201507950/1/A2.
Datum uitspraak: 3 augustus 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 september 2015 in zaak nr. 15/751 in het geding tussen:
[appellant]
en
het bestuur van de raad voor rechtsbijstand.
Procesverloop
Bij besluit van 8 oktober 2014 heeft de raad ambtshalve geweigerd [appellant] een toevoeging te verlenen.
Bij besluit van 5 januari 2015 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 september 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 mei 2016, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. E.N. Bouwman (hierna: Bouwman), advocaat te Utrecht, en de raad, vertegenwoordigd door mr. C.W. Wijnstra, werkzaam bij de raad, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Op 25 september 2014 heeft de rechtbank Oost-Brabant de raad een last gegeven tot toevoeging van Bouwman ten behoeve van [appellant] voor een procedure over een voorlopige machtiging op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen. De raad heeft de toevoeging geweigerd, omdat Bouwman niet bij de raad is ingeschreven voor rechtsbijstandverlening op het gebied van het psychiatrisch patiëntenrecht.
2. Zoals de Afdeling bij uitspraak van 27 juli 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2089) ambtshalve heeft overwogen, is de raad niet bevoegd een door de rechtbank gegeven last tot toevoeging naast zich neer te leggen, omdat de in de last vermelde advocaat niet door de raad is ingeschreven voor de daarvoor geldende specialisatie. Dat betekent dat de raad ten onrechte geen toevoeging ten behoeve van [appellant] heeft verstrekt aan Bouwman. Omdat het hoger beroep reeds hierom gegrond zal worden verklaard, behoeven de door [appellant] in hoger beroep aangevoerde gronden geen bespreking. 3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het tegen het besluit van 5 januari 2015 ingestelde beroep gegrond verklaren en dat besluit vernietigen. Dit betekent dat de raad uitvoering dient te geven aan de door de rechtbank Oost-Brabant op 25 september 2014 gegeven last tot toevoeging van Bouwman.
4. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten van het beroep en hoger beroep te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 september 2015 in zaak nr. 15/751;
III. verklaart het door [appellant] bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het bestuur van de raad voor rechtsbijstand van 5 januari 2015;
V. veroordeelt het bestuur van de raad voor rechtsbijstand tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.984,00 (zegge: negentienhonderdvierentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat het bestuur van de raad voor rechtsbijstand aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, griffier.
w.g. Bijloos w.g. Hazen
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2016
452.