ECLI:NL:RBGEL:2018:229

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 januari 2018
Publicatiedatum
22 januari 2018
Zaaknummer
AWB - 16 _ 6365
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van belastingberoep

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 22 januari 2018 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposante, [X] B.V., had eerder een beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank van 24 augustus 2017, waarin haar beroep niet-ontvankelijk was verklaard op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank had vastgesteld dat het griffierecht van € 333 niet tijdig was betaald, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep.

Opposante heeft op 4 oktober 2017 verzet aangetekend tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting op 21 december 2017 was alleen de gemachtigde van opposante aanwezig, terwijl de verweerder, de inspecteur van de Belastingdienst, niet verschenen was. De rechtbank heeft het verzet behandeld en het onderzoek gesloten.

De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat er geen aanleiding was om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak van 24 augustus 2017. De gronden van het verzet waren niet voldoende om de eerdere beslissing te herzien. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was en heeft het verzet ongegrond verklaard. De uitspraak van 24 augustus 2017 blijft daarmee in stand. Er is geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 16/6365

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 22 januari 2018

in de zaak tussen

[X] B.V., te [Z] , opposante,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Doetinchem, verweerder.

Behandeling van het verzet

Bij uitspraak van 24 augustus 2017 heeft de rechtbank het beroep van opposante (met bovengenoemd zaaknummer) met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) niet-ontvankelijk verklaard.
Bij brief van 4 oktober 2017, door de rechtbank ontvangen op 5 oktober 2017, heeft opposante tegen deze uitspraak verzet gedaan als bedoeld in artikel 8:55, eerste lid, van de Awb.
De rechtbank heeft het verzet behandeld ter zitting van 21 december 2017. Namens opposante is ter zitting verschenen [gemachtigde] . Namens verweerder is niemand verschenen.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
De griffier van de rechtbank heeft bij aangetekend schrijven van 18 mei 2017, ter post bezorgd op dezelfde datum en gericht aan het adres [A-straat 1] te [Z] , opposante erop gewezen dat deze ter zake van het instellen van het beroep een griffierecht van € 333 is verschuldigd.
In dit schrijven is vermeld dat het griffierecht uiterlijk binnen vier weken na dagtekening diende te zijn betaald, en dat bij niet tijdige betaling het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
Het verschuldigde recht is niet betaald. Voorafgaand daaraan is een beroep op betalingsonmacht griffierecht afgewezen.
Bij de in verzet bestreden uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van de rechtbank is het beroep van opposante niet-ontvankelijk verklaard.

Beoordeling van het verzet

1. In deze verzetprocedure dient enkel de vraag te worden beantwoord of de rechtbank zonder zitting de uitspraak heeft kunnen doen dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, dat wil zeggen zonder dat daarover in redelijkheid twijfel mogelijk was. Hierbij zal de rechtbank rekening houden met de gronden die in verzet zijn aangevoerd.
2. De gronden waarop opposante het verzet baseert, staan vermeld in het verzetschrift. Ter zitting zijn daaraan geen nadere argumenten of verweren toegevoegd.
3. In hetgeen door opposante is aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om anders te oordelen dan is gedaan in de uitspraak van 24 augustus 2017.
4. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake was van een kennelijk niet-ontvankelijk beroep in de zin van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb, zodat de rechtbank terecht tot sluiting van het onderzoek is overgegaan.
5. Het verzet moet dan ook ongegrond worden verklaard. Dit betekent dat de uitspraak waartegen verzet is gedaan in stand blijft.
6. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Westerbaan, rechter, in tegenwoordigheid van mr. H.H. Ruis, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 22 januari 2018
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het beroep in cassatie.