ECLI:NL:RBGEL:2018:1609

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 februari 2018
Publicatiedatum
11 april 2018
Zaaknummer
6195847
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop van een paard met betrekking tot non-conformiteit en klachtplicht

In deze zaak gaat het om een consumentenkoop van een paard, waarbij de koper, aangeduid als [eiser], een paard heeft aangeschaft van de verkoper, aangeduid als [gedaagde]. De koopovereenkomst werd op 27 januari 2017 gesloten, waarbij het paard werd gepresenteerd als een Prix St. George-paard. Na de aankoop vertoonde het paard echter problemen, waaronder een tongprobleem en gespannen gedrag, waardoor [eiser] niet in staat was om het paard te berijden zoals verwacht. Op 9 juni 2017 heeft [eiser] de koopovereenkomst ontbonden en vorderde hij terugbetaling van de koopsom van € 32.500,00, met de stelling dat het paard niet voldeed aan de verwachtingen die bij de koop waren gewekt.

De kantonrechter heeft in deze zaak vastgesteld dat [gedaagde] de contractspartij is en dat de klachtplicht van [eiser] niet is geschonden. De rechter oordeelde dat er mogelijk sprake is van non-conformiteit, omdat het paard niet de eigenschappen bezat die [eiser] mocht verwachten op basis van de koopovereenkomst. De kantonrechter heeft besloten dat er een deskundigenonderzoek moet worden uitgevoerd om vast te stellen of het paard inderdaad niet voldeed aan de overeenkomst. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en partijen zijn in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over het deskundigenonderzoek.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de zaak wordt verwezen naar de rolzitting voor het nemen van een akte door beide partijen over het deskundigenonderzoek. Tevens is bepaald dat tegen dit vonnis tussentijds hoger beroep openstaat.

Uitspraak

vonnis
Rechtbank GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
Zaakgegevens: 6195847 CV 17-3992
Afschrift aan: beide partijen
Verzonden d.d.
vonnis d.d. 28 februari 2018 van de kantonrechter
in de zaak van
[naam eisende partij] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. S.A. Wensing,
tegen
[naam gedaagde partij] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M.J.S. Joosten.
Partijen zullen hierna [eiser] respectievelijk [gedaagde] genoemd worden.

1.Het verdere procesverloop

1.1
Dit blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 augustus 2017;
- de aantekeningen van de griffier met betrekking tot de op 14 november 2017 ingevolge het vonnis gehouden comparitie van partijen.
1.2
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
[gedaagde] heeft het paard genaamd ‘ [naam paard] ’ (hierna: het paard) te koop aangeboden met tussenkomst van [naam 1] van [naam VOF] . In de advertentie die [naam 1] heeft opgemaakt staat onder meer – en voor zover hier relevant – het navolgende:

Sehr chiques Prix Saint George Pferd KWPN: Webstex x Esteban. (…)
Geeignet für jeder Reiter, auch Anfänger, und tolles lehrmeister. Aber soll mit etwas mehr erfahren Reiter sich am besten sehen lassen.
2.2
Op 16 januari 2017 heeft [naam 1] via Facebook Messenger onder meer het volgende aan [eiser] geschreven:

Op de veiling is hij verkocht naar Zweden (voor 100.000 euro) en in Zweden verder opgeleid door [naam 2] tot PSG. Mogelijk wel alleen HC gestart (wel met goede scores). We kunnen vooralsnog geen uitslag op internet vinden.”.
2.3
Op 20 januari 2017 heeft [eiser] het paard bij [gedaagde] bezichtigd.
2.4
Een week later, op 27 januari 2017, heeft [eiser] het paard gekocht. In de koopovereenkomst is onder meer bepaald als volgt:

[gedaagde] , (…) hierna te noemenverkoper;
en
[eiser] , (…) hierna te noemenkoper;
Verklaren dat onderstaande is overeengekomen:

1.Verkoperbiedt namens eigenaarte koop aan:

Naam : [naam paard]
(…)
2.
Verkoperis namenseigenaargerechtigd om te verkopen en verkoopt aan koper het onder artikel 1 beschreven dier.

