antwoordakte van Meatspecial
  • de akte uitlaten producties van Ruitenberg c.s..
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

Bewijsopdracht2.1. In het tussenvonnis van 24 mei 2017 is Ruitenberg c.s. bewijs opgedragen van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat de bij Lantmännen in het ham-kaasmengsel aangetroffen aluminiumdeeltjes alleen van Meatspecial afkomstig kunnen zijn.
Ter voldoening aan deze bewijsopdracht heeft Ruitenberg c.s. bij akte een aantal stukken
- waaronder een rapport van onderzoeksbureau Element - overgelegd. Meatspecial heeft bij haar reactie hierop eveneens stukken overgelegd, waaronder een rapport van Lengkeek Expertise. De rechtbank zal hierna ingaan op de overgelegde stukken.
2.2.
Onderzoeksbureau Element heeft blijkens haar rapport (productie 21) met behulp van een zogenaamde energie dispersieve röntgenmicroanalyse (EDX) onderzocht of de in het ham-kaasmengsel aangetroffen deeltjes dezelfde samenstelling hebben als de door Meatspecial gebruikte sluitclips (die Meatspecial koopt van het bedrijf Poly-clip). Ten behoeve van het onderzoek is één van de in het ham-kaasmengsel aangetroffen deeltjes en een sluitclip afkomstig van Meatspecial aan Element ter beschikking gesteld, aldus Ruitenberg c.s.
Uit de in het rapport weergegeven resultaten van de analyses blijkt dat zowel het onderzochte deeltje als de complete sluitclip voor 98% uit aluminium en voor de overige 2% uit dezelfde andere elementen bestaan. Element heeft verder op grond van visueel en stereomicroscopisch onderzoek geconstateerd dat het onderzochte deeltje en de sluitclip qua configuratie gelijkenis vertonen, met name vanwege de aanwezige groefvormige patronen. Het onderzoeksbureau heeft tot slot geconcludeerd:
“Gezien de samenstelling van de twee sluitclip onderdelen zijn deze van het hetzelfde materiaal (aluminium) type gefabriceerd.”2.3. Op grond van de bevindingen van Element moet worden geconcludeerd dat de bij Landmännen in het ham-kaasmengsel aangetroffen deeltjes afkomstig zijn van een sluitclip van Poly-clip. Hetgeen Meatspecial - onder verwijzing naar het door haar overgelegde rapport van Lengkeek Expertise (productie 8) - heeft aangevoerd, kan hieraan niet afdoen. De enkele stelling dat het onderzoek door Element zonder haar medeweten, instemming en aanwezigheid heeft plaatsgevonden, kan er niet toe leiden dat - zoals Meatspecial heeft gesteld - de bevindingen van Element niet overtuigend zijn en niet als (overtuigend) bewijs gebezigd kunnen worden. Voorbijgegaan wordt tevens aan de betwisting dat het onderzoek van Element betrekking had op een deeltje dat bij Lantmännen is aangetroffen en een door Poly-clip geproduceerde sluitclip, omdat dit verweer niet nader is onderbouwd.
Het betoog van Meatspecial dat op grond van het rapport van Element slechts kan worden geconcludeerd dat de onderzochte deeltjes van aluminium zijn, is niet juist. Uit het rapport van Element blijkt immers dat bij het metallurgisch onderzoek is geconstateerd dat beide deeltjes zijn samengesteld uit exact dezelfde zes elementen in een vrijwel gelijke verhouding. Het percentage aluminium bedraagt in beide gevallen 98%. De minieme afwijking bij drie van de overige elementen ( O = zuurstof: 1,8 ten opzichte van 1,7%; Si = silicium: 0,2 ten opzichte van 0,1% en Ag = zilver: 0,3 ten opzichte van 0,4%) moet worden toegeschreven aan de (on)nauwkeurigheid van de analysemethode. Hierover heeft Element opgemerkt (pagina 2, onderaan):
“De nauwkeurigheid van de resultaten hangt eveneens af van element en matrix, en bedraagt enkele tienden van een procent tot enkele procenten.”Over de gelijkenis van beide deeltjes heeft Meatspecial gesteld dat inderdaad sprake is van enige visuele overeenkomst, maar dat het bij Lantmännen teruggevonden deeltje op de foto in het rapport breder lijkt dan de complete clip en dat metingen met een microscoop uitsluitsel zouden kunnen geven. Ook dit verweer gaat niet op. Uit het rapport van Element moet immers worden afgeleid dat dergelijke metingen reeds zijn uitgevoerd (onder punt 2 van het rapport is vermeld: “De onderdelen zijn visueel en stereomicroscopisch onderzocht”) en dat op basis daarvan is geconstateerd dat de deeltjes wat betreft configuratie gelijkenis vertonen. De rechtbank deelt die constatering, daarbij in acht nemend dat de complete sluitclip aan het uiteinde iets smaller zal toelopen omdat die clip ongebruikt is en er dus nog geen kracht op uitgeoefend is.
