ECLI:NL:RBGEL:2018:1227

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 februari 2018
Publicatiedatum
19 maart 2018
Zaaknummer
C/05/332110 / KG ZA 18-26, C/05/332111 / KG ZA 18-27
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot herinschrijving in het handelsregister door onbevoegd orgaan van een stichting

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vorderen eiseres A en eiseres B dat gedaagde, die als lid van de raad van toezicht van de stichting fungeert, wordt veroordeeld tot het corrigeren van inschrijvingen in het handelsregister. Eiseres A is de oprichter van de stichting en eiseres B is later als lid van de raad van toezicht benoemd. Gedaagde heeft echter zonder bevoegdheid wijzigingen in het handelsregister doorgevoerd, waaronder de uitschrijving van eiseres B en de schorsing van eiseres A als bestuurder. De voorzieningenrechter oordeelt dat gedaagde niet bevoegd was om deze inschrijvingen te doen, aangezien volgens de Handelsregisterwet inschrijvingen door de bestuurders van de stichting moeten worden gedaan. De rechter wijst de vorderingen van beide eisers af, omdat zij geen belang hebben bij de gevraagde inschrijvingen, los van een procedure tegen de stichting zelf. De rechter benadrukt dat de stichting operationeel blijft en dat de betrokken partijen hun geschillen beter in een andere procedure kunnen aanvechten. De kosten van de procedure worden aan de eisers opgelegd, omdat zij in het ongelijk zijn gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
Vonnis in kort geding van 16 februari 2018
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/05/332110 / KG ZA 18-26 van
[eiseres A],
[woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. B. Molenaar te Wijchen,
tegen
[gedaagde],
[woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. B.P.J.M.L. Vliexs te Nijmegen,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/05/332111 / KG ZA 18-27 van
[eiseres B],
[woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. R.J. Verweij te Nijmegen,
tegen
[gedaagde],
[woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. B.P.J.M.L. Vliexs te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [eiseres A] , [gedaagde] en [eiseres B] genoemd worden.

1.De procedure

In de zaken met nummers 18-26 en 18-27

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met productie 1 tot en met 21 van [eiseres A]
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 15 van [eiseres B]
- de aanvullende producties 16 tot en met 20 van [eiseres B]
- de producties 1 tot en met 27 van [gedaagde]
- de aanvullende productie 28 van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling van 9 februari 2018
- de pleitnota van [eiseres A]
- de pleitnota van [eiseres B]
- de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