3.De koperbetaalt aan de verkopereen koopsom ter hoogte van:

29.500 (negenentwintigduizend vijfhonderd) euro.
Dit bedrag is inclusief BTW, indien van toepassing, maar exclusief de commissie voor[naam VOF]en eventuele andere gerelateerde kosten (zoals keuringen, transport en/of accessoires), voor welke dekopereen aparte factuur van[naam VOF]zal ontvangen.
(…)
Voor akkoord met de inhoud van deze koopovereenkomst;
Opgemaakt en ondertekend in tweevoud door:
Verkoper Koper
Datum : 27-01-2017 Datum : 27-01-2017
Plaats : Haaksbergen Plaats : Haaksbergen
Naam : [naam 3] Naam : [eiser]”.
2.5
De in artikel 3 van de koopovereenkomst bedoelde commissie voor [naam VOF] bedroeg € 3.000,00. De totale koopsom beliep daarmee € 32.500,00.
2.6
Op 12 maart 2017 heeft [eiser] het volgende op Facebook geschreven:

Mijn lieve mooie [naam paard] , lekker bloot in het zonnetje. Wat was het genieten vandaag! Heerlijk gereden, ontspanning was vandaag zelfs het vertrekpunt, het wordt nog wat met ons!”.
Op dezelfde dag heeft [eiser] via Facebook Messenger aan [gedaagde] onder meer het volgende geschreven:

(…) Deze week teruggekomen en konden we eindelijk eens echt rustig aan de slag. Hij had veel spanning in het begin en ik vond het lastig om de aanleuning mooi constant te houden op trens. Maar het gaat echt lekker ontspannen en gaat steeds beter lopen met trens. We doen het rustig aan want ik heb geen haast en ik geniet zo enorm van dit paard. (…) Naast het feit dat hij zo heerlijk rijd ben ik ook heel blij dat hij zo vreselijk lief is in de omgang. Echt een schat. Dus ja, alles gaat goed met ons! Ik ben heel blij met hem en ik heb het vermoeden dat hij ook heel blij is met mij”.
2.7
Op 23 mei 2017 heeft [eiser] via Facebook Messenger aan [gedaagde] onder meer het volgende geschreven:

Hij(het paard, toevoeging kantonrechter)
bleef heel gespannen en onrustig met zijn mond maar toen ik eindelijk een beetje ontspanning kreeg bij hem en een meer rustige aanleuning, stak hij zijn tong er uit met rijden. Hij doet dit juist als de spanning wat meer wegvloeit en als hij gespannen is dan gaat hij alleen heel hard kauwen op het bit. Wat hij ook deed in het proefrijden. Wat volgde was weer een dierenarts bezoek en een ostheopaat en een cranio sacraal behandelaar. Die konden niets doen met het tong probleem. (…) Begin april een tandarts en een bitfitter erbij gehad. Tanden zijn helemaal gedaan en mond nagekeken. Ik heb op zijn advies vijf verschillende bitten geprobeerd zonder een positief resultaat. Met stang en trens is het minder maar ook teveel om ooit te kunnen starten. Bij mijn instructrice doet hij het ook. Ook heb ik verschillende clinics gereden, bij meerdere beroepsmatige dressuurruiters die allemaal aangaf dat ik niets fout doe met mijn handen maar daarbij ook het vermoeden aangeven dat dit een gewoonte is die al heel lang spreelt. Kortom, ik kan nooit starten met dit paard en met deze bedoeling had ik hem wel gekocht. Ik vind het heel erg want ik ben erg gesteld op Choice maar ik wil je hierbij toch aangeven dat ik het paard wil terugbrengen en mijn koopsom terug wil.”.
2.8
[gedaagde] heeft daar vervolgens als volgt op gereageerd:

(…) Helaas kan ik hem niet terugnemen op basis van zijn tongprobleem wat jij schetst op dit moment. Ik kan mij hier niet in vinden. Hij heeft bij ons nooit een probleem met zijn tong gehad. Vind het heel vervelend voor je, maar verwacht echt dat dit een rijtechnisch iets is (…)”.
2.9
Op 9 juni 2017 heeft [eiser] bij brief aan [gedaagde] de koopovereenkomst ontbonden respectievelijk vernietigd.

