ECLI:NL:RBGEL:2018:222

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 januari 2018
Publicatiedatum
22 januari 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 1382
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van belastingberoep

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 22 januari 2018 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposant, aangeduid als [X] en woonachtig te [Z], had eerder een beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank van 24 augustus 2017, waarin zijn beroep niet-ontvankelijk was verklaard op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank had vastgesteld dat de opposant het verschuldigde griffierecht van € 46 niet had betaald, ondanks een eerdere afwijzing van zijn beroep op betalingsonmacht.

De rechtbank heeft het verzet behandeld op 21 december 2017, waarbij de opposant aanwezig was, maar de verweerder, de inspecteur van de Belastingdienst, niet. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en de gronden van het verzet beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak van 24 augustus 2017. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was en dat de uitspraak in stand moest blijven.

De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. De beslissing werd genomen door rechter J.J. Westerbaan, in tegenwoordigheid van griffier H.H. Ruis.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 17/1382

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 22 januari 2018

in de zaak tussen

[X] , te [Z] , opposant,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Almelo, verweerder.

Behandeling van het verzet

Bij uitspraak van 24 augustus 2017 heeft de rechtbank het beroep van opposant (met bovengenoemd zaaknummer) met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) niet-ontvankelijk verklaard.
Bij brief van 4 oktober 2017, door de rechtbank ontvangen op 5 oktober 2017, heeft opposant tegen deze uitspraak verzet gedaan als bedoeld in artikel 8:55, eerste lid, van de Awb.
De rechtbank heeft het verzet behandeld ter zitting van 21 december 2017. Opposant is ter zitting verschenen. Namens verweerder is niemand verschenen.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
De griffier van de rechtbank heeft bij aangetekend schrijven van 18 mei 2017, ter post bezorgd op dezelfde datum en gericht aan het adres [A-straat 1] te [Z] , opposant erop gewezen dat deze ter zake van het instellen van het beroep een griffierecht van € 46 is verschuldigd.
In dit schrijven is vermeld dat het griffierecht uiterlijk binnen vier weken na dagtekening diende te zijn betaald, en dat bij niet tijdige betaling het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
Het verschuldigde recht is niet betaald. Voorafgaand daaraan is een beroep op betalingsonmacht griffierecht afgewezen.
Bij de in verzet bestreden uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van de rechtbank is het beroep van opposant niet-ontvankelijk verklaard.

Beoordeling van het verzet

1. In deze verzetprocedure dient enkel de vraag te worden beantwoord of de rechtbank zonder zitting de uitspraak heeft kunnen doen dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, dat wil zeggen zonder dat daarover in redelijkheid twijfel mogelijk was. Hierbij zal de rechtbank rekening houden met de gronden die in verzet zijn aangevoerd.
2. De gronden waarop opposant het verzet baseert staan vermeld in het verzetschrift. Ter zitting zijn daaraan geen nadere argumenten of verweren toegevoegd.
3. In hetgeen door opposant is aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om anders te oordelen dan is gedaan in de uitspraak van 24 augustus 2017.
4. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake was van een kennelijk niet-ontvankelijk beroep in de zin van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb, zodat de rechtbank terecht tot sluiting van het onderzoek is overgegaan.
5. Het verzet moet dan ook ongegrond worden verklaard. Dit betekent dat de uitspraak waartegen verzet is gedaan in stand blijft.
6. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Westerbaan, rechter, in tegenwoordigheid van mr. H.H. Ruis, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2018
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het beroep in cassatie.