ECLI:NL:RBGEL:2018:1375

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 maart 2018
Publicatiedatum
27 maart 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 2886 TU
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak overplaatsingsbesluit ambtenaar speurhondengeleider

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 27 maart 2018, staat de ontheffing van eiseres uit haar functie als speurhondengeleider centraal. Eiseres, werkzaam bij de Belastingdienst/Douane, was ontheven uit haar functie op basis van disfunctioneren en bedrijfseconomische noodzaak. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft onderbouwd dat eiseres niet functioneerde als speurhondengeleider. Eiseres had eerder met succes gewerkt met andere speurhonden en de problemen met de huidige hond, [hond 1], werden niet voldoende toegelicht door verweerder. De rechtbank stelt vast dat de redenen voor de ontheffing niet voldoende zijn aangetoond en dat er geen acuut belang was om eiseres te ontheffen zonder haar eerst een verbeterkans te bieden.

Daarnaast is de bedrijfseconomische noodzaak om eiseres te ontheffen niet overtuigend aangetoond. Verweerder heeft niet duidelijk gemaakt hoe vaak en lang eiseres ziek was en of dit een blijvend probleem zou zijn. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is en biedt verweerder de gelegenheid om het gebrek te herstellen. De termijn voor herstel is vastgesteld op zes weken na verzending van de tussenuitspraak. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: 17/2886

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 maart 2018

in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.E. Bosman),
en

De Staatssecretaris van Financiën te Heerlen, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 19 december 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd om aan eiseres een nieuwe speurhond toe te wijzen.
Bij besluit van 25 april 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 januari 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
M. Pullens en J. Wortel.