3.De vordering en het verweer

3.1
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
1. primair de tussen partijen gesloten overeenkomst te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 32.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
2. subsidiair de tussen partijen gesloten overeenkomst te vernietigen en [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 32.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
3. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van:
het aankoopbedrag van € 32.500,00;
de kosten ten behoeve van de stalling, training en verzorging, berekend tot aan de dag dat het paard aan [gedaagde] wordt overgedragen;
de kosten voor medisch onderzoek en urgente behandeling;
afschrijvingskosten voor een maatwerkzadel;
nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de rente vanaf 14 juni 2017 tot aan de dag van algehele voldoening;
4. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 1.331,00;
5. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2
[eiser] legt – zakelijk weergegeven en bezien tegen de achtergrond van voormelde
feiten – het volgende aan haar vordering ten grondslag.
Het paard is gespannen en vertoont gevaarlijk gedrag, heeft een tongprobleem, is niet in staat om het gevraagde uit te voeren, is zelfs voor professionals moeilijk te berijden, is niet geklasseerd in de klasse Prix St. Georges, heeft geen noemenswaardige wedstrijdervaring en is niet betrouwbaar. Daarmee bezit het paard niet de vereiste eigenschappen die op grond van de overeenkomst verwacht mochten worden, namelijk dat het een Prix St. Georges paard is. De koopovereenkomst dient daarom primair wegens non-conformiteit te worden ontbonden.
Daarnaast is sprake van dwaling. De overeenkomst zou bij een juiste voorstelling van zaken niet zijn gesloten. Omdat bij de koop onvolledige informatie is verstrekt, is er sprake van misleiding als bedoeld in de Wet oneerlijke handelspraktijken. Hierdoor staat de dwaling vast. Subsidiair dient de koopovereenkomst derhalve te worden vernietigd.
[gedaagde] is dan ook gehouden het aankoopbedrag ad € 32.500,00 terug te betalen. Tevens dient hij de kosten voor de stalling, training en verzorging, medisch onderzoek en urgentie behandeling en de afschrijving van een maatwerkzadel wegens wanprestatie te betalen.
3.3
[gedaagde] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] in haar vordering, dan wel afwijzing van die vordering, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de proceskosten. Op de inhoud van het verweer zal hieronder waar nodig nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
De kantonrechter ziet zich allereerst voor de vraag gesteld wie de contractspartij van [eiser] is. Anders dan [gedaagde] betoogt, is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] de koopovereenkomst met [eiser] is aangegaan. Weliswaar vermeldt de overeenkomst bovenaan Sanne [gedaagde] als verkoper, maar de overeenkomst is getekend door ‘ [naam 3] ’. Zoals [gedaagde] ook op de comparitie heeft erkend, is het zijn handtekening die op iedere pagina is geplaatst. Onder die gegeven omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] dient te worden aangemerkt als de verkopende partij die met [eiser] de overeenkomst is aangegaan.
4.2
Daarmee staat nog niet vast dat [gedaagde] ook de contractspartij van [eiser] is. Volgens [gedaagde] fungeerde hij bij de verkoop immers als tussenpersoon en heeft hij het paard in opdracht van eigenaar [naam 4] verkocht. Mede gelet op de in de koopovereenkomst vervatte zinsneden ‘
Verkoper biedt namens eigenaar te koop aan (…)’ en ‘
Verkoper is namens eigenaar gerechtigd te verkopen (…)’, begrijpt de kantonrechter [gedaagde] aldus dat hij het paard als onmiddellijk vertegenwoordiger van [naam 4] heeft verkocht. In dat geval treden ingevolge artikel 3:66 lid 1 BW de rechtsgevolgen van de verrichte rechtshandeling niet voor [gedaagde] maar voor [naam 4] in. Voor zover zou moeten worden aangenomen dat sprake was van rechtsgeldige vertegenwoordiging, dan bepaalt artikel 3:67 lid 1 BW dat [gedaagde] de naam van diens volmachtgever binnen een redelijke termijn kenbaar had behoren te maken. Niet is gesteld of gebleken dat [gedaagde] eerder dan bij antwoord van 30 augustus 2017 [naam 4] heeft genoemd als diens volmachtgever. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter te laat. Dat betekent dat krachtens het tweede lid van artikel 3:67 BW [gedaagde] zelf partij bij de overeenkomst is.
