ECLI:NL:RBGEL:2018:2269

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 mei 2018
Publicatiedatum
22 mei 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 6498
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.J. Jue
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht bouwvlak vastgesteld op basis van gescande plankaart, strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 22 mei 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres 1 en eisers 2 tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berkelland. De zaak betreft de verlening van omgevingsvergunningen aan een derde-partij voor het bouwen van bouwwerken op een perceel nabij de woningen van eiseres 1 en eisers 2. Eiseres 1 en eisers 2 betogen dat de verleende vergunningen in strijd zijn met het bestemmingsplan, omdat de bouwwerken buiten het bouwvlak zijn gelegen. Ze stellen dat verweerder ten onrechte metingen heeft verricht op een gescande versie van de plankaart in plaats van de originele plankaart.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de originele plankaart van het bestemmingsplan ‘Buitengebied, herziening 1987 (Neede)’ als uitgangspunt moet dienen voor de metingen. De rechtbank oordeelt dat de bouwwerken niet op of nabij de grens van het bouwvlak zijn gelegen, maar ruim daarbuiten, waardoor de vergunningen niet verleend hadden mogen worden. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres 1 en eisers 2 gegrond en vernietigt de bestreden besluiten van verweerder. Tevens wordt verweerder opgedragen om opnieuw op de bezwaren te beslissen.

Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder het door eiseres 1 en eisers 2 betaalde griffierecht dient te vergoeden, evenals de proceskosten die zij hebben gemaakt. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 2030,90 voor eiseres 1 en € 2531,90 voor eisers 2. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter R.J. Jue, in tegenwoordigheid van griffier T. Gelo.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 17/6498, 17/6500, 17/6495 en 17/6497

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres 1

(gemachtigde: mr. J. Bosma),

[eiseres] en [eiseres], te [woonplaats], eisers 2

(gemachtigde: mr. R. Wilschut),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berkelland, verweerder.

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [derde-partij], te [woonplaats].

Procesverloop

Bij besluit van 10 januari 2017 (het primaire besluit 1) heeft verweerder aan derde-partij een omgevingsvergunning verleend.
Bij besluit van 7 april 2017 (het primaire besluit 2) heeft verweerder aan derde-partij nog een omgevingsvergunning verleend.
Bij besluit van 26 oktober 2017 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder de bezwaren van eiseres 1 en eisers 2 tegen het primaire besluit 1 ongegrond verklaard.
Bij besluit van 26 oktober 2017 (het bestreden besluit 2) heeft verweerder de bezwaren van eiseres 1 en eisers 2 tegen het primaire besluit 2 ongegrond verklaard.
Eiseres 1 en eisers 2 hebben tegen de bestreden besluiten 1 en 2 beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2018. Eiseres 1 is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. [eiseres] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden
mr. M.G.J. Lubberink en E. Kerkveld. Derde-partij is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. M.R. Prins.

