ECLI:NL:RBGEL:2018:2070

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 mei 2018
Publicatiedatum
3 mei 2018
Zaaknummer
05/980543-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude bij invoer van voertuigen met valse documenten en onjuiste aangiften

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 3 mei 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een besloten vennootschap, hierna te noemen [verdachte], die beschuldigd werd van het opzettelijk doen van onjuiste aangiften ten invoer van voertuigen. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk indienen van valse documenten, de 'Planilla de Aforo', bij de douane, met als doel te weinig invoerrechten te heffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 juni 2008 tot en met 28 februari 2013, samen met een andere vennootschap, meermalen onjuiste aangiften heeft gedaan voor de invoer van voertuigen, waaronder Bugatti's en Bentley's, die als antiek of verzamelobjecten werden gepresenteerd, terwijl deze in werkelijkheid nieuw waren en niet voldeden aan de criteria voor oldtimers of verzamelobjecten. De rechtbank heeft de verdediging van de verdachte, die stelde dat er sprake was van een pleitbaar standpunt en dat de douaneambtenaren de aangiften goedkeurden, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde en dat er een aanmerkelijke kans bestond dat de fiscus benadeeld werd. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van het opzettelijk doen van onjuiste aangiften en het gebruik van valse documenten, en heeft een geldboete van € 100.000,- opgelegd, waarvan € 50.000,- voorwaardelijk.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/980543-12
Datum uitspraak : 3 mei 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
besloten vennootschap [verdachte]
gevestigd op het adres [adres] , [plaats]
raadsman: mr. H.A. Wiggers, advocaat te Velp.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 18 en 19 april 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Nadat de tenlastelegging ter terechtzitting van 19 april 2018 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 1 juni 2008 tot en met 28 februari 2013 te [plaats] en/of te Zevenaar en/of te Schiphol (gemeente Haarlemmermeer), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met de besloten vennootschap [ bedrijf 1] , althans een of meer ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk een ingevolge de douanewetgeving vereiste aangifte, te weten 31 (D-170, pagina 001893), althans een of meer aangifte(n) ten invoer IM-A, waaronder:
- de aangifte ten invoer IM-A 8029.69.574/00 08-00000074 d.d. 19 november 2008 (D-73, pagina 001220); en/of
- de aangifte ten invoer IM-A 8029.69.574/00 09-00000014 d.d. 6 maart 2009 (D-76, pagina 001258); en/of
- de aangifte ten invoer IM-A 8029.69.574/00 09-09300003 d.d. 1 oktober 2009 (D-83, pagina 001342); en/of
- de aangifte ten invoer IM-A 8029.69.574.00 10/01190001 d.d. 20 januari 2010 (D-89, pagina 001402); en/of
- de aangifte ten invoer IM-A 8029.69.574 10/08200003 d.d. 20 augustus 2010 (D-92, pagina 001414); en/of
- de aangifte ten invoer IM-A 8029.69.574 11/12010002 d.d. 5 december 2011 (D-101, pagina 001492); en/of
- de aangifte ten invoer IM-A 8029.69.574 12/04250002 d.d. 25 april 2012 (D-107, pagina 001548); en/of
- de aangifte ten invoer IM-A 8029.69.574 12/05230002 d.d. 23 mei 2012 (D-110, pagina 001566); en/of
- de aangifte ten invoer IM-A 8029.69.574 12/07040002 d.d. 4 juli 2012 (D-111, pagina 001582),
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of door een ander heeft doen doen,
terwijl dat feit er (telkens) toe strekte, dat te weinig rechten bij invoer zouden worden geheven, immers heeft zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens) opzettelijk in die aangifte(n):
* een personenauto omschreven of doen omschrijven als gebruikte personenauto waarop de goederencode 9705 0000 90 van toepassing was; en/of
* als land van oorsprong Italië vermeld of doen vermelden, en (vervolgens) die aangifte(n) (elektronisch) bij de douane te Zevenaar of Schiphol gedaan en/of doen doen;
2.
zij in of omstreeks de periode van 1 juni 2008 tot en met 28 februari 2013 te [plaats] en/of te Zevenaar en/of te Schiphol (gemeente Haarlemmermeer), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met de besloten vennootschap [ bedrijf 1] , althans een of meer ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt en/of heeft doen maken van een of meer van na te noemen vals(e) of vervalste formulier(en) voorzien van het opschrift "Planilla de Aforo", -(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- als ware het (telkens) echt en onvervalst,
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in/op die/dat formulier(en) opzettelijk in strijd met de waarheid was vermeld dat de in die/dat formulier(en) met een uniek motor-/chassisnummer beschreven automobiel op de in/op die/dat formulier(en) vermelde datum in Argentinië was aangemeld voor aldaar verschuldigde belasting(en), en/of op vorenbedoelde datum in Argentinië aanwezig was en aldus reeds geconstrueerd zou zijn, en bestaande dat gebruik maken (telkens) uit overleggen of toezenden, althans doen toekomen, van (een kopie van) die/dat formulier(en) aan de Nederlandse douaneautoriteiten;
(het betreft de navolgende formulieren)
- de "Planilla de Aforo" betreffende de automobiel beschreven als zijnde van het merk Bugatti, type T35, voorzien van de motor / chassis met het nummer [nummer 1] , met als datum van aanmelding 30 juli 1957 (pagina 001229); en/of
- de "Planilla de Aforo" betreffende de automobiel beschreven als zijnde van het merk Bugatti, type T35, voorzien van de motor / chassis met het nummer [nummer 2] , met als datum van aanmelding 4 juli 1957 (pagina 001263); en/of
- de "Planilla de Aforo" betreffende de automobiel beschreven als zijnde van het merk Bugatti, type T55, voorzien van de motor / chassis met het nummer [nummer 3] , met als datum van aanmelding 18 maart 1954 (pagina 00001344); en/of
- de "Planilla de Aforo" betreffende de automobiel beschreven als zijnde van het merk Bugatti, type T35, voorzien van de motor / chassis met het nummer [nummer 4] , met als datum van aanmelding 6 december 1953 (pagina 001408); en/of
- de "Planilla de Aforo" betreffende de automobiel beschreven als zijnde van het merk Bugatti, type T35, voorzien van de motor / chassis met het nummer [nummer 5] , met als datum van aanmelding 14 augustus 1929 (pagina 001419); en/of
- de "Planilla de Aforo" betreffende de automobiel beschreven als zijnde van het merk Bugatti, type T35, voorzien van de motor/ chassis met het nummer [nummer 6] , met als datum van aanmelding 16 februari 1964 (pagina 001496); en/of
- de "Planilla de Aforo" betreffende de automobiel beschreven als zijnde van het merk Bugatti, type T35, voorzien van de motor / chassis met het nummer [nummer 7] , met als datum van aanmelding 19 juni 1967 (pagina 001553); en/of
- de "Planilla de Aforo" betreffende de automobiel beschreven als zijnde van het merk Bugatti, type T51, voorzien van de motor / chassis met het nummer [nummer 8] , met als datum van aanmelding 27 april 1960 (pagina 001587); en/of
- de "Planilla de Aforo" betreffende de automobiel beschreven als zijnde van het merk Bentley, voorzien van de motor / chassis met het nummer [nummer 9] , met als datum van aanmelding 16 februari 1956 (pagina 001628); en/of
- de "Planilla de Aforo" betreffende de automobiel beschreven als zijnde van het merk Talbot, voorzien van de motor/ chassis met het nummer [nummer 10] , met als datum van aanmelding 11 april 1961 (pagina 001639);
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
zij in of omstreeks de periode van 1 juni 2008 tot en met 28 februari 2013 te [plaats] en/of te Zevenaar en/of te Schiphol (gemeente Haarlemmermeer), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met de besloten vennootschap [ bedrijf 1] , althans een of meer ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, terwijl zij (telkens) ingevolge de douanewetgeving verplicht was tot het vertonen en/of overgeven en/of voor raadpleging beschikbaar stellen van bepaalde gegevensdragers of de inhoud daarvan, (telkens) (een) valse of vervalste gegevensdrager(s) heeft vertoond en/of heeft overgegeven en/of voor raapleging beschikbaar heeft gesteld, dan wel de inhoud daarvan in valse of vervalste vorm voor dit doel beschikbaar heeft gesteld,
immers heeft zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens) opzettelijk, een of meer van na te noemen vals(e) of vervalste formulier(en) voorzien van het opschrift "Planilla de Aforo", aan de Nederlandse douaneautoriteiten vertoond en/of overgegeven en/of voor raadpleging beschikbaar gesteld, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in/op die/dat formulier(en) opzettelijk in strijd met de waarheid was vermeld dat de in die/dat formulier(en) met een uniek motor-/chassisnummer beschreven automobiel op de in/op die/dat formulier(en) vermelde datum in Argentinië was aangemeld voor aldaar verschuldigde belasting(en), en/of op vorenbedoelde datum in Argentinië aanwezig was en aldus reeds geconstrueerd zou zijn,
(het betreft de navolgende formulieren):
- de "Planilla de Aforo" betreffende de automobiel beschreven als zijnde van het merk Bugatti, type T35, voorzien van de motor / chassis met het nummer [nummer 1] , met als datum van aanmelding 30 juli 1957 (pagina 001229); en/of
- de "Planilla de Aforo" betreffende de automobiel beschreven als zijnde van het merk Bugatti, type T35, voorzien van de motor / chassis met het nummer [nummer 2] , met als datum van aanmelding 4 juli 1957 (pagina 001263); en/of
- de "Planilla de Aforo" betreffende de automobiel beschreven als zijnde van het merk Bugatti, type T55, voorzien van de motor / chassis met het nummer [nummer 3] , met als datum van aanmelding 18 maart 1954 (pagina 00001344); en/of
- de "Planilla de Aforo" betreffende de automobiel beschreven als zijnde van het merk Bugatti, type T35, voorzien van de motor / chassis met het nummer [nummer 4] , met als datum van aanmelding 6 december 1953 (pagina 001408); en/of
- de "Planilla de Aforo" betreffende de automobiel beschreven als zijnde van het merk Bugatti, type T35, voorzien van de motor / chassis met het nummer [nummer 5] , met als datum van aanmelding 14 augustus 1929 (pagina 001419); en/of
- de "Planilla de Aforo" betreffende de automobiel beschreven als zijnde van het merk Bugatti, type T35, voorzien van de motor/ chassis met het nummer [nummer 6] , met als datum van aanmelding 16 februari 1964 (pagina 001496); en/of
- de "Planilla de Aforo" betreffende de automobiel beschreven als zijnde van het merk Bugatti, type T35, voorzien van de motor / chassis met het nummer [nummer 7] , met als datum van aanmelding 19 juni 1967 (pagina 001553); en/of
- de "Planilla de Aforo" betreffende de automobiel beschreven als zijnde van het merk Bugatti, type T51, voorzien van de motor / chassis met het nummer [nummer 8] , met als datum van aanmelding 27 april 1960 (pagina 001587); en/of
- de "Planilla de Aforo" betreffende de automobiel beschreven als zijnde van het merk Bentley, voorzien van de motor / chassis met het nummer [nummer 9] , met als datum van aanmelding 16 februari 1956 (pagina 001628); en/of
- de "Planilla de Aforo" betreffende de automobiel beschreven als zijnde van het merk Talbot, voorzien van de motor/ chassis met het nummer [nummer 10] , met als datum van aanmelding 11 april 1961 (pagina 001639)
terwijl dat feit er (telkens) toe strekte, dat te weinig rechten bij in voer zouden worden geheven.