Meatspecial heeft verder betoogd dat clips van andere producenten op de clip van Poly-clip lijken, maar dit betoog is onvoldoende onderbouwd. Meatspecial heeft slechts één producent genoemd, te weten Tipper Tie, en op de foto’s van de overgelegde productinformatie van Tipper Tie is niet te zien dat deze clips - net als de clips van Poly-clip - groeven vertonen. Bovendien blijkt nergens uit dat de clips van Tipper Tie dezelfde legering hebben als de sluitclips van Poly-clip.
2.4.
Met de vaststelling dat de bij Lantmännen in het ham-kaasmengsel aangetroffen deeltjes afkomstig zijn van een sluitclip van Poly-clip, die door Meatspecial worden gebruikt, is evenwel nog niet bewezen dat die deeltjes van Meatspecial afkomstig zijn. Ruitenberg heeft immers voor de productie van het ham-kaasmengsel ook geraspte kaas van Prika en een door haar zelf gefabriceerde kruidenmix gebruikt. In het tussenvonnis is reeds overwogen dat, als bewijs geleverd wil worden door uitsluiting van het gebruik van sluitclips bij de andere mogelijke bedrijven, veel beter onderbouwd zal moeten worden dat in de andere bedrijven inderdaad geen sluitclips aanwezig zijn.
2.5.
In dit verband heeft Ruitenberg c.s. onder meer correspondentie met Poly-clip (productie 22) overgelegd. Uit die correspondentie blijkt dat aan Poly-clip de vraag is voorgelegd of Ruitenberg, Prika of Lantmännen in 2012 of 2013 sluitclips van Poly-clip hebben afgenomen. Deze vraag is als volgt beantwoord:
“Sinds 01-01-2015 zijn wij in Nederland actief onder de naam Foodline System BVIn ons systeem zijn er vanaf genoemde datum geen orders en of rekeningen gestuurd aan de drie genoemde bedrijven.Voor deze datum (01-01-2015) zijn deze bedrijven niet aangemaakt als klant in ons systeem.”Poly-clip heeft hiermee verklaard dat zij geen sluitclips heeft verkocht of nog verkoopt aan Ruitenberg, Prika en/of Lantmännen.
Meatspecial heeft in dit verband slechts aangevoerd dat Foodline System B.V. haar telefonisch heeft laten weten dat zij ook sluitclips verkoopt aan dealers, zodat Ruitenberg, Prika en/of Lantmännen de clips dus van een dealer hebben kunnen betrekken. Aan dit betoog wordt voorbijgegaan, nu hiervoor iedere onderbouwing ontbreekt.
2.6.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de in het ham-kaasmengsel aangetroffen deeltjes alleen afkomstig kunnen zijn van Meatspecial, omdat zij van de betrokken partijen de enige is die met sluitclips (van Poly-clip) werkt.