Overwegingen

1. Eiseres 1 en eisers 2 wonen onderscheidenlijk aan [locatie] en de [locatie] in [woonplaats]. Derde-partij heeft twee aanvragen gedaan om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk op het nabij gelegen perceel [locatie] (hierna: het perceel). De eerste aanvraag ziet op de uitbreiding van de stal met een werktuigberging. De tweede aanvraag ziet op de realisatie van een vrijstaande werktuigberging. Voor deze bouwwerken is achtereenvolgens een omgevingsvergunning verleend.
2. Eiseres 1 en eisers 2 betogen dat de bouwwerken in strijd zijn met het bestemmingsplan, omdat deze niet passen binnen het bouwblok. Verweerder had bij zijn metingen de originele plankaart van het geldende bestemmingsplan als uitgangspunt moeten nemen en dus niet een gescande versie. Zij willen dat de rechtbank de bestreden besluiten
1 en 2 vernietigt.
Verder hebben eisers 2 op de zitting de rechtbank verzocht om het geschil finaal te beslechten door de primaire besluiten 1 en 2 te herroepen.
3. Op het perceel is het bestemmingsplan ‘Buitengebied, herziening 1987 (Neede)’ van toepassing (hierna: het bestemmingsplan). De plankaart behorende bij dit bestemmingsplan geldt daarom.
4. In artikel 6 van het bestemmingsplan staat, kortgezegd, dat bebouwing is toegestaan binnen het bouwvlak. Voor het vaststellen van de ligging en grootte van een bouwvlak zijn geen regels opgenomen in het bestemmingsplan. Daarom moet in dit geval de ligging van het bouwvlak worden vastgesteld aan de hand van metingen op de originele plankaart van dit bestemmingsplan. Dat volgt uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Zie bijvoorbeeld haar uitspraak van 12 februari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:404. Verweerder heeft gemeten op een gescande versie van deze plankaart. Dat is dus niet geoorloofd.
5.
Partijen zijn het op de zitting met elkaar eens geworden dat, in het geval niet op een gescande plankaart mag worden gemeten, moet worden uitgegaan van de metingen van de bezwaarschriftencommissie. De rechtbank heeft aan partijen voorgehouden dat de commissie haar metingen heeft verricht aan de hand van de verkeerde plankaart, namelijk die van het bestemmingsplan ‘Buitengebied 1974’. Partijen zijn eensgezind van mening dat de originele plankaarten van de bestemmingsplannen ‘Buitengebied 1974’ en ‘Buitengebied, herziening 1987 (Neede)’ qua maatvoering niet van elkaar verschillen, zodat de metingen van de commissie volgens hen juist zijn. Nu deze punten niet in geschil zijn, neemt de rechtbank de metingen van de commissie als uitgangspunt voor haar oordeel.
Uit de metingen van de commissie volgt dat de ligging van het bouwvlak, ten opzicht van die op de gescande plankaart, 9,3 meter richting de Haaksbergseweg is gesitueerd. Dit betekent dat de bouwwerken niet op of nabij de grens van het bouwvlak zijn gelegen, maar ruim daarbuiten. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de bouwwerken in strijd zijn met het bestemmingsplan. Hieruit volgt dan ook dat verweerder niet heeft kunnen volstaan door slechts het bouwen van de bouwwerken te vergunnen.
Het betoog van eiseres 1 en eisers 2 treft doel.
6. Het beroep is gegrond. De bestreden besluiten 1 en 2 komen daarom voor vernietiging in aanmerking.
7. Verweerder dient te bekijken of ook een vergunning kan worden verleend voor de planologisch strijdige situatie. Gelet op de aard van dit gebrek, ziet de rechtbank geen aanleiding het geschil finaal te beslechten. Verweerder zal opnieuw op de bezwaren moeten beslissen.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt zij dat verweerder aan eiseres 1 eisers 2 het door hen betaalde griffierecht van twee maal € 168,- vergoedt.
De rechtbank ziet verder aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiseres 1 en
eisers 2 gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast. In dit geval bestaan deze kosten uit reiskosten en de kosten die zijn gemaakt voor de beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De reiskosten worden bepaald aan de hand van de hoofdregel: de kosten van het reizen per openbaar vervoer, 2de klasse. De rechtbank berekent de kosten via www.9292.nl.
Voor eiseres 1 en eisers 2 betekent dit dat de kosten voor het reizen uitkomen op € 13,45 enkele reis. Dat is € 26,90 per zitting.
Voor de beroepsmatig verleende rechtsbijstand bedragen de proceskosten van eiseres 1
€ 2004,- (2 punten voor het verschijnen op de hoorzittingen in bezwaar, 1 punt voor het indienen van de samenhangende beroepschriften, 1 punt voor het verschijnen op de zitting in beroep, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).
Voor de beroepsmatig verleende rechtsbijstand bedragen de proceskosten van eisers 2
€ 2505,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 2 punten voor het verschijnen op de hoorzittingen in bezwaar, 1 punt voor het indienen van de samenhangende beroepschriften, 1 punt voor het verschijnen op de zitting in beroep, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).
Aan proceskosten dient verweerder dus in totaal € 2030,90 aan eiseres 1 en € 2531,90 aan eisers 2 te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart de beroepen gegrond;
vernietigt de bestreden besluiten 1 en 2;
draagt verweerder op nieuwe beslissingen op de bezwaren te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
bepaalt dat verweerder aan eiseres 1 het door haar gestorte griffierecht van in totaal € 336,- vergoedt;
bepaalt dat verweerder aan eisers 2 het door hen gestorte griffierecht van in totaal € 336,- vergoedt;
veroordeelt verweerder in de door eiseres 1 gemaakte proceskosten tot een bedrag van
€ 2030,90;
veroordeelt verweerder in de door eisers 2 gemaakte proceskosten tot een bedrag van
€ 2531,90.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J. Jue, rechter, in tegenwoordigheid van mr. T. Gelo, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.