In de zaken met nummers 18-26 en 18-27

2.1.
[eiseres A] heeft op 7 mei 2015 de stichting [naam stichting 1] opgericht. Bij akte van
2 juni 2016 is de naam van deze stichting gewijzigd in [naam stichting 2] (hierna: de stichting). De stichting is een zorgaanbieder, gevestigd in Nijmegen. De statuten van de stichting vermelden voor zover thans van belang het volgende:
‘(…)
RAAD VAN BESTUUR.
Artikel 5.
(…)
Schorsing.
6. De Raad van Toezicht kan iedere Bestuurder schorsen.
Binnen vier weken na elke schorsing wordt –ingevolge tijdige oproeping door de voorzitter van de Raad- een vergadering van de Raad van Toezicht gehouden die beslist om de schorsing te verlengen/de schorsing op te heffen/de geschorste Bestuurder te ontslaan.
(…)
Artikel 6.
(…)
Ontbreken (functionerend) Bestuur
10. (…)
Als de Stichting geen functionerend Bestuurder meer heeft:
Kan de Raad van Toezicht het bestuur van de Stichting aan een of meer door de Raad van Toezicht aan te wijzen perso(o)n(en) opdragen; in dat geval wordt de Stichting door deze(n) bestuurd;
(…)
VERTEGENWOORDIGING.
Artikel 7.
De Stichting wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd:
Doorde Raad van Bestuur; (…)
RAAD VAN TOEZICHT.
Artikel 10.
(…)
Benoeming.
3. De eerste Raad van Toezicht wordt bij deze Akte benoemd.
Daarna wordt ieder lid van de Raad van Toezicht benoemd door de Raad van Toezicht, op basis van een profielschets. (…)
BESLUITVORMING DOOR DE RAAD VAN TOEZICHT BUITEN VERGADERING; BESLUITVORMING DOOR DE RAAD VAN TOEZICHT ALGEMEEN.
Artikel 13.
1. Leden van de Raad van Toezicht kunnen alle besluiten die zij in Vergadering kunnen nemen ook buiten Vergadering nemen, als:
dit gebeurt schriftelijk, telegrafisch, per telex/telefax of per welke moderne wijze van communicatie ook waarbij het bericht schriftelijk wordt ontvangen en de opsteller van dat bericht voldoende kan worden geïdentificeerd; en tevens het desbetreffende voorstel tijdig aan ieder lid van de Raad van Toezicht bekend is gemaakt; en bovendien ieder lid van de Raad van Toezicht inzake dat voorstel heeft gereageerd; en tevens het voorstel wordt aangenomen met zoveel stemmen als nodig zou zijn om dat voorstel te doen aannemen in een
Vergadering waarin alle leden van de Raad van Toezicht aanwezig/vertegenwoordigd zijn. Van elk aldus genomen besluit wordt door de Raad van Toezicht aantekening gehouden en door de voorzitter en secretaris van de Raad van Toezicht ondertekend.
(…)’
2.2.
[eiseres A] is bij oprichting van de stichting benoemd tot bestuurder en [gedaagde] tot enig lid van de raad van toezicht.
2.3.
Medio 2017 heeft [gedaagde] kenbaar gemaakt dat hij de raad van toezicht graag zou willen uitbreiden met een tweede lid. In dat verband heeft [gedaagde] aan [eiseres A] [eiseres B] voorgesteld als nieuw lid. Bij e-mailbericht van 19 mei 2017 heeft [gedaagde] aan [eiseres B] onder meer het volgende bericht:
‘Indien jij ook akkoord bent, stel ik voor dat jij ook in de Raad van Toezicht bij [naam stichting 2] wordt en na een inwerkperiode ik hier uittreed. (…) Ik verneem het nog van jou? In tussentijd wil ik de beslissingen binnen [naam stichting 2] “on hold’ zetten tot jij een beslissing hebt genomen en erin zitting hebt. (…)’
2.4.
Bij e-mailbericht van 8 september 2017 heeft [gedaagde] aan [eiseres A] gevraagd of zij [eiseres B] inmiddels reeds als lid van de raad van toezicht in het handelsregister van de Kamer van Koophandel had ingeschreven. In reactie daarop heeft [eiseres A] aan [gedaagde] bericht dat [eiseres B] vanaf 4 september 2017 als lid van de raad van toezicht van de stichting in het handelsregister staat ingeschreven.
2.5.
Op 26 september 2017 heeft een vergadering plaatsgevonden, waarbij onder andere [gedaagde] , [eiseres A] en [eiseres B] aanwezig waren. In de notulen van deze vergadering staat onder meer het volgende:
‘1.
Opening
[gedaagde] heet iedereen welkom, in het bijzonder [eiseres B] omdat ze toegetreden is tot raad van toezicht.
(…)
4.
Raad van toezicht
(…)
[eiseres B] treed toe omdat uitbreiding nodig is, onder andere voor meer rust [gedaagde] . [eiseres A] is er blij mee want er komt veel bij kijken, (…)’
2.6.
Ook bij de vergadering die op 7 december 2017 heeft plaatsgevonden was [eiseres B] in haar hoedanigheid van lid van de raad van toezicht van de stichting aanwezig.
2.7.
[gedaagde] is tevens als bestuurder of toezichthouder betrokken bij een aantal andere stichtingen die zorg aanbieden in de regio Nijmegen. De stichting heeft (in ieder geval) in 2017 bepaalde werkzaamheden voor die andere stichtingen in onderaanneming uitgevoerd, waarvoor die stichtingen ondanks herinnering (nog) niet hebben betaald.
2.8.
Bij brief van 9 januari 2018 heeft de advocaat van [gedaagde] aan [eiseres B] onder meer geschreven dat [gedaagde] [eiseres B] in het handelsregister van de Kamer van Koophandel als lid van de raad van toezicht van de stichting heeft uitgeschreven, omdat [eiseres B] volgens [gedaagde] nimmer rechtsgeldig tot lid is benoemd.
2.9.
[gedaagde] heeft in diezelfde periode als lid van de raad van toezicht het besluit genomen om [eiseres A] als bestuurder van de stichting te schorsen. Ook deze schorsing heeft [gedaagde] op 9 januari 2018 laten registreren in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.
2.10.
[eiseres B] en [eiseres A] hebben bij de Kamer van Koophandel bezwaar gemaakt tegen de wijzigingen in het handelsregister. De Kamer van Koophandel heeft tot op heden nog niet op deze bezwaren beslist.
2.11.
Bij brief van 16 januari 2018 heeft de advocaat van [gedaagde] aan [eiseres A] kenbaar gemaakt dat [gedaagde] als lid van de raad van toezicht mevrouw [Naam 1] opdracht heeft gegeven het bestuur van de stichting (tijdelijk) op zich te nemen.
2.12.
[gedaagde] heeft op 2 februari 2018 een vergadering van de raad van toezicht van de stichting belegd. Als agendapunt voor deze vergadering stond het mogelijke ontslag van [eiseres A] als bestuurder genoteerd. Tijdens de vergadering, die inmiddels heeft plaatsgevonden, is besloten dat de schorsing van [eiseres A] als bestuurder met vier weken zal worden verlengd. [eiseres A] was niet bij deze vergadering aanwezig.
2.13.
[Naam 1] heeft tot op heden (nog) geen aanvang genomen met de uitoefening van de aan haar opgedragen bestuurstaken. De bedrijfsvoering van de stichting draait op dit moment wel gewoon door. Namens de stichting worden ook betalingen verricht, waaronder de salarissen van het personeel.