4.3
[gedaagde] heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat [eiser] niet tijdig heeft geklaagd in de zin van artikel 7:23 lid 1 BW, nu zij niet heeft gereclameerd nadat het paard tijdens het eerste ritje steigerde. Dat verweer wordt gepasseerd. Dat [eiser] het paard eerst rust heeft gegund, heeft laten acclimatiseren, een nieuw zadel heeft laten aanmeten, zijn rug heeft laten behandelen en een gebitscontrole heeft laten uitvoeren, acht de kantonrechter begrijpelijk. Rekening houdend met de periode waarin bezien werd of die middelen tot een positief resultaat zouden leiden, is niet een dusdanig lange tijd verstreken dat geconcludeerd dient te worden dat [eiser] te laat bij [gedaagde] heeft geklaagd. Daarbij wordt mede van belang geacht dat [gedaagde] niet heeft gesteld op welk moment het voor [eiser] duidelijk moet zijn geweest dat het paard niet slechts aanpassingsproblemen had.
4.4
Voorts dient de vraag te worden beantwoord of sprake is van non-conformiteit, hetgeen [eiser] stelt en [gedaagde] betwist. Volgens [eiser] beantwoordt het paard niet aan de koopovereenkomst omdat hij zijn tong tijdens het rijden naar buiten gooit, hij niet in staat is het gevraagde uit te voeren, hij zelfs voor professionals moeilijk te berijden is, hij gespannen en gevaarlijk is, hij niet geklasseerd is in de klasse Prix St. George en hij geen wedstrijdervaring heeft.
4.5
Vooropgesteld wordt dat er in het onderhavige geval sprake is van consumentenkoop als bedoeld in artikel 7:5 lid 1 BW. De kantonrechter gaat er verder van uit dat, gelet op de in dit kader door [eiser] ingenomen stelling, het paard op 27 januari 2017 is geleverd. Een zaak beantwoordt volgens het bepaalde in artikel 7:17 lid 2 BW niet aan de overeenkomst indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag in elk geval verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor normaal gebruik daarvan nodig zijn, alsmede de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij overeenkomst is voorzien.
4.6
Het paard is in de advertentie aangeprezen als zijnde een Prix St. George-paard. De kantonrechter stelt vast dat met die kwalificatie wordt bedoeld dat, als gesteld door [eiser] en niet betwist door [gedaagde] , het paard officiële wedstrijden heeft gereden in de klasse Prix St. George. Dat het paard geen Prix St. George-paard betreft (omdat hij ervaring noch een klassering in de klasse PSG heeft), kan, anders dan [eiser] betoogt, evenwel niet de conclusie rechtvaardigen dat het paard niet aan de overeenkomst beantwoordt. Voorafgaand aan de koop heeft [naam 1] immers meegedeeld dat het paard weliswaar opgeleid is tot Prix St. George-niveau, maar dat hij mogelijk alleen “hors concours” (buiten mededinging) is gestart en dat zij geen resultaten heeft kunnen vinden. Voor de vraag wat [eiser] mocht verwachten is van belang dat tussen partijen vast staat dat [eiser] een paard wilde kopen waarmee zij in de klasse Prix St. George kon uitkomen en dat [gedaagde] daarvan vóór het sluiten van de koop op de hoogte was. Daarnaast vermeldt de overeenkomst dat het paard geschikt is voor iedere ruiter en dat het om een zogenaamde “tolles Leermeister” gaat, waarmee bedoeld wordt dat het paard geschikt is de ruiter op te leiden, in dit geval tot Prix St. George-niveau. Gelet op al het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat [eiser] mocht verwachten dat het paard ten tijde van de levering opgeleid was tot Prix St. George-niveau en aldus geschikt was om wedstrijden mee te rijden in de klasse Prix St. George. Indien komt vast te staan dat het paard deze eigenschappen niet bezit, hetgeen [eiser] heeft gesteld en [gedaagde] heeft bestreden, dan beantwoordt het paard niet aan de overeenkomst. De bewijslast van die stelling ligt ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv op [eiser] , nu zij zich op de rechtsgevolgen daarvan beroept.
4.7
De kantonrechter begrijpt dat [eiser] heeft bedoeld dat het paard niet geschikt is om wedstrijden mee te rijden in de klasse Prix St. George, nu het paard tijdens het rijden zijn tong naar buiten gooit, hij niet in staat is het gevraagde uit te voeren, hij zelfs voor professionals moeilijk te berijden is alsmede dat hij gespannen en gevaarlijk is. Hiertegen heeft [gedaagde] verweer gevoerd. Dat het paard thans niet geschikt is om wedstrijden mee te rijden in de klasse Prix St. George is niet te wijten aan het paard, maar aan [eiser] , zo stelt [gedaagde] . Het geschil spitst zich daarmee toe op de vraag of het paard ongeschikt is om wedstrijden in de klasse Prix St. George mee te rijden te wijten is aan het paard – in welk geval het paard niet voldoet aan de koopovereenkomst en dus sprake is van een tekortkoming van [gedaagde] – of aan de ruiter – in welk geval geen sprake is van een tekortkoming van [gedaagde] –. De kantonrechter beschikt over onvoldoende deskundigheid om die vraag te beantwoorden. Om die reden wordt het noodzakelijk geacht dat een deskundigenbericht wordt ingewonnen. Voordat tot het benoemen van een deskundige(n) wordt overgegaan, zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten over het aantal te benoemen deskundigen, de persoon van de te benoemen deskundige(n) en de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Van partijen wordt verwacht dat zij over de perso(o)n(en) die zij benoemd willen zien met elkaar zullen overleggen en dat zij, zoveel mogelijk, een met elkaar overeenstemmend voorstel zullen voorleggen. Op voorhand wordt opgemerkt dat in afwijking van de hoofdregel van artikel 195 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [eiser] zal worden belast met het voorschot op de kosten van de deskundige nu het onderzoek is gelegen in haar bewijsdomein. De zaak zal worden verwezen naar de rol voor akte uitlating partijen.
4.8
Indien uit het deskundigenbericht volgt dat het paard niet voldoet aan de koopovereenkomst, is vervolgens de vraag aan de orde of het paard al bij aflevering op
27 januari 2017 niet aan de overeenkomst heeft beantwoord. Partijen verschillen van mening of het bewijsvermoeden van artikel 7:18 lid 2 BW in dit geval van toepassing is. Dit artikel bepaalt dat vermoed wordt dat het paard bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, als de afwijking zich binnen een termijn van zes maanden na aflevering heeft geopenbaard. De kantonrechter oordeelt dat het bewijsvermoeden toepassing vindt in dit geval. Niet betwist is dat (indien bewezen) de gebreken zich hebben geopenbaard binnen zes maanden na aflevering. Uit de wetsgeschiedenis van dit artikel volgt dat het enkele feit dat de verkochte zaak een dier en meer specifiek een paard betreft, niet aan toepassing van het bewijsvermoeden in de weg staat. Verwezen wordt naar het arrest van Hof Den Haag van 31 maart 2015 (ECLI:NL:GHDHA:2015:869) waarin deze wetsgeschiedenis uitgebreid wordt geciteerd. Ook de aard van de afwijking rechtvaardigt niet een beroep op de ‘tenzij’-bepaling. Gelet op de wetsgeschiedenis ziet deze uitzonderingsgrond vooral op een afwijking die duidelijk is ontstaan door de handelwijze van koper. Daarvan is, zou na deskundigenbericht [eiser] gelijk krijgen, geen sprake, omdat dan vast staat dat de tekortkoming niet aan de ruiter te wijten is. Indien uit het deskundigenbericht volgt dat het paard niet beantwoordt aan de overeenkomst, wordt in deze zaak dan ook vermoed dat dit reeds bij aflevering het geval was. In dat geval zal [gedaagde] in de gelegenheid worden gesteld om tegen dat vermoeden tegenbewijs te leveren.
4.9
Bepaald zal worden dat tegen dit vonnis tussentijds hoger beroep openstaat.
4.1
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 28 maart 2018, voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over het aangekondigde deskundigenonderzoek, zoals hiervoor onder 4.7 overwogen;
5.2
bepaalt dat tegen dit vonnis tussentijds hoger beroep openstaat;
5.3
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.C.J.I.M. van Dorp en in het openbaar uitgesproken op
28 februari 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.
fh