ECLI:NL:RBGEL:2018:1731

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
16 april 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 3872
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering uitkering op grond van de Wet WIA wegens arbeidsongeschiktheidspercentage onder de 35%

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 17 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. D. van Mierle, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), maar het UWV had deze aanvraag geweigerd op basis van de vaststelling dat eiser op de datum in geding minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiser was sinds 2009 werkzaam als taxichauffeur, maar was in 2012 uitgevallen door psychische klachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek door het UWV zorgvuldig was uitgevoerd en dat de vastgestelde medische belastbaarheid van eiser op de datum in geding op overtuigende wijze was gemotiveerd. Eiser had aangevoerd dat zijn beperkingen niet goed waren ingeschat, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen alle relevante informatie hadden meegenomen in hun beoordeling. De rechtbank concludeerde dat eiser in staat was om arbeid te verrichten die in overeenstemming was met zijn medische belastbaarheid, zoals vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: 17/3872

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 april 2018

in de zaak tussen

[naam 1] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. D. van Mierle),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringente Arnhem, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 februari 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd om eiser met ingang van 29 december 2016 (hierna: datum in geding) een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
Bij besluit van 20 juni 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 maart 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J.A. Nuyens.

Overwegingen

1. Eiser is sinds 26 augustus 2009 werkzaam geweest als taxichauffeur bij [Bedrijf A] (ex-werkgever) voor 30,60 uur per week. Op 9 juli 2012 is eiser voor dit werk uitgevallen in verband met psychische klachten. Op 26 augustus 2012 is zijn dienstverband geëindigd en is eiser ziek uit dienst gegaan.
Eiser heeft op 19 december 2016 een aanvraag om een WIA-uitkering ingediend, waarbij hij als eerste ziektedag 26 juli 2012 heeft aangegeven.
2. Verweerder heeft de weigering van de uitkering gebaseerd op de vaststelling dat eiser op de datum in geding minder dan 35 % arbeidsongeschikt is. Hieraan ligt een medisch en arbeidskundig onderzoek ten grondslag.
3. Het medisch onderzoek van verweerder is vastgelegd in de rapporten van de arts M. Lammers (getoetst en akkoord bevonden door verzekeringsarts E.F. van der Molen) van 11 januari 2017 en van de verzekeringsarts bezwaar en beroep J.H.N. Verheijen van 19 juni 2017. De voor eiser vastgestelde medische belastbaarheid is verwoord in de zogenaamde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 11 januari 2017. Hierbij is een urenbeperking van 30 uur per week aangenomen. Verweerder heeft tijdens de beroepsprocedure de FML aangepast op het aspect 1.9.9 en toegevoegd dat eiser in verband met zijn medicatie niet beroepsmatig mag autorijden. De FML is van datum 2 oktober 2017.
4. Eiser is van mening dat de verzekeringsartsen wel uitgegaan zijn van de beoordeling in 2014, maar ten onrechte niet alle beperkingen hebben overgenomen. De beperkingen van eiser zijn onderschat.
5. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Alle naar voren gebrachte klachten, te weten psychische klachten en rugklachten, zijn op een deugdelijke en kenbare wijze betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de eigen bevindingen uit psychisch en lichamelijk onderzoek en voor de in het dossier aanwezige informatie van de behandelende sector, te weten de informatie van GZ-psycholoog W.M.J. Schamp van 28 april 2016 en van de huisarts [naam 2] van 7 oktober 2015. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsartsen aspecten van de gezondheidstoestand van eiser hebben gemist.
6. De rechtbank is voorts van oordeel dat de medische belastbaarheid van eiser op de datum in geding in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze is gemotiveerd. Het beroep van eiser geeft geen aanleiding om aan de juistheid daarvan te twijfelen. De vertaling van medische informatie in mogelijkheden tot het verrichten van arbeid behoort tot de specifieke expertise van een verzekeringsarts.
7.1.
Allereerst is de rechtbank van oordeel dat er voldoende gemotiveerd is welke beperkingen moeten worden vastgesteld ten aanzien van eisers medische belastbaarheid in verband met zijn psychische klachten. De in het dossier aanwezige informatie en de in beroep ingebrachte stukken geven geen aanleiding om aan de juistheid van de motivering te twijfelen.
7.2.
Eiser is van mening dat er een urenbeperking zou moeten gelden in verband met de te volgen behandeling en zijn verlaagde therapie en dat ten onrechte geen rekening is gehouden met zijn verstandelijke beperking. Lammers geeft aan dat er geen sprake is van een intensieve therapie die eiser eigenlijk zou volgen. In verband met de problematiek is er volgens haar, mits rekening gehouden wordt met de opgelegde beperkingen, geen reden meer de forse urenbeperking van 20 uur per week aan te nemen op grond van het protocol verminderde duurbelasting. Zij schrijft: “Op grond van cliënt zijn problematiek (licht verstandelijke beperking en beperkte coping) acht ik een urenbeperking van 30 uur per week, maximaal 6 uur per dag aan de orde.” Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee voldoende onderbouwd waarom de urenbeperking is gewijzigd en is er, in tegenstelling tot wat eiser betoogt, wel rekening gehouden met de licht verstandelijke beperking van eiser.
7.3.
Lammers geeft daarnaast aan dat de rugklachten na de hernia operatie evident zijn afgenomen. Eiser erkent dat de rugklachten zijn afgenomen maar ontkent dat ze geheel verdwenen zijn en vindt dat er te weinig beperkingen zijn gesteld. De rechtbank is van oordeel dat er door de verzekeringsarts alsnog beperkingen zijn vastgesteld ten aanzien van de rugklachten van eiser. Er is derhalve niet geoordeeld dat de rugklachten volledig verdwenen zijn.
7.4.
In beroep heeft eiser informatie van Driestroom ingebracht, dat is afgegeven over de periode 26 oktober 2016 tot en met 25 oktober 2017.
Tevens heeft hij een aanmeldformulier voor een keukentafelgesprek ingebracht, waarin hij verzoekt om meer begeleiding zodat hij ondersteuning krijgt bij de opbouw van zijn dagelijkse leven.
7.5.
De rechtbank is van oordeel dat Verheijen in zijn nadere rapport van 9 oktober 2017 voldoende heeft gemotiveerd dat de overgelegde informatie uit de behandelend sector geen aanleiding geeft om de FML van 2 oktober 2017 aan te passen.
7.6.
Eiser is van mening dat ten onrechte geen beperkingen zijn aangenomen die eiser ondervindt ten gevolge van zijn hartinfarct. Verheijen heeft aangegeven dat het hartinfarct 14 jaar geleden is waarvoor hij ter bescherming slechts een bloedverdunner en cholesterolverlager gebruikt. Dit is geen belemmering om de geduide functies uit te voeren. Verheijen merkt nog op dat de testmetingen van eiser op een voorzichtige wijze moeten worden bezien. Hij schrijft: “Ze kunnen nl. onder invloed staan van zijn psychologisch negatieve zwaarmoedige grondstemming en tevens het druggebruik. Dit is niet slechts een aanname, want in ieder geval heeft hij jaren gewerkt als taxi chauffeur 30 uur per week en had het daarbij naar zijn zin. Hij werd verwezen naar de ‘de praktijk’ een instelling om daar werkervaring op te doen en eventueel. Uit te stromen uitstroom naar een reguliere baan. Hij werd daar afgewezen omdat hij praktisch een te hoog niveau had (ds 22.3).”
De rechtbank volgt Verheijen in zijn oordeel.
De aanvraag om meer begeleiding in zijn persoonlijke situatie, leidt niet tot een ander oordeel. Dat een persoon zelf begeleiding nodig heeft om structuur in zijn leven te creëren, maakt immers niet dat hij ongeschikt is tot het uitvoeren van door de werkgever bepaalde werkzaamheden.
7.7.
Eiser heeft op 7 maart 2018 nog een stuk van psycholoog S. Korstanje van 28 september 2017 ingebracht. Deze ingebrachte informatie bevat naar het oordeel van de rechtbank geen nieuwe feiten of omstandigheden op de datum in geding.
8. Eiser moet op de datum in geding daarom in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 2 oktober 2017.
9. Het arbeidskundig onderzoek van verweerder is vastgelegd in de rapporten van arbeidsdeskundige E. Thijssen van 14 februari 2017 en van arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hangende de beroepsprocedure van L.H.J. Ambrosius van 2 oktober 2017.
10.1.
Ambrosius heeft de functie besteller post/pakketten (sbc-code 282102) verworpen omdat in deze functie sprake is van beroepsmatig chauffeuren. Omdat dit contra-geïndiceerd is, verwerpt hij de functie. Door deze functie te verwerpen is tevens rekening gehouden met het ontbreken van de taxi-pas en het medicatiegebruik van eiser en behoeven deze beroepsgronden ten aanzien van deze geduide functie geen bespreking meer.
Ook de functie samensteller elektronische apparatuur/wikkelaar (sbc-code 267050) nummer 3821.007.016 wordt verworpen door Ambrosius in verband met het risico op brandwonden. Hierdoor is tevens rekening gehouden met het medicatiegebruik van eiser.
Volgens Ambrosius wordt eiser op datum in geding in staat geacht de volgende functies te verrichten: machinaal metaalbewerker (sbc-code 264122), samensteller elektronische apparatuur/wikkelaar (sbc-code 267050), huishoudelijk medewerker gebouwen (sbc-code 111334) en productiemedewerker industrie (sbc-code 111180).
10.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in de rapportages voldoende gemotiveerd dat de belasting in de geduide functies de vastgestelde medische belastbaarheid van eiser niet overschrijdt.
Ambrosius heeft zowel uitgebreid categoraal als functie specifiek gemotiveerd waarom de items de vastgestelde medische belastbaarheid van eiser niet overschrijden.
Ook motiveert hij dat eiser vier jaar LTS en één jaar grafische school heeft gevolgd zonder een diploma te behalen en dat dit gelijk staat aan de eis van niveau VMBO en niveau VMBO Beroepsgericht Techniek. Ambrosius geeft aan dat de geduide functies hierdoor aansluiten bij de opleiding en ervaring van eiser.
Eiser is tot slot niet beperkt in cognitief opzicht en derhalve in staat om een praktische interne opleiding te volgen. Ambrosius geeft aan dat het geen hoogwaardige studierichting betreft maar praktische opleidingen van een week of 2-3 om functies die op opleidingsniveau 1 of 2 liggen uit te kunnen voeren.
Ook het feit dat eiser verzocht heeft om meer begeleiding voor de opbouw van zijn dagelijkse leven, leidt niet tot een andere conclusie. Zoals al onder rechtsoverweging 7.6. Is aangegeven, maakt eisers behoefte aan begeleiding om structuur in zijn leven te creëren, niet dat hij ongeschikt is tot het uitvoeren van door de werkgever bepaalde werkzaamheden. De beoordeling in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 is volgens vaste rechtspraak een andere dan in het kader van de Wet WIA. [1]
Hiermee is voldoende gemotiveerd dat de belasting in de geduide functies de vastgestelde medische belastbaarheid van eiser niet overschrijdt.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Wilbrink, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 17 april 2018
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2014:3554.