Dat Ruitenberg redelijkerwijs als herkomst van de aluminium deeltjes uitgesloten dient te worden, wordt bevestigd door de inhoud van het door Ruitenberg c.s. overgelegde inspectieverslag van Cunningham Lindsey (productie 23). In dit rapport is onder meer geconstateerd dat Ruitenberg bij de productie van het kruidenmengsel, maar ook anderszins, geen gebruik maakt of heeft gemaakt van sluitclips, grondstoffen verpakt met aluminium sluitclips of een snijmachine. Meatspecial heeft niet betwist dat, zoals Ruitenberg c.s. heeft gesteld, de experts van beide partijen bij deze inspectie aanwezig waren en dat Meatspecial en haar expert geen rapport van de inspectie hebben willen opmaken. Meatspecial heeft de juistheid van de constateringen in het rapport ook niet bestreden, zodat van die juistheid uitgegaan wordt.
Dat ook Prika als herkomst uitgesloten moet worden, heeft Ruitenberg c.s. mede onderbouwd door overlegging van twee met elkaar overeenstemmende verklaringen van (oud)werknemers van Prika (producties 25 en 26). Beide (oud)werknemers hebben de vragen of Prika in 2013 aluminium sluitclips of grondstoffen verpakt met aluminium sluitclips in haar productieprocessen gebruikte, of zij het mogelijk achten dat een aluminium sluitclip in versnipperde toestand in de geraspte kaas is terechtgekomen en of zij het aannemelijk achten dat in de productieruimte van Prika één of meer aluminium sluitclips aanwezig waren met ‘nee’ beantwoord. Ruitenberg c.s. heeft tevens overgelegd een e-mailbericht van Prika (productie 24) waarin is vermeld:
“De producten die Prika voor Ruitenberg maakt en heeft gemaakt wordt van een foliekaas gemaakt welke geen ijzeren klipjes bevat.In ons productieproces worden deze klipjes ook niet gebruikt.”Meatspecial heeft in dit verband alleen gesteld dat Prika in 2013 kaas in worstvorm in haar assortiment had en dat voor het inpakken daarvan een sluitclip moet worden gebruikt. Deze stelling is echter onvoldoende onderbouwd om gevolgd te worden, nu Ruitenberg c.s. reeds bij dagvaarding heeft aangevoerd dat de door Prika verkochte kaasworsten met sluitclips slechts handelswaar zijn en buiten de productie van geraspte kaas blijven.
De conclusie dat Lantmännen redelijkerwijs niet in aanmerking komt als herkomst van de aluminiumdeeltjes, vindt bevestiging in het feit dat de deeltjes zijn aangetroffen
inhet ham-kaasmengsel. Meatspecial heeft gesteld dat niet uitgesloten kan worden dat Lantmännen in andere delen van haar productielocatie gebruik maakt van aluminium sluitclips of deze via halffabricaten in worstvorm aangeleverd krijgt. Zij heeft echter niet nader toegelicht op welke wijze deeltjes van deze aluminium sluitclips in het ham-kaasmengsel terecht zouden kunnen zijn gekomen, zodat haar stelling niet kan afdoen aan de conclusie dat Lantmännen redelijkerwijs niet in aanmerking komt als herkomst voor de deeltjes.
2.7.
Ook hetgeen Meatspecial verder nog heeft aangevoerd kan aan het voorgaande niet afdoen. Meatspecial heeft gesteld dat de deeltjes niet van haar afkomstig kunnen zijn omdat de deeltjes die uit de testen kwamen beduidend kleiner waren dan de deeltjes die bij Lantmännen in het ham-kaasmengsel zijn aangetroffen. Aan deze testen kan echter geen doorslaggevend gewicht worden toegekend. Hiervoor is van belang dat door Meatspecial is erkend dat een van de snijmessen aan de binnenkant van de trommel van de machine met een draaischroef aan de buitenkant handmatig is in te stellen. Dit laat de mogelijkheid open dat de machine bij de productie die in het geding op een andere breedte is ingesteld dan de gebruikelijke 3 millimeter. Dit kan een verklaring zijn voor de omstandigheid dat de bij Lantmännen aangetroffen deeltjes groter zijn dan de deeltjes die bij de testen zijn gevonden.
Het is overigens niet juist dat, zoals Meatspecial heeft gesteld, de rechtbank in rechtsoverweging 5.7, laatste zin, van het tussenvonnis van 24 mei 2017 heeft vastgesteld dat de messen van de machine steeds op dezelfde afstand ingesteld waren. Bedoelde zin in het tussenvonnis was een weergave van het verweer van Meatspecial. Dat blijkt ook uit de context waarin de zin is opgenomen.
