In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, hebben drie verzoekers, vertegenwoordigd door EUClaim B.V., een vordering ingesteld tegen Ryanair Ltd. De zaak betreft een Europese procedure voor geringe vorderingen, waarbij de verzoekers compensatie vorderen voor een annulering van hun vlucht. De kantonrechter heeft op 5 maart 2018 uitspraak gedaan in deze beschikking, waarin de vorderingen van de verzoekers zijn beoordeeld. De procedure is gestart na een tussenbeschikking van 24 januari 2018, waarin de kantonrechter de partijen had geïnformeerd over het verdere verloop van de zaak. De verzoekers hebben Ryanair meerdere keren verzocht om betaling van de compensatie, die Ryanair aanvankelijk had erkend, maar later betwistte op basis van buitengewone omstandigheden.
De kantonrechter oordeelt dat Ryanair de toezeggingen die zij aan de verzoekers heeft gedaan, moet nakomen. De rechter stelt vast dat er een overeenkomst tot stand is gekomen op basis van artikel 6:217 van het Burgerlijk Wetboek, waarin Ryanair heeft toegezegd de gevorderde bedragen te betalen. Ondanks het verweer van Ryanair dat zij niet verschuldigd is vanwege buitengewone omstandigheden, oordeelt de kantonrechter dat de eerdere toezeggingen van Ryanair de basis vormen voor de vordering van de verzoekers. De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van € 750,00 toe, evenals de wettelijke rente vanaf 14 december 2016.
Daarnaast vorderen de verzoekers buitengerechtelijke kosten, die door de kantonrechter ook worden toegewezen. Ryanair wordt veroordeeld in de proceskosten en de nakosten. De kantonrechter heeft ook besloten dat een Engelstalig D-formulier aan de beschikking zal worden gehecht, gezien het feit dat Ryanair een Engelstalige partij is. De beschikking is openbaar uitgesproken en de rechter heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard.