In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 5 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand. Eiseres had een aanvraag voor een toevoeging ingediend, die door verweerder was afgewezen. De rechtbank moest beoordelen of verweerder zich kon beroepen op het specialisatievereiste, ondanks een eerder opgelegde last tot toevoeging door de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank concludeerde dat verweerder verplicht was om uitvoering te geven aan de last tot toevoeging, ongeacht het specialisatievereiste. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit van verweerder vernietigd moest worden en dat het bezwaar van eiseres gegrond was. De rechtbank herroept het eerdere besluit van 17 mei 2017 en bepaalt dat verweerder de aanvraag van eiseres moet inwilligen. Tevens werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 2.004, en het griffierecht van € 170. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter J.H. van Breda, in aanwezigheid van griffier M.F. van den Brink.