Haar betoog dat het zou zijn opgevallen als de hamreepjes een afwijkend formaat zouden hebben gehad, kan Meatspecial evenmin baten nu - zoals zij zelf heeft betoogd - ook bij een ruimere afstelling van enkele millimeters nog steeds sprake zou zijn van langwerpige reepjes.
Ook kan niet worden volgehouden dat de metaaldetectie bij Meatspecial eventueel aanwezige aluminium deeltjes zou hebben gedetecteerd. De metaaldetectieapparatuur bij Meatspecial is immers niet geïntegreerd in de productielijn en de bakken met gesneden hamreepjes dienen handmatig door de (verrijdbare) metaaldetectieapparatuur gehaald te worden. Hierdoor is niet uit te sluiten dat de metaaldetectie bij een of meer bakken niet is gebruikt.
2.8.
Op grond van het voorgaande moet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden aangenomen dat de in het ham-kaasmengsel aangetroffen deeltjes afkomstig zijn van Meatspecial en dat Meatspecial dus een partij hamreepjes aan Ruitenberg heeft geleverd die aluminium deeltjes bevatte. Zoals reeds is overwogen in het tussenvonnis van 24 mei 2017 (rechtsoverweging 5.3), staat hierdoor vast dat de betreffende partij hamreepjes niet aan de met Lantmännen gesloten overeenkomst voldeed. Er is dus sprake van een tekortkoming door Meatspecial in de nakoming van een verbintenis uit deze overeenkomst en deze tekortkoming kan haar worden toegerekend. Op grond van artikel 6:74 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is Meatspecial gehouden de hierdoor geleden schade aan Ruitenberg te vergoeden.
Eigen schuld
2.9.
Meatspecial heeft aangevoerd dat sprake is van (een grote mate van) eigen schuld aan de zijde van Ruitenberg omdat Ruitenberg - in strijd met (de geest van) de breed geaccepteerde BRC Global Standard for Food Safety - geen metaaldetectie toepast. Volgens Meatspecial handelt Ruitenberg hierdoor onzorgvuldig en heeft zij hierdoor bewust aanvaard dat eventuele contaminatie pas in een later stadium binnen de keten van het productieproces aan het licht kan komen, met als gevolg dat de schade veel hoger uitvalt dan wanneer de besmetting eerder zou zijn ontdekt. Die meerdere schade (het verschil tussen de waarde van de ham-kaasmix en de waarde van de croissants) dient daarom voor rekening en risico van Ruitenberg te komen, aldus Meatspecial.
Dit betoog kan niet worden gevolgd. Afgezien van het feit dat bedoelde BRC-standaarden niet afdwingbaar zijn, is van belang dat deze normen - zoals ook Meatspecial heeft gesteld - zijn opgesteld voor de voedselverwerkende bedrijven die direct aan de retailsector leveren. De standaarden zijn dus niet geschreven voor bedrijven als Ruitenberg, die niet direct aan consumenten levert. Ruitenberg heeft de BRC-standaarden dus niet geschonden.
Ook als ervan uitgegaan wordt dat de BRC-standaarden breed geaccepteerd zijn, kan niet worden gezegd dat Ruitenberg in de gegeven omstandigheden niet redelijk heeft gehandeld door geen metaaldetectie in haar productieproces toe te passen. Zoals overwogen zijn de standaarden niet geschreven voor bedrijven die niet rechtstreeks aan klanten leveren. Bovendien maakt Meatspecial gebruik van een metaaldetector aan het einde van haar productieproces. Ruitenberg wist hiervan. Er was geen noodzaak om ook in het productieproces van Ruitenberg te controleren op metaaldeeltjes. Ruitenberg mocht erop vertrouwen dat de metaaldetectie van Meatspecial deugdelijk werkte.
2.10.