2.Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bij aanvang van zijn pleidooi gesteld dat alle verweren die door de raadsman van medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) zijn gevoerd, ook gelden in de zaak van verdachte. De rechtbank zal om die reden alle verweren gevoerd door mr. Nan en mr. Wiggers behandelen.
De raadsman meent dat het Openbaar Ministerie om diverse redenen niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Daartoe zijn de volgende verweren gevoerd.
De zaak had op basis van de Richtlijnen aanmelding en afhandeling fiscale delicten, douane- en toeslagendelicten (hierna: AAFD) niet mogen worden aangemeld voor strafrechtelijke vervolging. Er is niet voldaan aan de criteria van de Richtlijnen AAFD, omdat geen sprake is van een nadeel hoger dan € 125.000,-. De raadsman heeft berekend dat onder toepassing van goederencode 8703 [verdachte] (hierna: [verdachte] ) in totaal teveel belasting heeft betaald en de Staat juist een voordeel heeft gehad. Er is dus geen sprake van benadeling of opzet op benadeling. Het Openbaar Ministerie dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het recht tot strafvervolging is ook na het Tripartiete Overleg (hierna: TPO) komen te vervallen. Het onderzoek is onzorgvuldig en ondeskundig uitgevoerd en gebaseerd op niet-onderbouwde en onjuiste aannames en veronderstellingen die in strijd zijn met de gegevens die toen al bekend waren. Zo is onder meer geen acht geslagen op drie controlerapporten van de douane. De officier van justitie heeft geen, dan wel onvoldoende toezicht op het onderzoek gehouden. Volgens de raadsman is sprake van schending van beginselen van behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van [verdachte] het recht op een eerlijke behandeling ex artikel 6 EVRM is tekort gedaan. Dit dient te leiden tot
niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
De officier van justitie heeft de aangiften omzetbelasting waarop door [verdachte] / [ bedrijf 1] omzetbelasting ten invoer is aangegeven, niet laten onderzoeken. Dit had moeten gebeuren voor de aanhoudingen en doorzoekingen op 4 en 5 april 2013. De conclusies uit deze aangiften hadden niet tot een vervolging of dagvaarding kunnen leiden.
In het pre-weeg document en in het proces-verbaal nadeel van verbalisant [verbalisant 1] van 4 maart 2013 had moeten worden vermeld dat een volledig en zorgvuldig onderzoek niet had plaatsgevonden, dat geen BPM en MRB verschuldigd waren geworden, dat geen enkele auto in opdracht van [bedrijf 2] in de periode 2007 – 2012 door de heer [verbalisant 2] of mevrouw [verbalisant 1] of namens hen op identiteit was gecontroleerd en dat per saldo nimmer te weinig omzetbelasting kon zijn betaald. Als het selectieoverleg dit had geweten, had niet tot vervolging overgegaan mogen worden. Ook dit vormt een reden het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren.
Om de vraag te beantwoorden tot welk bedrag de Staat is benadeeld, is een palet van BOB-middelen ingezet. De raadsman heeft in dit verband onder meer naar voren gebracht dat de toestemming voor het inzetten van een informant (artikel 126j Sv) op onjuiste gronden en dus onrechtmatig is aangevraagd en verkregen. De informant is vervolgens bewust ingezet als pseudokoper (artikel 126i Sv). De FIOD en het Openbaar Ministerie hebben zich gelet hierop niet aan de wettelijke voorschriften en aan de beginselen van een behoorlijke procesorde gehouden. Ook de inzet van de artikelen 126m Sv (opnemen communicatie door middel van een technisch hulpmiddel) en 126n van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) (vorderen verstrekking verkeersgegevens) levert een ernstige schending van de beginselen van de behoorlijke procesorde op, omdat deze op basis van onjuiste informatie zijn aangevraagd. Bovendien zijn de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit flagrant geschonden. De werkzaamheden van [verdachte] voor [bedrijf 2] hadden slechts betrekking op 1,19% van de omzet van [verdachte] en de vraag is wat in deze zaak de ernstige inbreuk op de rechtsorde is.
De inzet van de BOB-middelen levert zeer grove schendingen van en grote inbreuk op de privacy van verdachte op. Er is sprake van schending van de artikelen 6 en 8 van het EVRM. Dit dient primair te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. Subsidiair dient dit te leiden tot bewijsuitsluiting van alle resultaten verkregen uit ingezette BOB-middelen, met name ten aanzien van het op grond van de artikelen 126j, 126m en 126n Sv verkregen materiaal.
Het Openbaar Ministerie heeft ten onrechte [ bedrijf 1] (hierna: [ bedrijf 1] ) niet als verdachte gedagvaard. [ bedrijf 1] is voor wat betreft de heffingen bij invoer fiscaal vertegenwoordiger voor [verdachte] en daarmee essentieel voor de waarheidsvinding. Door [ bedrijf 1] niet te dagvaarden, terwijl dit bedrijf vanaf het begin af aan verdachte was, maakt het Openbaar Ministerie misbruik van zijn rechten en maakt op een ontoelaatbare wijze inbreuk op een goede procesorde. Het Openbaar Ministerie moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
Er is sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel en misbruik van recht. Gelet op de ongeveer 350 auto’s waarmee landelijk per jaar zou worden gefraudeerd, zouden veel meer belastingplichtigen moeten zijn vervolgd. [verdachte] weet niet of er meer personen om dezelfde redenen strafrechtelijk zijn onderzocht en/of vervolgd.
De raadsman heeft tenslotte verwezen naar een uitspraak op bezwaar van de Inspecteur Belastingdienst/Douane van 20 februari 2014 ten aanzien van een andere expediteur. Deze expediteur is samen met een ander bedrijf niet vervolgd voor hetzelfde feitencomplex. Er is daarom sprake van willekeur. In combinatie met alle eerder genoemde schendingen is dit reden genoeg voor een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de gestelde gebreken in het voortraject op het standpunt gesteld, dat de stelling dat teveel omzetbelasting is betaald, feitelijk onjuist is. Het fiscaal nadeel is inmiddels gedaald ten opzichte van het nadeel genoemd in het pre-weeg document, omdat geen verder onderzoek is gedaan naar de omzetbelasting. Het nadeel is echter niet gedaald tot onder de AAFD-norm. Als ten tijde van het TPO was uitgegaan van een nadeelbedrag zoals dat nu is vastgesteld, dan was in meerdere opzichten nog steeds sprake van een aanmeldenswaardige zaak voor strafrechtelijk onderzoek. Naast het nadeel is namelijk ook een relevant aspect geweest voor de beslissing tot vervolging, dat sprake is van medewerking aan de fraude van een douane-expediteur.
Dat in het pre-weeg document sprake is van onjuistheden, deelt de officier van justitie in de meeste gevallen niet en al helemaal niet dat sprake is van zodanige onjuistheden dat wanneer deze bekend zouden zijn geweest, deze tot een ander oordeel zouden hebben geleid. De officier van justitie concludeert dat de zaak terecht door het TPO is geaccepteerd en dat er in het voortraject geen sprake is van zodanige gebreken dat die de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie aantasten.
Voor zover de raadsman in het kader van gebreken in het opsporingsonderzoek heeft gesteld dat doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan het recht op een eerlijke behandeling tekort zou zijn gedaan, omdat sprake zou zijn van een onzorgvuldig en ondeskundig onderzoek, heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van vormverzuim en dat het verdedigingsbelang dan wel de belangen van [verdachte] niet is/zijn geschaad.
De officier van justitie meent verder dat de Bob-middelen juist en op juiste gronden zijn toegepast en dat daarmee voorzichtig en proportioneel is omgegaan. Er is geen sprake van enig vormverzuim. Volgens de officier van justitie staat vast dat hij ook de mogelijkheid had op eigen bevoegdheid zowel de pseudokoop als de stelselmatige informatie-inwinning te bevelen. Omdat er geen enkele intentie was daadwerkelijk goederen of diensten af te nemen, is niet gekozen voor pseudokoop. De officier van justitie is steeds op de hoogte gehouden van de feitelijke uitvoering van de onderzoeken. Hij ziet daarom niet in hoe de rechten van verdachte zijn geschonden. Van uitlokking is geen sprake geweest, nu geen auto is gekocht. De officier van justitie concludeert dat het opsporingsonderzoek juist is gedaan en dat de rechten van verdachte zijn gerespecteerd.
De officier van justitie heeft zich verder op het standpunt gesteld dat niet is gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Ten aanzien van de door de raadsman aangehaalde zaak, waarbij de expediteur niet is vervolgd, heeft de officier van justitie betoogd dat hem de zaak niet bekend is. Wèl blijkt uit de stukkend dat het fiscaal nadeel beperkt was tot € 50.000,- en daarmee veel lager dan het nadeel in de zaak van [verdachte] .
Beoordeling door de rechtbank
Verweren 1 en 2
De rechtbank stelt voorop dat zij niet gaat over de vraag welke zaken in een TPO worden gebracht. De rechtbank is daarom zeer terughoudend wat betreft de toetsing hiervan. Als toetsingskader heeft te gelden dat er reden is om van vervolging af te zien, als geen redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kon zijn. De rechtbank merkt daarbij op dat feiten en omstandigheden die gedurende het strafrechtelijk onderzoek naar voren zijn gekomen, niet in aanmerking kunnen worden genomen bij de toetsing of het Openbaar Ministerie destijds heeft kunnen besluiten om tot vervolging over te gaan.