Overwegingen

1. Eiseres is met ingang van 1 augustus 2001 benoemd tot medewerker groepsfunctie C, bij de Belastingdienst/Douane, district Hoofddorp/Post Hoofddorp Surveillance. Per 1 oktober 2001 is zij benoemd tot speurhondengeleider. Met ingang van 1 januari 2010 is eiseres geplaatst bij de Unit Bijzondere Diensten bij Schiphol Cargo. In oktober 2015 is speurhond [hond 1] aan eiseres toegewezen. Eiseres moest deze speurhond van 22 maanden oud opleiden, zodat zij daarna samen werkzaam zouden zijn. In januari 2016 is de opleiding gestart. Eind januari 2016 heeft eiseres gehoord dat de hindernisbaan op Schiphol vanwege een verbouwing niet beschikbaar was. In februari 2016 heeft een botsing plaatsgevonden tussen eiseres en [hond 1] waardoor eiseres’ neus is gebroken. Eiseres is nadien zeven weken arbeidsongeschikt geweest. Vanaf april 2016 heeft eiseres kunnen trainen op de hindernisbaan in Dordrecht. Vanaf de zomer van 2016 heeft eiseres weer kunnen trainen op de hindernisbaan op Schiphol. In november 2016 is eiseres gezakt voor het afsluitend examen met speurhond [hond 1] . In december 2016 is eisers voor de tweede maal gezakt voor dat examen.
2. Verweerder heeft de werkzaamheden van eiseres binnen de functie van medewerker groepsfunctie C, gewijzigd. Volgens verweerder kon eiseres niet meer werkzaam zijn als speurhondengeleider omdat zij onvoldoende functioneerde. Dat is vastgesteld nadat eiseres het examen met speurhond [hond 1] twee keer niet had gehaald. Omdat eiseres vaak was uitgevallen door ziekte, kon aan haar geen nieuwe speurhond worden toegekend. Dan zou immers het risico ontstaan dat het bedrijfsmiddel (de speurhond) niet voldoende ingezet zou kunnen worden.
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Volgens eiseres heeft zij altijd goed gefunctioneerd als speurhondengeleider. Eiseres heeft eerder naar tevredenheid gewerkt met twee speurhonden, [hond 2] en [hond 3] . [hond 1] was een eigenwijze en onstuimige hond die van meet af aan onhandelbaar was. Eiseres heeft een botsing met [hond 1] gehad. Daarna is het niet meer gelukt om met [hond 1] samen te werken. Bovendien kon eiseres een tijd lang niet trainen op een geschikte trainingsbaan. Dat eiseres het examen met [hond 1] niet heeft gehaald is ook daaraan, maar vooral te wijten aan het karakter van de hond. Volgens eiseres wordt [hond 1] nu gebruikt als speurhond op [plaats] en blijkt uit een foto van de hond met zijn huidige speurhondengeleider dat hij om zijn nek een Teletac draagt. Dat is een stroomband waarmee een hond gecorrigeerd kan worden. Volgens eiseres blijkt daaruit dat [hond 1] nog steeds onhandelbaar is. Eiseres vindt dat aan haar een nieuwe speurhond toegewezen had moeten worden. Dan had zij kunnen laten zien dat zij goed functioneert.
4. De rechtbank overweegt dat eiseres’ werkzaamheden als speurhondengeleider het feitelijk samenstel van werkzaamheden vormden. Verweerder heeft eiseres na het primaire besluit toezichthoudende werkzaamheden opgedragen zoals ‘aircraft searching’ in het vliegtuig, toezicht houden op het dek en het opensnijden van pakketten. Dit zijn wezenlijk andere werkzaamheden dan de werkzaamheden als speurhondengeleider. De rechtbank is van oordeel dat verweerders besluit is aan te merken als een overplaatsingsbesluit omdat daarmee de feitelijke werkzaamheden van eiseres wezenlijk zijn gewijzigd.
5. Verweerder is bevoegd om een ambtenaar in een passende functie over te plaatsen als daarvoor een dienstbelang is. Deze bevoegdheid is opgenomen in artikel 57, tweede lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR). Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) bestaat een overplaatsing uit twee componenten, namelijk het ontheffen uit de eigen werkzaamheden en het opdragen van een andere werkzaamheden. [1] Het dienstbelang om over te plaatsen kan gelegen zijn in de wens om de ambtenaar uit een functie te ontheffen of om de ambtenaar een andere functie te laten vervullen.
6. In geschil is of er een dienstbelang was dat maakte dat eiseres terecht is ontheven uit haar functie van speurhondengeleider. Volgens verweerder bestond het dienstbelang enerzijds uit het disfunctioneren van eiseres en anderzijds uit de bedrijfseconomische noodzaak om een speurhond als bedrijfsmiddel in te kunnen zetten. Dit was volgens verweerder door de veelvuldige afwezigheid van eiseres onvoldoende mogelijk.
Functioneren van eiseres7.1. Als de reden voor een ontheffing is gelegen in de ongeschiktheid van de ambtenaar voor de eigen functie, hoeft de feitelijke grondslag voor de overplaatsing niet te voldoen aan de eisen waaraan een ontslag om diezelfde reden moet voldoen. Het bestuursorgaan moet aannemelijk maken dat het functioneren van de ambtenaar tekortschiet en dat zijn belang om de ambtenaar te ontheffen groter is dan het belang van de ambtenaar bij behoud van zijn werkzaamheden. Indien geen acuut belang tot ontheffing aanwezig is, kan een juiste afweging van belangen meebrengen dat aan de ambtenaar eerst nog een verbeterkans wordt geboden. [2]