Meatspecial heeft verder aangevoerd dat bij Lantmännen, buiten de drie gecontamineerde croissants, geen croissants zijn aangetroffen met metaaldeeltjes, althans met een hoeveelheid metaal die uitgaat boven de tussen Lantmännen en Ahold overeengekomen detectiegrenzen. Volgens Meatspecial had Ruitenberg c.s. zich erop moeten beroepen dat de niet gecontamineerde croissants aan de tussen Lantmännen en Ahold overeengekomen productiespecificaties voldeden en dus geleverd konden worden, zodat de schade beperkt zou zijn gebleven tot drie (dozen) croissants.
Ook dit betoog kan Meatspecial niet baten. Hiervoor is van belang dat Ruitenberg c.s. onbetwist heeft aangevoerd dat de drie aangetroffen aluminiumdeeltjes samen 0,6 gram wogen en een sluitclip gemiddeld 0,8 gram weegt. Er was dus 0,2 gram “zoekgeraakt”. Het ligt voor de hand - met Ruitenberg c.s. - te veronderstellen dat die 0,2 gram als ondetecteerbare splinters aluminium in de andere croissants terecht zijn gekomen. De croissants waren bestemd voor de retailhandel en zouden dus rechtstreeks aan de consument geleverd worden. Vanwege mogelijk negatieve gezondheidsgevolgen voor de consument kon het van Ruitenberg redelijkerwijs niet verlangd worden dat zij zich tegenover Lantmännen op het standpunt zou stellen dat Ahold de gehele partij diende af te nemen.
2.11.
Ook het betoog van Meatspecial dat Ruitenberg haar schade had kunnen en moeten beperken door haar aansprakelijkheid, de eigen schuld van Lantmännen (bijvoorbeeld de afwezigheid van metaaldetectie bij binnenkomst) en de causaliteit ter discussie te stellen, treft geen doel. Een dergelijke stellingname van Ruitenberg kon redelijkerwijs niet van Ruitenberg worden verlangd. In dit vonnis is immers vastgesteld dat de in het ham-kaasmengsel aangetroffen aluminiumdeeltjes van Meatspecial afkomstig waren en dat Meatspecial voor de daardoor ontstane schade aansprakelijk is. Van belang is verder dat Lantmännen de ham-kaascroissants aan het einde van het productieproces controleert op metaaldeeltjes. Op welke grond Lantmännen jegens Ruitenberg gehouden zou zijn om ook het begin van haar productieproces te voorzien van metaaldetectie, is door Meatspecial niet nader toegelicht.
Verklaring voor recht2.12. De vordering voor recht te verklaren dat Meatspecial toerekenbaar tekortgeschoten is door aan Ruitenberg hamreepjes te leveren met aluminium deeltjes, ligt dus voor toewijzing gereed.
Omvang van de schade2.13. Ruitenberg c.s. heeft voor de schade die zij als gevolg van de tekortkoming in de nakoming heeft geleden verwezen naar het rapport van Cunningham Lindsey (productie 10 bij dagvaarding). In dit rapport is de schade vastgesteld op een bedrag van € 239.857,79. Daarbij zijn de volgende schadeposten genoemd:
productie kosten afgekeurd product 22.159 dozen à € 10,056 € 222.831,79
logistieke kosten in verband met opslag in vrieshuizen € 5.895,00
extra opslagkosten 10 weken à € 905,00 € 9.055,00
transportkosten afvoer € 3.971,00
opbrengst afgevoerde goederen (€ 1.895,00).
Zoals Meatspecial heeft aangevoerd en Ruitenberg c.s. heeft erkend, strekt op dit bedrag in mindering de factuur van Meatspecial voor de geleverde hamreepjes ter hoogte van € 23.870,00. Deze factuur is onbetaald gebleven en vormt dus geen schade voor Ruitenberg.
Voor het overige heeft Meatspecial geen gemotiveerd verweer gevoerd tegen de door Ruitenberg c.s. opgevoerde schadeposten. De schade wordt derhalve vastgesteld op een bedrag van € 215.961,79.
2.14.