In het pre-weeg document, gedateerd 24 september 2012, wordt de volgende korte beschrijving van de casus gegeven:
“Door [verdachte] worden replica’s van Bugatti automobielen ten invoer aangegeven als zijnde echte antieke automobielen. Hierdoor wordt vermoedelijk 10% invoerrecht en 19% omzetbelasting ontdoken. De replica’s worden in Argentinie gemaakt door het bedrijf [bedrijf 2] , dit bedrijf presenteert zich op internet als specialist in het maken van replica’s. Bij de aangifte ten invoer wordt ook een factuur overgelegd van deze onderneming. Daarnaast wordt ook een soort van kentekenbewijs overgelegd dat zou moeten aantonen dat het een antieke auto betreft uit de jaren twintig, beginjaren dertig. Het vermoeden bestaat dat het overgelegde ‘kentekenbewijs’ vals is. Het geschatte fiscaal nadeel betreft € 714.479 (invoer van 50 Bugatti’s in de periode januari 2007 t/m heden). Bij dit bedrag is de BPM buiten beschouwing gelaten. (…)”.
De rechtbank stelt op basis van voormelde beschrijving vast dat sprake was van een verdenking dat [verdachte] auto’s onder een verkeerde tariefcode invoerde. Bij het invoeren van deze auto’s werd gebruik gemaakt van een soort van kentekenbewijs, waarvan werd vermoed dat dit vals was. Dit vermoeden is gebaseerd op een onderzoek naar een zevental van deze bescheiden, waarbij meerdere aanwijzingen zijn gevonden voor de valsheid ervan. De rechtbank maakt verder uit voormelde beschrijving op dat het vermoeden bestond dat de fiscus was benadeeld tot het in de beschrijving genoemde bedrag. Document D-008 (p. 991) geeft een overzicht van de 50 Bugatti’s die in de periode van 2007-2012 zijn ingevoerd en tot welk bedrag daarvoor invoerrecht en omzetbelasting verschuldigd zou zijn geweest, als de auto’s waren ingevoerd onder goederencode 8703. In de berekening van het geschatte fiscaal nadeel is rekening gehouden met het feit dat [verdachte] 6% aan omzetbelasting heeft betaald.
De rechtbank is van oordeel dat de zaak gelet op de Richtlijnen AAFD kon worden aangemeld bij het TPO. Er lag de verdenking dat auto’s onder een verkeerde tariefcode werden ingevoerd, dat daarbij kentekenbewijzen werden gebruikt die vals waren en dat de Staat was benadeeld, waarbij het benadelingsbedrag op meer dan € 125.000,- werd geschat. Voor zover de raadsman heeft aangevoerd dat in de berekening van het benadelingsbedrag ten onrechte geen rekening is gehouden met het feit dat [verdachte] en [ bedrijf 1] gedurende ongeveer anderhalf jaar 19% belasting hebben betaald, overweegt de rechtbank dat deze omissie de uitgangspunten van de bij het TPO voorliggende document niet dusdanig onzorgvuldig maakt dat niet tot vervolging had kunnen worden beslist.
Het door de raadsman naar voren gebrachte aspect dat geen rekening is gehouden met het feit dat de omzet van [verdachte] en [ bedrijf 1] als expediteurs van auto’s uit Argentinië in de betreffende periode slechts 1,19% van de hele omzet was, leidt niet tot een ander standpunt. Een exacte berekening van het benadelingsbedrag is in deze fase nog niet nodig. Een inschatting van het mogelijke benadelingsbedrag is voldoende. Het blijft immers gaan om een verdenking van strafbare feiten.
Ingevolge artikel 10:5, tweede lid, van de Algemene douanewet is onder meer strafbaar gesteld het opzettelijk onjuist of onvolledig doen van een ingevolge de douanewetgeving vereiste aangifte, indien het feit ertoe strekt dat te weinig rechten bij invoer worden geheven.
Ingevolge artikel 69, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) is strafbaar gesteld het opzettelijk onjuist of onvolledig doen van een bij de belastingwet voorziene aangifte, indien het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven.
Uit de toelichting in Tekst en Commentaar bij de AWR (aantekening 4) komt naar voren dat door middel van belastingheffing wordt beoogd de Staat geldmiddelen te verschaffen die voor zijn instandhouding en voor de vervulling van zijn taak nodig zijn. De strafbaarstellingen van onder meer artikel 69 AWR strekken ertoe de gemeenschapsbelangen door niet-naleving van de belastingwetgeving tegen te gaan. Daarnaast worden ook de belangen van de eerlijke belastingbetalers beschermd. De strafbaarstellingen strekken zich slechts uit tot die gedragingen waaruit nadeel voor de fiscus kan ontstaan. Verder volgt uit de toelichting (aantekening 14) dat voor de vaststelling dat een gedraging ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, bepalend zijn ‘de ervaringsgegevens die leren, dat de gedraging, gezien de effecten die dergelijke gedragingen in het algemeen plegen te hebben, geschikt is om te bereiken dat onvoldoende belasting wordt geheven’ (Memorie van Toelichting). De te geringe heffing van belasting dient naar redelijke verwachting waarschijnlijk te zijn. Het accent ligt daarmee op het objectieve karakter van de gedraging (…). Het bestanddeel beperkt de strafbaarheid tot die (opzettelijke) gedragingen, die klaarblijkelijk gericht zijn op benadeling van de schatkist. Meer bepaald gaat het om een gedraging, die ‘naar de ervaring leert, de aanmerkelijke kans in het leven roept, dat als gevolg daarvan te weinig belasting zal worden geheven’ (Kamerstukken II 1993/94, 23470, 3).
Verder heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 1 december 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3431) geoordeeld dat de strekking dat te weinig belasting wordt geheven niet is beperkt tot de heffing ten laste van degene die zelf de verboden gedraging heeft verricht, maar dat beslissend is of die gedraging naar haar aard in het algemeen geschikt is om teweeg te brengen dat (in rekenkundige zin) onvoldoende belasting wordt geheven.
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] , op het moment van de beslissing over te gaan tot strafvervolging, werd verdacht van gedragingen, waarbij de aanmerkelijke kans bestond dat de fiscus werd benadeeld. Dat blijkt immers uit de informatie genoemd in het hiervoor genoemde pre-weeg document. Dat de fiscus in casu volgens de verdediging uiteindelijke juist voordeel zou hebben gehad door de gedragingen, zoals de raadsman heeft gesteld, is anders dan de raadsman meent, niet van belang. Het strekkingsvereiste is immers geobjectiveerd en het gaat dus niet om de vraag of de fiscus uiteindelijk ook daadwerkelijk is benadeeld. Zeker niet in de fase van de beslissing over te gaan tot strafvervolging.
Naar het oordeel van de rechtbank is ten aanzien van het onderzoek dat heeft geleid tot het proces-verbaal van aanvang van 29 oktober 2012 niet gebleken dat het onderzoek onzorgvuldig en/of ondeskundig is uitgevoerd. Voor zover de raadsman heeft aangevoerd dat stukken, waaronder drie rapporten van de douane, niet in het onderzoek zijn betrokken, overweegt de rechtbank dat, mede gelet op de verdenking, door de verbalisanten werd getwijfeld aan de juistheid van die stukken. De verdenking was nu juist dat deze rapporten door de douane zijn opgemaakt naar aanleiding van een onjuiste voorstelling van zaken door de verdachten. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van schending van beginselen van behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte het recht op een eerlijke behandeling ex artikel 6 EVRM is tekort gedaan.
De onder 1 en 2 vermelde verweren van de raadsman betreffende de aanmelding, de beslissing tot vervolging en het onderzoek tot het Proces-verbaal van aanvang worden verworpen.
Verweren 3 en 4
De rechtbank overweegt dat de onder 3 en 4 vermelde verweren evenmin tot
niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie kunnen leiden nu het strafrechtelijk onderzoek zich niet uitstrekt tot de aangiften tot omzetbelasting.
Verweer 5
Ten aanzien van het onder 5 vermelde verweer overweegt de rechtbank dat het onderzoek naar de verdenkingen niet onrechtmatig was en dat de inzet van BOB-middelen daarom gerechtvaardigd was.
Voor zover de raadsman heeft betoogd dat de toestemming voor het inzetten van een informant op onjuiste gronden en dus onrechtmatig is aangevraagd en verkregen en dat de informant vervolgens bewust is ingezet alsof er toestemming was voor de inzet van een pseudokoper, overweegt de rechtbank als volgt.
Op grond van artikel 126j Sv kan de officier van justitie in geval van verdenking van een misdrijf in het belang van het onderzoek bevelen dat een opsporingsambtenaar stelselmatige informatie inwint. Uit de toelichting op dit artikel in Tekst en Commentaar komt naar voren dat de opsporingsambtenaar in het geval van stelselmatige informatie uitdrukkelijk de opdracht heeft om op zodanige wijze aanwezig te zijn in de omgeving van de verdachte, dat de verdachte of een of meer personen uit de directe omgeving van de verdachte contact met hem onderhoudt. De opsporingsambtenaar interfereert actief in het leven van verdachte, maar is niet als opsporingsambtenaar kenbaar.
De rechtbank overweegt dat de stelselmatige inwinning van informatie geen (stelselmatige) inbreuk heeft opgeleverd voor [verdachte] dan wel [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) en [medeverdachte 1] . Het privéleven van de natuurlijke personen was niet in het geding.
Anders dan de raadsman meent, was geen sprake van pseudokoop. In het geval van pseudokoop worden in het belang van het onderzoek goederen afgenomen of diensten verleend. Uit het dossier blijkt niet dat de opsporingsambtenaar een auto via [verdachte] heeft gekocht en/of ingevoerd en evenmin dat hij de intentie daartoe had. Van pseudokoop is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake.
Ten aanzien van de tapgesprekken en de e-mails overweegt de rechtbank dat de verdenking ernstig genoeg was om de BOB-middelen van de artikelen 126m en 126n Sv in te zetten. Het betreffen feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en daarnaast leveren de feiten een ernstige inbreuk op de rechtsorde op. Het ging immers om een verdenking van fraude bij de invoer van auto’s, waarbij niet alleen de grootschaligheid en het benadelingsbedrag een rol speelt, maar ook de rol van [verdachte] als douane-expediteur. Het vertrouwen dat daarin door de overheid aan [verdachte] is gegeven, zou bij deze feiten ernstig zijn misbruikt.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de slotsom dat het toepassen van de
BOB-middelen geen vormfout oplevert en ook geen schending als bedoeld in artikel 359a Sv en de artikelen 6 dan wel 8 van het EVRM. Er is dan ook geen reden het Openbaar Ministerie
niet-ontvankelijk te verklaren dan wel de resultaten verkregen uit de ingezette BOB-middelen van het bewijs uit te sluiten.
De rechtbank verwerpt het onder 5 vermelde verweer van de raadsman.
Verweer 6
Onder 6 heeft de raadsman het verweer gevoerd dat [ bedrijf 1] vanaf het begin als verdachte is aangemerkt, maar niet is vervolgd.
Vooropgesteld wordt dat in artikel 167, eerste lid, Sv aan het Openbaar Ministerie de bevoegdheid is toegekend zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. Het Openbaar Ministerie heeft aanleiding gezien voor strafrechtelijke vervolging van [verdachte] . Het enkele feit dat het Openbaar Ministerie [verdachte] wel heeft gedagvaard en [ bedrijf 1] niet, betekent niet dat het Openbaar Ministerie misbruik maakt van zijn rechten of op een ontoelaatbare wijze inbreuk op een goede procesorde heeft gemaakt. De rechtbank ziet overigens niet in welk belang [verdachte] heeft bij vervolging van [ bedrijf 1] . [medeverdachte 2] heeft verklaard over [ bedrijf 1] en de bedrijfswerkzaamheden van dit bedrijf en ook diverse getuigen hebben over [ bedrijf 1] verklaard. Dat vervolging van [ bedrijf 1] essentieel zou zijn voor de waarheidsvinding, ziet de rechtbank niet. Het verweer dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat [ bedrijf 1] niet is vervolgd, slaagt daarom niet.
Verweren 7 en 8
De raadsman heeft onder 7 en 8 ten slotte een beroep op het gelijkheidsbeginsel gedaan. Hij heeft onder 7 aangevoerd dat jaarlijks met ongeveer 350 auto’s zou worden gefraudeerd en dat er meerdere expediteurs zouden moeten zijn vervolgd.
De rechtbank overweegt dat het verweer van de raadsman onvoldoende is onderbouwd. Het enkele feit dat de raadsman vermoedt dat er meer expediteurs zijn die auto’s onder een verkeerde code invoeren, is onvoldoende om willekeur aan te kunnen nemen. Niet duidelijk is immers om welke expediteurs het gaat, hoeveel auto’s zijn ingevoerd en of voldaan wordt aan de Richtlijnen AAFD. De rechtbank zal het verweer daarom verwerpen.
Onder 8 heeft de raadsman betoogd dat een andere expediteur – de naam van die expediteur heeft de raadsman in zijn pleitnotitie genoemd – voor hetzelfde feitencomplex niet is vervolgd.
Uit de reactie van de officier van justitie komt naar voren dat ten aanzien van deze zaak een veel lager benadelingsbedrag is vastgesteld dan in de zaak tegen [verdachte] . De rechtbank stelt vast dat alleen al daarom geen sprake is van dezelfde casus en dat het Openbaar Ministerie om die reden aanleiding kan hebben gezien die zaak niet te vervolgen. Dit getuigt niet van willekeur. Het verweer wordt verworpen.
Gelet op al het voorgaande stelt de rechtbank vast dat, nu geen van de gevoerde verweren slaagt, het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging van [verdachte] .
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
De rechtspersonen
[verdachte] is opgericht op 31 maart 1994 en vanaf 8 april 1994 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Het bedrijf is gevestigd op het adres: [adres] te [plaats] . Als activiteiten zijn vermeld:
  • Groothandel en handelsbemiddeling in auto-onderdelen en -accessoires (geen banden);
  • Handel in en reparatie van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s (geen import van nieuwe).
Bestuurder en enig aandeelhouder is [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] heeft een beperkte volmacht. [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) is bevoegd tot RDW eDienst Kentekendiensten. Ten aanzien van [medeverdachte 1] en Van Houten gelden beperkende bepalingen. [2]
[ bedrijf 1] is op 22 maart 2004 gevestigd op het adres: [adres] te [plaats] . Als activiteiten zijn vermeld:
  • Handel in en reparatie van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s (geen import van nieuwe);
  • Het optreden als beheersmaatschappij van-, de import en export van- en groothandel in klassieke voertuigen, de reparatie, inkoop, restauratie, verkoop, taxatie en bemiddeling bij aan- en verkoop van motorvoertuigen, alsmede goederenvervoer.
Op 8 oktober 2013 is geregistreerd dat de vestiging ten gevolge van faillissement is opgeheven met ingang van 1 oktober 2013. [3]
Aangiften ten invoer
Gedurende de periode van 25 juni 2008 tot en met 27 februari 2013 zijn door aangever 802969574 in totaal 31 auto’s ingevoerd onder goederencode 97050000 90. Volgens het overzicht ging het steeds om gebruikte auto’s met een bouwjaar dat ligt tussen 1922 en 1936, waarbij als land van oorsprong steeds Italië is genoemd. [4]
Van die lijst staan op de tenlastelegging onder feit 1 negen aangiften ten invoer vermeld.
Op 19 november 2008 heeft [verdachte] (vertegenwoordigde nummer NL 8029.69.574/00) met aangiftenummer 8029.69.574/00 08-00000074 onder goederencode 9705 0000 90 (…) aangifte ten invoer (IM-A) gedaan van een gebruikte personenauto van het merk Bugatti, type T35, chassisnummer [nummer 1] , bouwjaar 1928. Geadresseerde is [ bedrijf 1] . Als land van oorsprong is Italië vermeld. De aangifte is gedaan bij douanekantoor Zevenaar team Bergh. [5]
De Planilla de Aforo voor de Bugatti T35, bouwjaar 1928, nummer [nummer 1] , is gedateerd 30 juli 1957. [6]
Op 6 maart 2009 heeft [verdachte] (vertegenwoordigde nummer NL 8029.69.547/00) met aangiftenummer 8029.69.574/00 09-00000014 onder goederencode 9705 0000 90 (…) aangifte ten invoer (IM-A) gedaan van een gebruikte personenauto van het merk Bugatti, type T35, chassisnummer [nummer 2] , bouwjaar 1928. Geadresseerde is [ bedrijf 1] . Als land van oorsprong is Italië vermeld. De aangifte is gedaan bij douanekantoor Zevenaar team Bergh. [7]
De Planilla de Aforo voor de Bugatti T35, bouwjaar 1928, nummer [nummer 2] , is gedateerd 4 juli 1957. [8]
Op 1 oktober 2009 heeft vertegenwoordigde nummer NL 802969574.00 met aangiftenummer 802969574.00 / 09/09300003 onder goederencode 97050000 90 (…) aangifte ten invoer (IM-A) gedaan van een gebruikte personenauto van het merk Bugatti, type T55, chassisnummer [nummer 3] , bouwjaar 1932. Geadresseerde is [ bedrijf 1] . Als land van oorsprong is Italië vermeld. De aangifte is gedaan bij douanekantoor Schiphol Cargo Invoer AB. [9]
De Planilla de Aforo voor de Bugatti T55, bouwjaar 1928, nummer [nummer 3] , is gedateerd
18 maart 1954. [10]
Op 20 januari 2010 heeft vertegenwoordigde nummer NL 802969574.00 met aangiftenummer 802969574.00 / 10/01190001 onder goederencode 97050000 90 (…) aangifte ten invoer (IM-A) gedaan van een gebruikte personenauto van het merk Bugatti, type T35, chassisnummer [nummer 4] , bouwjaar 1932. Geadresseerde is [ bedrijf 1] . Als land van oorsprong is Italië vermeld. De aangifte is gedaan bij douanekantoor Schiphol Cargo Invoer AB. [11]
De Planilla de Aforo voor de Bugatti T35, bouwjaar 1932, nummer [nummer 4] , is gedateerd
5 december 1953. [12]
Op 20 augustus 2010 heeft [verdachte] (vertegenwoordigde nummer NL 802969574) met aangiftenummer 802969574 / 10/08200003 onder goederencode 97050000 90 (…) aangifte ten invoer (IM-A) gedaan van een gebruikte personenauto van het merk Bugatti, type T35, chassisnummer [nummer 5] , bouwjaar 1928. Geadresseerde is [ bedrijf 1] . Als land van oorsprong is Italië vermeld. De aangifte is gedaan bij douanekantoor Schiphol Cargo Invoer AB. [13]
De Planilla de Aforo voor de Bugatti T35, bouwjaar 1928, nummer [nummer 5] , is gedateerd
14 augustus 1929. [14]
Op 5 december 2011 heeft [verdachte] (vertegenwoordigde nummer NL 802969574) met aangiftenummer 802969574 / 11/12010002 onder goederencode 97050000 90 (…) aangifte ten invoer (IM-A) gedaan van een gebruikte personenauto van het merk Bugatti, type T37, chassisnummer [nummer 6] , bouwjaar 1936. Geadresseerde is [ bedrijf 1] . Als land van oorsprong is Italië vermeld. De aangifte is gedaan bij douanekantoor Schiphol Cargo Invoer AB. [15]
De Planilla de Aforo voor de Bugatti, bouwjaar 1936, nummer [nummer 6] , is gedateerd 16 februari 1964. Volgens de Planilla de Aforo zou het gaan om een Bugatti T35. [16]
Op 25 april 2012 heeft [verdachte] (vertegenwoordigde nummer NL 802969574) met aangiftenummer 802969574 / 12/04250002 onder goederencode 97050000 90 (…) aangifte ten invoer (IM-A) gedaan van een gebruikte personenauto van het merk Bugatti, type T35, chassisnummer [nummer 7] , bouwjaar 1935. Geadresseerde is [ bedrijf 1] . Als land van oorsprong is Italië vermeld. De aangifte is gedaan bij douanekantoor Schiphol Cargo Invoer AB. [17]
De Planilla de Aforo voor de Bugatti T35, bouwjaar 1935, nummer [nummer 7] , is gedateerd 19 juni 1967. [18]
Op 23 mei 2012 heeft [verdachte] (vertegenwoordigde nummer NL 802969574) met aangiftenummer 802969574 / 12/05230002 onder goederencode 97050000 90 (…) aangifte ten invoer (IM-A) gedaan van een gebruikte personenauto van het merk Bugatti, type T51, chassisnummer [nummer 11] , bouwjaar 1928. Geadresseerde is [ bedrijf 1] . Als land van oorsprong is Italië vermeld. De aangifte is gedaan bij douanekantoor Schiphol Cargo Invoer AB. [19]
De Planilla de Aforo voor de Bugatti T51, bouwjaar 1928, nummer [nummer 11] , is gedateerd 22 mei 1961. [20]
Op 4 juli 2012 heeft [verdachte] (vertegenwoordigde nummer NL 802969574) met aangiftenummer 802969574 / 12/07040002 onder goederencode 97050000 90 (…) aangifte ten invoer (IM-A) gedaan van een gebruikte personenauto van het merk Bugatti, type T51, chassisnummer [nummer 8] , bouwjaar 1930. Geadresseerde is [ bedrijf 1] . Als land van oorsprong is Italië vermeld. De aangifte is gedaan bij douanekantoor Schiphol Cargo Invoer AB. [21]
De Planilla de Aforo voor de Bugatti T51, bouwjaar 1930, nummer [nummer 8] , is gedateerd
27 april 1960. [22]
De volgende twee aangiften zijn ook gedaan, waarbij twee Planilla’s de Aforo zijn overgelegd die zijn genoemd onder feit 2.