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat het functioneren van eiseres als speurhondengeleider onvoldoende was. De rechtbank stelt daarbij voorop dat eiseres goed heeft gefunctioneerd als speurhondengeleider in de periode 2001 tot 2015. Dit hebben de vertegenwoordigers van verweerder tijdens de zitting bevestigd. In die periode heeft eiseres met twee speurhonden gewerkt, [hond 2] en [hond 3] . Nadat [hond 2] niet langer ingezet kon worden is [hond 1] aan eiseres toegewezen. Niet in geschil is dat eiseres [hond 1] niet in bedwang kon houden en dat eiseres het examen daarom niet heeft gehaald. Maar de stelling van verweerder dat dit aan eiseres te wijten is, is niet onderbouwd. Verweerder heeft gesteld dat [hond 1] beschikte over voldoende kwaliteiten toen de hond werd toegewezen aan eiseres, maar eiseres heeft dit ontkend. Gelet op die ontkenning lag het op de weg van verweerder om aannemelijk te maken dat [hond 1] daadwerkelijk over voldoende kwaliteiten beschikte. Verweerder heeft dit niet gedaan. Bovendien blijkt uit het dossier niet dat het aan eiseres te wijten was dat de samenwerking tussen eiseres en [hond 1] vervolgens niet goed is verlopen. Verweerder heeft niet onderbouwd dat dit kwam omdat eiseres niet in staat zou zijn om [hond 1] op te leiden en te begeleiden. Verweerder had de stelling kunnen onderbouwen door verklaringen toe te sturen van de trainers en collega-speurhondengeleiders die in 2016 hebben waargenomen hoe de samenwerking tussen eiseres en [hond 1] verliep. Zij konden daarom een antwoord geven op de vraag of eiseres als hondenbegeleider tekort schoot. Bovendien had verweerder verklaringen kunnen toesturen van de huidige speurhondengeleider van [hond 1] waaruit duidelijk wordt hoe deze de samenwerking met [hond 1] ervaart. Verweerder heeft verder niet gemotiveerd welke gevolgen de botsing heeft gehad voor de samenwerking tussen eiseres en [hond 1] en dat een goede samenwerking desondanks nog mogelijk was. Verder is in het bestreden besluit niet gemotiveerd hoe lang de trainingsfaciliteiten niet beschikbaar zijn geweest en of dit een negatieve invloed heeft gehad op de opleiding van [hond 1] .
Bedrijfseconomische reden8.1. Verweerder heeft eiseres uit haar functie ontheven omdat het hoge ziekteverzuim van eiseres onaanvaardbare gevolgen heeft voor de inzet van een speurhond. Een speurhond moet als duurzaam bedrijfsmiddel zo vaak mogelijk worden ingezet. Door eiseres’ afwezigheid wegens ziekte kan dat niet.
8.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet heeft onderbouwd dat de bedrijfsvoering onaanvaardbaar in het gedrang zal komen door de afwezigheid van eiseres vanwege ziekte. Uit het besluit blijkt niet hoe vaak en hoe lang eiseres is uitgevallen wegens ziekte en of het ziekteverzuim blijvend is.
De rechtbank stelt vast dat eiseres in 2016 is uitgevallen vanwege een gebroken neus en een slijmbeursontsteking. Dit zijn aandoeningen waar iemand van kan herstellen, waarna het werk hervat kan worden. Verder is in het besluit niet gemotiveerd welke gevolgen het ziekteverzuim van eiseres en daarmee de inzetbaarheid van [hond 1] heeft gehad voor de bedrijfsvoering en dat die gevolgen onaanvaardbaar zijn.
9. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit is onvoldoende gemotiveerd en kan niet in stand blijven. De rechtbank kan het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te (laten) herstellen. In dat geval doet de rechtbank een tussenuitspraak.
10. De rechtbank ziet in dit geval aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan met een aanvullende motivering, of, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar. Om het gebrek te herstellen, moet verweerder de motivering van het bestreden besluit aanvullen door duidelijkheid te verschaffen op de onduidelijkheden die in alinea’s 7.2 en 8.2 zijn opgesomd.
11. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak. Als verweerder geen gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, moet hij dat zo spoedig mogelijk meedelen aan de rechtbank. Als verweerder wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beide gevallen zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep. Dit geldt ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken.
13. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat de rechtbank nu nog geen beslissing neemt over de proceskosten en het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank:
-draagt verweerder op binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.J. Zippelius, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Kool, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 27 maart 2018
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld uitspraken van de CRvB van 10 oktober 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:2009 en 13 maart 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:885.
2.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 31 december 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BK9663.