Van dit bedrag heeft AIG (de verzekeraar van Ruitenberg) € 148.399,00 aan Ruitenberg vergoed, zo blijkt uit de als productie 13 bij dagvaarding overgelegde specificatie. In zoverre is AIG gesubrogeerd in de rechten van Ruitenberg, zodat de gevorderde veroordeling van Meatspecial tot betaling aan AIG in zoverre toewijsbaar is.
AIG vordert over dit bedrag de wettelijke rente vanaf de datum van levering, dit is 6 september 2013. De wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag is echter pas toewijsbaar vanaf de datum dat AIG de schadevergoeding aan Ruitenberg heeft uitbetaald en daarmee is gesubrogeerd in de rechten van Ruitenberg (Hoge Raad 20 oktober 2006, ECLI:NL:HR:2006:AX6737). Betaling heeft volgens de overgelegde specificatie plaatsgevonden op 10 februari 2014, zodat de wettelijke rente over het bedrag van € 148.399,00 vanaf die datum zal worden toegewezen.
2.15.
AIG vordert verder op grond van artikel 6:96 lid 2 BW vergoeding van een viertal facturen van Cunningham Lindsey met een totaalbedrag van € 24.330,56 (productie 15 bij dagvaarding). De facturen hebben betrekking op het onderzoek dat Cunningham Lindsey in opdracht van AIG heeft uitgevoerd naar de herkomst van de aluminium deeltjes die in het ham-kaasmengsel werden aangetroffen en naar de omvang van de schade.
Nu dit onderzoek redelijkerwijs noodzakelijk was om de omvang van de schadevergoeding vast te stellen en de gemaakte kosten naar hun omvang redelijk zijn, komen de gevorderde facturen op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW voor vergoeding in aanmerking.
Ook over dit bedrag vordert AIG de wettelijke rente vanaf 6 september 2013. Meatspecial is echter pas in verzuim (en de wettelijke rente verschuldigd) vanaf het moment dat de schadevergoedingsverbintenis opeisbaar is geworden (artikel 6:119 lid 1 BW juncto artikel 6:83 aanhef en onder b BW). De facturen zijn van 29 november 2013, 31 december 2013, 28 maart 2014 en 24 juni 2016. Op de facturen is een betalingstermijn van 30 dagen vermeld. De rechtbank gaat ervan uit dat AIG de facturen binnen die termijn heeft betaald en zal de wettelijke rente toewijzen vanaf de respectieve vervaldata van de facturen.
2.16.
Van de schade is een bedrag van € 67.562,79 voor rekening van Ruitenberg gebleven. De vordering Meatspecial te veroordelen tot betaling aan Ruitenberg zal tot dit bedrag worden toegewezen.
De over dit bedrag gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 6 juni 2014, nu Ruitenberg c.s. onbetwist heeft gesteld dat Ruitenberg Lantmännen op die datum heeft betaald en Meatspecial dus vanaf die datum in verzuim is.
2.17.
Meatspecial zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Deze kosten worden aan de zijde van Ruitenberg c.s. tot op heden begroot op:
explootkosten € 77,75
griffierecht € 3.903,00
salaris advocaat
€ 7.206,00(3 punten x tarief € 2.402,00)
totaal € 11.186,75.
2.18.
De nakosten, waarvan Ruitenberg c.s. betaling vordert, zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1. verklaart voor recht dat Meatspecial toerekenbaar tekortgeschoten is door aan Ruitenberg hamreepjes te leveren met aluminiumdeeltjes,
3.2.
veroordeelt Meatspecial tot betaling aan Ruitenberg van € 67.562,79, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 juni 2014 tot aan de dag der algehele voldoening,
3.3.
veroordeelt Meatspecial tot betaling aan AIG van € 148.399,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 februari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening,
3.4.
veroordeelt Meatspecial tot betaling aan AIG van een bedrag van € 24.330,56, te vermeerderen met de wettelijke rente over de onderliggende factuurbedragen vanaf de respectieve vervaldata tot aan de dag van voldoening,
3.5.
veroordeelt Meatspecial in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Ruitenberg c.s. begroot op € 11.186,75,
3.6.
veroordeelt Meatspecial in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Meatspecial niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Strens-Meulemeester en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2018.
GR/St