Op 21 januari 2013 heeft [verdachte] (vertegenwoordigde nummer NL 802969574) met aangiftenummer 802969574 / 13/01210001 onder goederencode 97050000 90 (…) aangifte ten invoer (IM-A) gedaan van een gebruikte personenauto van het merk Bentley, type 4,5, chassisnummer [nummer 9] , bouwjaar 1936. Geadresseerde is [ bedrijf 1] . Als land van oorsprong is het Verenigd Koninkrijk vermeld. De aangifte is gedaan bij douanekantoor Schiphol Cargo Invoer AB. [23]
De Planilla de Aforo voor de Bentley, bouwjaar 1936, nummer [nummer 9] , is gedateerd 16 februari 1956. [24]
Op 21 januari 2013 heeft [verdachte] (vertegenwoordigde nummer NL 802969574) met aangiftenummer 802969574 / 13/01210002 onder goederencode 97050000 90 (…) aangifte ten invoer (IM-A) gedaan van een gebruikte personenauto van het merk Talbot-Lago, type 26 iplaza, chassisnummer [nummer 12] , bouwjaar 1951. Geadresseerde is [ bedrijf 1] . Als land van oorsprong is Frankrijk vermeld. De aangifte is gedaan bij douanekantoor Schiphol Cargo Invoer AB. [25]
De Planilla de Aforo voor de Talbot-Lago, bouwjaar 1951, nummer [nummer 12] , is gedateerd
11 april 1961. [26]
Feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 1. Ter terechtzitting heeft hij de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Volgens de raadsman kan niet worden bewezen dat “het feit ertoe strekt dat te weinig rechten bij invoer zijn geheven”. De raadsman heeft berekend dat juist teveel belasting is betaald.
Daarnaast is de raadsman van oordeel dat opzet, ook in voorwaardelijke vorm, niet bewezen kan worden, omdat sprake is van een pleitbaar standpunt. Hij meent dat sprake is van een fiscaal verschil van inzicht over het toepassen van de gehanteerde tariefcode. Deze tariefcode werd al jaren in overleg met de bevoegde instanties gebruikt. Of de code 9705 of 8703 werd toegepast, maakte voor [verdachte] als expediteur niet uit. De kosten werden doorberekend aan de opdrachtgever. De raadsman meent dat [verdachte] de juiste goederencode heeft gebruikt. De door [bedrijf 2] naar Nederland gestuurde auto’s waren in ieder geval objecten van verzameling. Er is geen enkele aanwijzing dat die auto’s niet ouder waren dan 30 jaar. Daar komt bij dat twaalf verschillende douane ambtenaren in de loop der tijd fysieke controles hebben uitgevoerd. De auto’s zijn goed bevonden voor invoer onder code 9705. [verdachte] mocht objectief, zelfs subjectief, redelijkerwijs menen dat de aangiften invoerrechten en omzetbelasting destijds juist en volledig werden gedaan en voldaan. Dit sluit niet alleen opzet op het doen van onjuiste aangifte uit, maar ook opzet op het gebruik van documenten (Planilla’s) die eventueel onjuist zouden zijn. De raadsman heeft verder nog betoogd dat het land van herkomst van de ingevoerde auto’s Argentinië is, maar het land van oorsprong Italië. Voor het invoeren van auto’s zijn van belang: de goederencode, het land van herkomst – zoals op de Planilla’s de Aforo aangegeven, is dat Argentinië – en de waarde van de auto’s.
Beoordeling door de rechtbank
In deze procedure ligt de vraag voor of wettig en overtuigend bewezen is dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan fraude door het opzettelijk vermelden van de onjuiste goederencode op de aangiften ten invoer en door het opzettelijk geven van onjuiste informatie daarbij over de auto’s.
Volgens de toelichting op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Gemeenschappen omvat hoofdstuk 97 kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten.
Bij post 9705 00 00 staat het volgende:
Verzamelingen en voorwerpen voor verzamelingen, met een zoölogisch, botanisch, mineralogisch, anatomisch, historisch, archeologisch, paleontologisch, etnografisch of numismatisch belang

1. Deze post omvat motorvoertuigen als voorwerpen voor een verzameling van historisch belang, als deze voldoen aan de in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in zaak nr. C 200/84 neergelegde criteria, en dus:

- een bepaalde zeldzaamheidswaarde hebben;- normaal gesproken niet voor het oorspronkelijke doel worden gebruikt;- het onderwerp zijn van bijzondere transacties buiten de normale handel insoortgelijke gebruiksartikelen;- een hoge waarde hebben;- een kenmerkende stap in de ontwikkeling - of in een periode van die ontwikkeling -van de menselijke verworvenheden illustreren.
Gelet op het feit dat een motorvoertuig in beginsel een gebruiksartikel met een betrekkelijk kort leven is en onderhevig is aan doorlopende technische ontwikkelingen kan - voorzover de feiten dat niet duidelijk tegenspreken - aan de hiervoor genoemde criteria geacht worden te zijn voldaan voor:
- motorvoertuigen in hun originele staat, zonder ingrijpende wijzigingen aan hetchassis, de stuurinrichting of het remsysteem enz., minstens 30 jaar oud en van eenmodel of type dat niet meer in productie is;- alle motorvoertuigen die gebouwd zijn vóór 1952, zelfs indien niet rijklaar.
2. Deze post omvat als verzamelobjecten van historisch belang eveneens:a) motorvoertuigen, ongeacht het bouwjaar, waarvan kan worden bewezen dat ze zijngebruikt bij een historische gebeurtenis;b) motorvoertuigen voor wedstrijden, waarvan kan worden bewezen dat ze uitsluitendontworpen, gebouwd en gebruikt zijn voor wedstrijden en belangrijke sportievesuccessen hebben geboekt bij prestigieuze nationale of internationale evenementen.
Het bewijs kan worden geleverd door daartoe geëigende documentatie, bijvoorbeeld naslagwerken of vakliteratuur, of door verklaringen van erkende deskundigen.

3. De vorenstaande toelichting is van overeenkomstige toepassing op motorrijwielen.

4. Nabootsingen (replica's) die niet aan de vorenstaande criteria voldoen, zijn van dezepost uitgesloten.”
[oprichter] , oprichter van het bedrijf [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2] ), heeft verklaard dat dit een bedrijf is dat zich bezig houdt met het bouwen van nieuwe verzamelauto’s. Als nevenwerkzaamheden verrichten zij restauratiewerkzaamheden aan auto’s die tijdelijk vanuit verschillende plaatsen in de wereld komen. Zij voeren reconstructiewerkzaamheden uit en sturen de auto’s weer terug. In nieuwe auto’s plaatst hij geen gebruikte of gerestaureerde onderdelen. De auto bevat geen enkel onderdeel dat maakt dat het een replica is. Wat zij doen is een nieuwe serie verzamelauto’s bouwen die geïnspireerd zijn op enkele modellen uit het begin van de twintigste eeuw, waarvan de ontwerpen vrij beschikbaar zijn. Voor nieuwe auto’s worden nieuwe onderdelen gebruikt, voor auto’s die gerestaureerd worden, worden de onderdelen van de auto’s zelf door hen gerestaureerd. Voor het bouwen van auto’s gebruiken ze drie cijfers en twee letters, te weten de letters BO. Dat is een interne registratie van het bedrijf, zodat men weet dat het nieuwe auto’s betreft. Deze indicatie gebruiken ze niet bij gerestaureerde auto’s, die hebben hun eigen originele nummer. BO is een afkorting van het montageteam. [bedrijf 2] bouwt geen Bugatti en mag de merknaam niet gebruiken. [27]
Volgens [ex-werknemer 1] , ex-werknemer van [bedrijf 2] , maakt [bedrijf 2] reproducties of zoals dit door de Internationale Federatie van Voertuigen wordt genoemd “facsimil car”, wat wil zeggen: een kopie. Ook verricht het bedrijf onder meer restauraties. Er werden hoofdzakelijk klassieke auto’s gereproduceerd. Het bedrijf exporteerde 20 à 24 auto’s per jaar. Het merendeel hiervan was gereproduceerd en een minderheid gerestaureerd. Een reparatie of restauratie werd met originele onderdelen gedaan, wat duidelijk anders is dan wanneer deze nieuw zijn gemaakt. Als een auto gerestaureerd is, heeft deze een identiteit, een origineel fabrieksnummer, waarvan aangenomen wordt dat deze door de fabriek is geplaatst toen de auto werd gebouwd. [28]
Ook [werknemer] [29] , werknemer van [bedrijf 2] , en [ex-werknemer 2] [30] , ex-werknemer van [bedrijf 2] , hebben verklaard dat [bedrijf 2] nieuwe verzamelauto’s bouwde. [ex-werknemer 2] heeft daarnaast verklaard dat er in de werkplaats soms auto’s waren die niet werden gebouwd. Het betroffen dan originele auto’s die werden gerepareerd. De hoofdactiviteit van het bedrijf was nul-kilometerauto’s bouwen. [31]
Informant A-3525 heeft op 29 januari 2013 een gesprek gehad met [medeverdachte 2] bij het bedrijf [verdachte] . [medeverdachte 2] vertelde over de firma [bedrijf 2] in Argentinië. Hij kende [oprichter] en diens firma [bedrijf 2] al minstens 10 jaar. [oprichter] was ongeveer 15 jaar geleden begonnen met de restauratie van een oud Bugatti chassis. Daarom was het mogelijk om het een echte oldtimer te laten zijn. Die originele onderdelen zijn al lang niet meer voorradig en daarom wordt nu alles nieuw gemaakt. Volgens [medeverdachte 2] zijn het exacte Bugatti kopieën. [32]
Overweging
Naar het oordeel van de rechtbank komt uit voormelde bewijsmiddelen naar voren dat de auto’s, waarop de invoer aangiften onder feit 1 zien, nieuwe auto’s betreffen. [oprichter] heeft verklaard dat in nieuwe auto’s geen gebruikte of gerestaureerde onderdelen worden geplaatst. Voor nieuwe auto’s die ze bouwen worden nieuwe onderdelen gemaakt en gebruikt. De auto’s krijgen daarna een BO-nummer. Originele auto’s, die bij [bedrijf 2] worden gerestaureerd, behouden hun originele nummer. Ook [medeverdachte 2] heeft verklaard dat originele onderdelen al lang niet meer voorradig zijn en dat daarom alles nieuw wordt gemaakt. Nu sprake is van auto’s die nieuw worden gemaakt, kan niet worden volgehouden dat deze auto’s meer dan 30 jaar oud zijn. Evenmin kan worden volgehouden dat het land van oorsprong Italië is. De auto’s worden immers in Argentinië door [bedrijf 2] gebouwd. Voor zover de raadsman heeft betoogd dat twaalf verschillende douane ambtenaren fysieke controles hebben uitgevoerd en de invoercode goed werd bevonden, merkt de rechtbank op dat de douane ambtenaren geen specialistische kennis op het gebied van oldtimers hebben. Zij gaan in beginsel uit van de juistheid van de gegevens die hen werden aangereikt. Nu [verdachte] heeft nagelaten de juiste gegevens in te voeren in het systeem, kan de douane ambtenaren niet worden verweten dat zij dat niet hebben opgemerkt.
De ingevoerde auto’s voorzien van BO-nummer kunnen gelet op het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank niet worden gebracht onder het onder 1 genoemde van de post 9705 00 00. Evenmin kunnen de auto’s worden aangemerkt als verzamelobject, nu niet is voldaan aan de daarvoor geldende criteria. Dat de auto’s bij [bedrijf 2] kennelijk “verzamelauto’s” worden genoemd en met name door verzamelaars zullen gekocht, maakt dat niet anders.
Uit het voorgaande volgt dat wettig en overtuigend bewezen is dat de auto’s onder een foutieve code zijn ingevoerd, dat ten onrechte is vermeld dat het om gebruikte auto’s ging en dat eveneens ten onrechte Italië als land van oorsprong is vermeld.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is of hierbij opzettelijk is gehandeld.
Van de belang zijn daarvoor de volgende tapgesprekken.
18-1-2013, 15.54 uur
[roepnaam 1] : “Ik stuur je over 10 minuten de Planilla de Aforo (…) Kun je de auto importeren voor 6%?”
[roepnaam 2](naar de rechtbank begrijpt [medeverdachte 1] )
: “Ja, als je dat wilt.”
[roepnaam 1] : “om te betalen is geen probleem. Het belangrijkste is importeren.”
[roepnaam 2] : “Het is een beetje jammer, het is toch 6%.”
[roepnaam 1] : “Ja, hij heeft ons beloofd dat hij de papieren had en dat is al een maand geleden dat hij ze zou sturen, en nu vindt hij ze niet meer. (…)” [33]
18-1-2013, 15.54 uur
[roepnaam 2] = R
R: “(…) Ik ben gewoon op zoek naar een exemplaar van het Nederlands kentekenbewijs/eigendomsbewijs (title) en niemand heeft die, weet je en ik heb het nodig voor mijn administratie. Ik heb op zin minst een goede kopie nodig. Anders moet ik de auto importeren en dat kost je weer zes procent weet je, dat is zonde.” [34]
27-2-2013, 18.43 uur
[roepnaam 3](naar de rechtbank begrijpt [medeverdachte 2] )
: “Ik heb meneer [fon] [restaurateur] er van overtuigd dat. ... Hij heeft het merk [bedrijf 2] nu gedeponeerd, hij is nu een officiele autofabrikant in Argentinie, en nu zullen we de auto’s invoeren als [bedrijf 2] en niet meer als [fon] Bugatti, of wat dan ook, dus ik ben nu bezig om ervoor te zorgen dat hij de officiele status van autofabrikant krijgt en dan kan hij de auto’s normaal gesproken invoeren met een aangepaste ... dus voor verzameldoeleinden, dus tegen 6 (letterlijk: zes procent) en met een aangepast, technisch bidboek, dus we hoeven er alleen maar gordels in te zetten en een [fon]
Cadillac omzetter/converteren dat is het.”
[roepnaam 3] : “(…) Want ik kreeg vandaag nog een auto binnen, nog een 35 [letterlijk: vijfendertig} Ik denk dat het geweldig is wat hij aan het doen is, maar hij moet het een status geven. Want het is erg moeilijk, hij is een van de heel weinigen op de wereld die dit soort dingen doet.”
[roepnaam 3] : “(…) En ik kan maar 50 auto’s per jaar doen. Hij zei dat dat ok was.”
[roepnaam 4] : “Nou, 50 auto’s per jaar is niet veel.”
[roepnaam 3] : “Daar kun je niet echt van leven, maar voor hem is het oke, want hij heeft dan een officiele status en de auto's hebben hun eigen chassisnummer, hun eigen registratie. Dan kunnen we ze registreren.
[roepnaam 4] : “Ja, dat is heel goed, want het zijn nieuwe auto’s en dan komen ze door alle tests” [35]
Verder is van belang de e-mail van [medeverdachte 1] aan Carolina [ex-werknemer 2] van [bedrijf 2] op 7 maart 2008: “thanks fort he scan, but I can’t use it. Never mention REP on the Planilla or invoice, very critical”. [36]
Tot slot is van belang dat [medeverdachte 2] in het gesprek met de informant heeft gezegd dat de Douane geen enkel probleem vormt. Hij heeft de replica’s al vele malen ingevoerd als “object van verzameling”, waardoor zij in de 6% regeling vallen. [37]
De rechtbank leidt uit de taps, de e-mail en de bevindingen van de informant af dat [verdachte] bewust minder belasting wilde betalen bij de invoer van auto’s. Ook wijst de e-mail erop dat op de Planilla’s de Aforo niet “REP” mocht staan. De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat met REP “replica” werd bedoeld. Hoewel de e-mail niet in de ten laste gelegde periode is verstuurd, kan deze wel bijdragen aan de overtuiging. Immers ook voor de ten laste gelegde periode werden op dezelfde manier auto’s ingevoerd. De rechtbank weegt verder mee dat [medeverdachte 2] ervan op de hoogte was dat het nieuwe auto’s waren die werden ingevoerd. Dat blijkt immers uit zijn gesprek met de informant. De rechtbank acht gelet op het voorgaande opzet bewezen. Het verweer dat sprake is van een pleitbaar standpunt, wordt door de rechtbank verworpen, nu doelbewust een foutieve goederencode is gebruikt.
Voor zover de raadsman zich op het standpunt heeft gesteld dat de Staat niet is benadeeld, maar volgens zijn berekening juist voordeel heeft gehad bij de gebruikte tariefcode 9705, verwijst de rechtbank naar haar overwegingen bij de beoordeling van de niet-ontvankelijkheidsverweren voor zover dit betreft het strekkingsvereiste. Overigens is niet evident dat de aannames in de berekening van de raadsman juist zijn. De kans dat de fiscus is benadeeld kan niet worden uitgesloten, mede gezien het feit dat bewust een onjuiste goederencode is gebruikt. De rechtbank wijst erop dat de fiscus de uitnodiging tot betaling in een beslissing op bezwaar van 28 februari 2018 heeft vastgesteld op € 188.667,20.
Het voorgaande samenvattend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] het onder 1 tenlastegelegde heeft gepleegd.
Er is sprake van medeplegen. Bij de aangiften ten invoer is steeds gebruik gemaakt van het vertegenwoordigde nummer van [verdachte] , terwijl als geadresseerde [ bedrijf 1] werd genoemd. Daarnaast heeft getuige [getuige] verklaard dat [ bedrijf 1] de import van [bedrijf 2] auto’s deed en voor de import factureerde [38] .
Feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 2 primair. Ter terechtzitting heeft hij de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht. De officier van justitie meent dat het gebruik van de valse Planilla de Aforo verder strekte dan uitsluitend het gebruik bij invoer. De documenten waren ook bestemd om auto’s op kenteken te zetten. Dit zou tot gevolg kunnen hebben dat de uitsluiting van artikel 10:5, vierde lid, van de Algemene douanewet niet geldt. Subsidiair heeft de officier van justitie betoogd dat feit 2 subsidiair kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard ten aanzien van het primair tenlastegelegde. Ingevolge artikel 10:5, vierde lid, van de Algemene douanewet is vervolging voor artikel 225, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) uitgesloten. Ook voor het subsidiair tenlastegelegde dient het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard. Het gaat om hetzelfde feitencomplex, dezelfde strafrechtelijke bepaling met dezelfde strekking als feit 1 (ne bis in idem). Subsidiair heeft de raadsman vrijspraak voor het subsidiair ten laste gelegde feit bepleit, nu geen sprake is van opzet, ook niet in voorwaardelijke vorm. De raadsman heeft betoogd dat [verdachte] kon menen dat een Planilla de Aforo een soort van kentekenbewijs was. Door het gebruik van de documenten heeft niemand schade geleden. Er is op zijn minst sprake van een pleitbaar standpunt: er is eerder teveel dan te weinig belastingen geheven en voldaan.
Beoordeling door de rechtbank
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Ingevolge artikel 10:5, vierde lid, Algemene douanewet is strafvervolging op grond van artikel 225, tweede lid, Sr uitgesloten indien het feit, ter zake waarvan de verdachte kan worden vervolgd, zowel valt onder een van de bepalingen van het tweede of het derde lid, als onder die van artikel 225, tweede lid, Sr.
De rechtbank heeft het onder feit 1 ten laste gelegde feit bewezen geacht. Dit feit valt onder de kwalificatie van artikel 10:5, derde lid, Algemene douanewet. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank in het dossier geen bewijs aanwezig voor de veronderstelling dat in de ten laste gelegde periode de Planilla’s de Aforo ook voor andere doeleinden zijn gebruikt dan voor de aangiften ten invoer. De rechtbank zal het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaren voor het primair tenlastegelegde.
Voor zover de raadsman heeft betoogd dat ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde sprake is van hetzelfde feitencomplex, dezelfde strafrechtelijke bepaling met dezelfde strekking, overweegt de rechtbank als volgt. Vervolging voor een feit is op grond van artikel 68 Sr uitgesloten wanneer iemand reeds voor hetzelfde feit onherroepelijk is veroordeeld. In dit geval wordt verdachte in een strafzaak voor twee feiten vervolgd, waarbij het feitencomplex volgens het Openbaar Ministerie zowel onder artikel 10:5, eerste lid, onder a, als onder artikel 10:5, eerste lid, onder b, onder sub 3, valt. In geval van bewezenverklaring voor beide feiten, zal dan sprake zijn van eendaadse samenloop. Dit sluit echter niet vervolging voor overtreding van beide wetsbepalingen in één strafzaak uit. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Bewijsmiddelen
De rechtbank acht al hetgeen hiervoor bij de beoordeling van feit 1 is overwogen als herhaald en ingevoegd.
Daarnaast acht de rechtbank de volgende bewijsmiddelen van belang.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat de kentekenbewijzen die hem zijn getoond
(opmerking rechtbank: aan [medeverdachte 2] is een aantal Planilla’s de Aforo getoond)samen met de Bill of Lading binnenkwamen. De bescheiden zaten bij de container waarin de auto werd vervoerd. Het origineel van het kentekenbewijs kregen ze uit Argentinië. [39]
[oprichter] heeft verklaard dat een Planilla de Aforo een formulier is om technische kwesties op te nemen of andere kwesties die geregistreerd dienden te worden van de onderdelen van een auto. Een Planilla de Aforo werd alleen als accessoire, als iets retro gebruikt. [bedrijf 2] had geen blanco Planilla’s de Aforo. Een vriend heeft hen er een paar cadeau gedaan en deze zijn gebruikt voor merchandising. Ze werden 50 jaar geleden gebruikt in de gemeenten van Santa Fe, enkel en alleen om de belasting voor het kenteken vast te stellen. Ze zijn in de jaren ’70 komen te vervallen toen het register voor motorrijtuigen werd opgericht. Het zijn nooit eigendomsbewijzen noch kentekenbewijzen geweest. Alleen als de koper erom vroeg, werd een Planilla de Aforo voor de door [bedrijf 2] geproduceerde auto gegeven. Planilla’s de Aforo werden op de computer of op de typmachine gemaakt of met de hand geschreven. Zijn vriend [vriend van restaurateur] vulde de Planilla’s de Aforo in. De stempels stonden er al op als ze aan de klant werden gegeven. [40]
Volgens [ex-werknemer 1] waren de documenten die bij een verkochte auto werden overhandigd, ter decoratie. Een Planilla de Aforo werd in Argentinië gebruikt om auto’s op waarde te bepalen. [ex-werknemer 1] is er zeker van dat het geen enkele waarde heeft, alleen maar decoratieve waarde. Hij heeft begrepen dat de Planilla’s de Aforo werden gemaakt door een vriend van [restaurateur] . Hij gelooft dat het [vriend van restaurateur] was. [41]
[ex-werknemer 2] heeft verklaard dat de Planilla de Aforo een papier is waarop enkele gegevens van de auto stonden vermeld. Het was een versiering, voor zover ze wist. De Planilla de Aforo kreeg ze van [oprichter] . Het was met een typemachine ingevuld. Waar [oprichter] de Planilla’s vandaan had, weet ze niet. De Planilla was geen officieel formulier, maar het chassis- en motornummer stonden er wel op. [ex-werknemer 2] heeft één of twee keer een Planilla opgemaakt. Ze heeft deze met een oude typmachine ingevuld. Op de Planilla’s werden de gegevens van de auto genoteerd. Ze stuurde ze naar de douanebeambte als een onderdeel van de documentatie die ze haar vroegen of die haar bazen haar zeiden op te sturen. [42]
In het kader van stelselmatige informatie inwinning heeft informant A-3525 een gesprek gehad met [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] heeft toen verteld dat [oprichter] in eerste instantie nog ergens een doos had met oude documenten waarmee hij de replica’s kon registreren als oldtimer. En verder was volgens [medeverdachte 2] in Argentinië alles te koop. Benodigde documenten worden daar dus gewoon gekocht. [43]
Verder van belang is het volgende tapgesprek:
18-1-2013, 15.54 uur
[roepnaam 2] : “(…) als ik geen kopie krijg van het Nederlandse papier voor de Bentley heb ik ook een planilla voor de Bentley nodig.”
[roepnaam 5] : “Een Argentijnse oké dus die hebt u niet. We gaan u die sturen over tien minuten de planilla.”
[roepnaam 2] : “Voor beide hè. Voor twee auto's dan hè.”
[roepnaam 5] : “Para las dos autos.”
[roepnaam 2] : “Ja”
[roepnaam 5] : “Ook voor de Bentley?”
[roepnaam 2] : “Ja.”
[roepnaam 5] : “Oké dan kan het langer duren maar iets van ..”
[roepnaam 2] : “Oké. Nou dan doe ik het wel in het weekend, ik doe het wel in het weekend.”
[roepnaam 5] : “Nee nee we kunnen het over 15 minuten doen dan sturen we ze allebei aan u.”
[roepnaam 2] : “Oké mooi zo! Maak een goede scan en laat hem naar mij sturen. Ik zal het voor u regelen geen probleem.” [44]
Tot slot is van belang het volgende e-mail bericht van [medeverdachte 1] aan [ontvanger e-mail bericht] op 4 juni 2007:
“Hi [ontvanger e-mail bericht] ,
!!!!! I handle customs now for the car, it’s in our hands. During the last import I used VIN 43278 as mentioned on the factura 0004 0000014. Your Planilla de Aforo says 32974, can you change it into 43278 and scan/mail and send it!!!!!!” [45]
Overweging
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] valse documenten heeft overgelegd, dan wel (ter raadpleging) beschikbaar gesteld aan de douane om de (nieuwe) auto’s van [bedrijf 2] te kunnen importeren. Uit de verklaring van [medeverdachte 2] maakt de rechtbank op dat hij de Planilla’s de Aforo gebruikte alsof het kentekenbewijzen waren. Uit de verklaringen van [oprichter] , [ex-werknemer 1] en [ex-werknemer 2] komt echter naar voren dat een Planilla de Aforo (al vanaf de jaren ’70) geen officieel document meer is en als accessoire wordt meegegeven als een auto is verkocht en de koper daarom vraagt. [medeverdachte 2] heeft aan informant A-3525 verteld dat [oprichter] nog oude documenten had, waarmee hij replica’s kon registreren. Ook uit de e-mailwisseling tussen [medeverdachte 1] en [roepnaam 5] komt naar voren dat [medeverdachte 1] Planilla’s de Aforo nodig had, die – zo blijkt uit de e-mailwisseling en de verklaringen van de getuigen in onderlinge samenhang bezien – kennelijk op bestelling konden worden gemaakt en verstuurd. En uit het
e-mailbericht aan [naam] , waarin hij om wijziging van de Planilla vraagt, blijkt dat hij op de hoogte was van het feit dat deze ter plekke in Argentinië konden worden aangepast.
Op de Planilla’s de Aforo staan data, die gelet op het voorgaande en gelet op hetgeen onder feit 1 door de rechtbank bewezen wordt geacht, niet juist kunnen zijn. Evenmin kunnen de auto’s met de Planilla’s de Aforo in Argentinië zijn aangemeld voor de daar verschuldigde belastingen, nu het gaat om nieuwe auto’s. De rechtbank verwijst naar haar overwegingen ten aanzien van feit 1. Een en ander betekent dat bij het invoeren van de auto’s gebruik is gemaakt van valse documenten. Ook is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat de verdachten bij het overleggen van deze documenten het opzet hadden dat dit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven. De documenten dienden immers ter onderbouwing van de stelling van verdachten dat het om auto’s ging van ouder dan 30 jaar, waarvoor zij de tariefcode 9705 0000 90 gebruikten. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 2 subsidiair bewezen, waarbij ten aanzien van het medeplegen wordt verwezen naar hetgeen daarover bij feit 1 is overwogen.

4.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
zij in
of omstreeksde periode van 1 juni 2008 tot en met 28 februari 2013 te [plaats] en/of te Zevenaar en/of te Schiphol (gemeente Haarlemmermeer), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met de besloten vennootschap [ bedrijf 1] ,
althans een of meer ander(en), althans alleen,meermalen,
althans eenmaal, (telkens
)opzettelijk een ingevolge de douanewetgeving vereiste aangifte, te weten 31
(D-170, pagina 001893), althans een of meeraangifte
(n
)ten invoer IM-A, waaronder:
- de aangifte ten invoer IM-A 8029.69.574/00 08-00000074 d.d. 19 november 2008
(D-73, pagina 001220);en
/of
- de aangifte ten invoer IM-A 8029.69.574/00 09-00000014 d.d. 6 maart 2009
(D-76, pagina 001258);en
/of
- de aangifte ten invoer IM-A 8029.69.574/00 09-09300003 d.d. 1 oktober 2009
(D-83, pagina 001342);en
/of
- de aangifte ten invoer IM-A 8029.69.574.00 10/01190001 d.d. 20 januari 2010
(D-89, pagina 001402);en
/of
- de aangifte ten invoer IM-A 8029.69.574 10/08200003 d.d. 20 augustus 2010
(D-92, pagina 001414);en
/of
- de aangifte ten invoer IM-A 8029.69.574 11/12010002 d.d. 5 december 2011
(D-101, pagina 001492);en
/of
- de aangifte ten invoer IM-A 8029.69.574 12/04250002 d.d. 25 april 2012
(D-107, pagina 001548);en
/of
- de aangifte ten invoer IM-A 8029.69.574 12/05230002 d.d. 23 mei 2012
(D-110, pagina 001566);en
/of
- de aangifte ten invoer IM-A 8029.69.574 12/07040002 d.d. 4 juli 2012
(D-111, pagina 001582),
onjuist
en/of onvolledigheeft gedaan
en/of door een ander heeft doen doen,
terwijl dat feit er
(telkens
)toe strekte, dat te weinig rechten bij invoer zouden worden geheven, immers heeft zij, verdachte, en/of haar mededader
(s) (telkens
)opzettelijk in die aangifte
(n
):
* een personenauto omschreven
of doen omschrijvenals gebruikte personenauto waarop de goederencode 9705 0000 90 van toepassing was; en
/of
* als land van oorsprong Italië vermeld
of doen vermelden, en
(vervolgens
)die aangifte
(n
)(elektronisch) bij de douane te Zevenaar of Schiphol gedaan
en/of doen doen;
2. subsidiair
zij in
of omstreeksde periode van 1 juni 2008 tot en met 28 februari 2013 te [plaats] en/of te Zevenaar en/of te Schiphol (gemeente Haarlemmermeer), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met de besloten vennootschap [ bedrijf 1] ,
althans een of meer ander(en), althans alleen,meermalen,
althans eenmaal,terwijl zij
(telkens
)ingevolge de douanewetgeving verplicht was tot het vertonen en/of overgeven en/of voor raadpleging beschikbaar stellen van bepaalde gegevensdragers of de inhoud daarvan,
(telkens
) (een
)valse
of vervalstegegevensdrager
(s)heeft vertoond en/of heeft overgegeven en/of voor raapleging beschikbaar heeft gesteld,
dan wel de inhoud daarvan in valse of vervalste vorm voor dit doel beschikbaar heeft gesteld,
immers heeft zij, verdachte, en/of haar mededader
(s) (telkens
)opzettelijk,
een of meer vanna te noemen vals
(e
) of vervalsteformulier
(en
), voorzien van het opschrift "Planilla de Aforo", aan de Nederlandse douaneautoriteiten vertoond en/of overgegeven en/of voor raadpleging beschikbaar gesteld, bestaande die valsheid
of vervalsinghierin dat in/op die
/datformulier
(en
)opzettelijk in strijd met de waarheid was vermeld dat de in die
/datformulier
(en
)met een uniek motor-/chassisnummer beschreven automobiel op de in/op die
/datformulier
(en
)vermelde datum in Argentinië was aangemeld voor aldaar verschuldigde belasting(en), en/of op vorenbedoelde datum in Argentinië aanwezig was en aldus reeds geconstrueerd zou zijn,
(het betreft de navolgende formulieren):
- de "Planilla de Aforo" betreffende de automobiel beschreven als zijnde van het merk Bugatti, type T35, voorzien van de motor / chassis met het nummer [nummer 1] , met als datum van aanmelding 30 juli 1957
(pagina 001229); en
/of
- de "Planilla de Aforo" betreffende de automobiel beschreven als zijnde van het merk Bugatti, type T35, voorzien van de motor / chassis met het nummer [nummer 2] , met als datum van aanmelding 4 juli 1957
(pagina 001263); en
/of
- de "Planilla de Aforo" betreffende de automobiel beschreven als zijnde van het merk Bugatti, type T55, voorzien van de motor / chassis met het nummer [nummer 3] , met als datum van aanmelding 18 maart 1954
(pagina 00001344); en
/of
- de "Planilla de Aforo" betreffende de automobiel beschreven als zijnde van het merk Bugatti, type T35, voorzien van de motor / chassis met het nummer [nummer 4] , met als datum van aanmelding 6 december 1953
(pagina 001408); en
/of
- de "Planilla de Aforo" betreffende de automobiel beschreven als zijnde van het merk Bugatti, type T35, voorzien van de motor / chassis met het nummer [nummer 5] , met als datum van aanmelding 14 augustus 1929
(pagina 001419); en
/of
- de "Planilla de Aforo" betreffende de automobiel beschreven als zijnde van het merk Bugatti, type T35, voorzien van de motor/ chassis met het nummer [nummer 6] , met als datum van aanmelding 16 februari 1964
(pagina 001496); en
/of
- de "Planilla de Aforo" betreffende de automobiel beschreven als zijnde van het merk Bugatti, type T35, voorzien van de motor / chassis met het nummer [nummer 7] , met als datum van aanmelding 19 juni 1967
(pagina 001553); en
/of
- de "Planilla de Aforo" betreffende de automobiel beschreven als zijnde van het merk Bugatti, type T51, voorzien van de motor / chassis met het nummer [nummer 8] , met als datum van aanmelding 27 april 1960
(pagina 001587); en
/of
- de "Planilla de Aforo" betreffende de automobiel beschreven als zijnde van het merk Bentley, voorzien van de motor / chassis met het nummer [nummer 9] , met als datum van aanmelding 16 februari 1956
(pagina 001628); en
/of
- de "Planilla de Aforo" betreffende de automobiel beschreven als zijnde van het merk Talbot, voorzien van de motor/ chassis met het nummer [nummer 10] , met als datum van aanmelding 11 april 1961
(pagina 001639)
terwijl dat feit er
(telkens
)toe strekte, dat te weinig rechten bij in voer zouden worden geheven.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
Medeplegen van opzettelijk een ingevolge de douanewetgeving vereiste aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig rechten bij invoer worden geheven, meermalen gepleegd;
Feit 2 subsidiair:
Medeplegen van ingevolge de douanewetgeving verplicht zijnde inlichtingen, gegevens of aanwijzingen te verstrekken, deze opzettelijk onjuist verstrekken, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig rechten bij invoer worden geheven, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

[verdachte] is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit.

8.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte] ter zake van het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 182.000,-. Dat is ongeveer het bedrag dat op dit moment als benadelingsbedrag is vastgesteld in de fiscale procedure.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de publiciteit van de zaak voor [verdachte] grote gevolgen heeft gehad en nog heeft. De overheid en ook het Openbaar Ministerie hebben het persbericht uit 2013 niet willen wijzigen en/of verwijderen, waardoor het nog steeds op allerlei sites staat, terwijl vaststaat dat de Staat geen nadeel heeft geleden, in elk geval niet het bedrag dat daarin wordt genoemd. [verdachte] is veel klanten kwijtgeraakt en staat bij de bank nog steeds onder bijzonder beheer. Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat de redelijke termijn is overschreden. Deels speelt de verdediging daarin een rol, omdat werd gehoopt dat in de tussentijd in de fiscale zaak een uitspraak zou zijn gedaan.
Beoordeling door de rechtbank
[verdachte] heeft zich samen met [ bedrijf 1] schuldig gemaakt aan overtreding van de douanewetgeving. Bij de invoer van auto’s uit Argentinië, die een getrouwe reproductie van de Bugatti’s uit de jaren twintig/dertig van de vorige eeuw bleken, heeft [verdachte] bewust een foutieve goederencode ingevuld. De ingevulde code 9705 is bedoeld voor onder meer (originele of gerestaureerde) oldtimers. De auto’s die [verdachte] invoerde, waren echter nieuw gebouwd in Argentinië en voldeden daarmee niet aan de criteria die gelden om een auto als oldtimer te kunnen aanmerken. Evenmin werd voldaan aan de criteria die gelden om een goed als verzamelobject te kunnen aanmerken, net zo min als dat ze aan de eisen voldeden die aan nieuwe auto’s worden gesteld. Door deze handelwijze was er een aanmerkelijke kans dat de Staat nadeel zou leiden. Of de Staat al dan niet nadeel heeft geleden, is op dit moment nog onduidelijk, aangezien de fiscale procedure nog niet is afgerond. Wel ligt er thans nog een uitnodiging tot betaling van € 188.667,20. Evenmin is duidelijk of [verdachte] voordeel heeft gehad bij het foutief invullen van de aangiften ten invoer. De rechtbank rekent het [verdachte] aan dat zij zich heeft geprofileerd als douane expediteur maar daarbij de douane heeft misleid. Nu douane beambten niet gespecialiseerd zijn in technisch onderzoek van auto’s/oldtimers, waren zij aangewezen op de informatie en deskundigheid van [verdachte] . [verdachte] heeft dit miskend en er misbruik van gemaakt.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen dat de redelijk termijn is overschreden. Door de raadsman is betoogd dat gehoopt werd dat de fiscale zaak eerder zou zijn afgerond. De rechtbank houdt er rekening mee dat het feit dat deze fiscale zaak nog niet is afgerond niet aan [verdachte] valt te verwijten. Bij de strafmaat zal de rechtbank rekening houden met een overschrijding van de redelijke termijn van twee jaren. Dat is de tijd die is verstreken na het laatste verhoor bij de rechter-commissaris.
De rechtbank heeft ten slotte in aanmerking genomen de door de raadsman genoemde omstandigheden, te weten de publiciteit en de impact die de strafzaak op het bedrijf heeft gehad.
Alle omstandigheden in aanmerking nemend acht de rechtbank een geldboete van € 100.000,- passend en geboden. De rechtbank zal een deel daarvan, te weten € 50.000,-, voorwaardelijk opleggen om te voorkomen dat [verdachte] opnieuw strafbare feiten pleegt.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen:
  • 14a, 14b, 14c, 23, 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 10:5 van de Algemene douanewet.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk ten aanzien van feit 2 primair;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 4, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 5;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
geldboetevan
€ 100.000,- (honderdduizend euro);
  • bepaalt, dat een gedeelte van de geldboete groot € 50.000,- (vijftigduizend euro),
  • stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.G.J. Welbergen (voorzitter), mr. J.M. Klep en mr. S.H. Keijzer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C.M. Althoff, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 mei 2018.
Mr. Klep is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] , opsporingsambtenaar Belastingdienst/FIOD, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 51075, gesloten op 23 januari 2015, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Uittreksel Kamer van Koophandel, p. 1839.
3.Uittreksel Kamer van Koophandel, p. 1894.
4.Gegevens van aangiften ten invoer, p.1893.
5.Kopie uitdraai uit Sagitta, p. 1220.
6.Planilla de Aforo, p. 1229.
7.Kopie uitdraai uit Sagitta, p. 1258.
8.Planilla de Aforo, p. 1263.
9.Kopie uitdraai uit Sagitta, p. 1342.
10.Planilla de Aforo, p. 1344.
11.Kopie uitdraai uit Sagitta, p. 1402.
12.Planilla de Aforo, p. 1408.
13.Kopie uitdraai uit Sagitta, p. 1414.
14.Planilla de Aforo, p. 1419.
15.Kopie uitdraai uit Sagitta, p. 1492.
16.Planilla de Aforo, p. 1496.
17.Kopie uitdraai uit Sagitta, p. 1548.
18.Planilla de Aforo, p. 1553.
19.Kopie uitdraai uit Sagitta, p. 1566.
20.Planilla de Aforo, p. 1571.
21.Kopie uitdraai uit Sagitta, p. 1582.
22.Planilla de Aforo, p. 1587.
23.Kopie uitdraai uit Sagitta, p. 1624.
24.Planilla de Aforo, p. 1628.
25.Kopie uitdraai uit Sagitta, p. 1632.
26.Planilla de Aforo, p. 1639.
27.Proces-verbaal getuigenverklaring van [restaurateur] , p. 1850-1853, 1856.
28.Proces-verbaal getuigenverklaring van [ex-werknemer 1] , p. 1859-1860, 1862.
29.Proces-verbaal getuigenverklaring van [werknemer] , p. 1870.
30.Proces-verbaal van getuigenverklaring van [ex-werknemer 2] , p. 1874.
31.Proces-verbaal van getuigenverklaring van [ex-werknemer 2] , p. 1874, 1878.
32.Proces-verbaal van bevindingen Informant/Infiltrant, p. 583.
33.Proces-verbaal van telefoontap, p. 808-809.
34.Proces-verbaal van telefoontap, p. 820.
35.Proces-verbaal van telefoontap, p. 841.
36.E-mail, p. 1775.
37.Proces-verbaal van bevindingen Informant/Infiltrant, p. 583.
38.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 129.
39.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] , p. 86.
40.Proces-verbaal getuigenverklaring van [restaurateur] , p. 1853-1854.
41.Proces-verbaal van getuigenverklaring van [ex-werknemer 1] , p. 1862.
42.Proces-verbaal van getuigenverklaring van [ex-werknemer 2] , p. 1875-1876, 1880.
43.Proces-verbaal van bevindingen Informant/Infiltrant A-3525, p. 583.
44.Proces-verbaal van telefoontap, p. 821.
45.E-mailbericht, p. 1761.