3.Het geschil

In de zaak met nummer 18-26
3.1.
[eiseres A] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I [gedaagde] te veroordelen om binnen 24 uur na de datum van dit vonnis over te gaan tot het verlenen van medewerking aan het corrigeren van de inschrijving bij het register van de Kamer van Koophandel, op straffe van een direct opeisbare dwangsom van € 2.000,00 per dag of dagdeel dat [gedaagde] weigert daaraan gehoor te geven, althans een door de voorzieningenrechter in redelijkheid vast te stellen dwangsom;
II [eiseres A] toe te staan om, indien [gedaagde] binnen 14 dagen geen medewerking verleent, zelf de inschrijving te doen waarbij dit vonnis als grondslag en machtiging dient;
III althans een zodanige voorziening te treffen met gelijksoortige werking en strekking zoals hiervoor verzocht, die de voorzieningenrechter geraden acht;
IV [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
V [gedaagde] te veroordelen in de nakosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beoordeling van dit geschil van belang, worden ingegaan.
In de zaak met nummer 18-27
3.4.
[eiseres B] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I [gedaagde] te veroordelen tot medewerking aan het corrigeren van de inschrijving bij het register van de Kamer van Koophandel, op straffe van een direct opeisbare dwangsom van € 2.000,00 per dag of dagdeel dat [gedaagde] weigert tot medewerking over te gaan, althans een door de voorzieningenrechter in redelijkheid vast te stellen bedrag;
II [eiseres B] toe te staan om, indien [gedaagde] binnen de gestelde termijn geen medewerking verleent, zelf de inschrijving te doen waarbij dit vonnis als grondslag en machtiging dient;
III althans een zodanige voorziening te treffen met gelijksoortige werking en strekking zoals hiervoor verzocht, die de voorzieningenrechter geraden acht;
IV [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
V [gedaagde] te veroordelen in de nakosten.
3.5.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.6.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beoordeling van dit geschil van belang, worden ingegaan.

4.De beoordeling van het geschil

In de zaken met nummers 18-26 en 18-27

4.1.
Op verzoek van partijen worden de zaken van [eiseres A] en [eiseres B] tegen [gedaagde] gezamenlijk behandeld. De vorderingen van [eiseres A] en [eiseres B] stellen twee kwesties aan de orde, te weten de geldigheid van de inschrijving van schorsing van [eiseres A] als bestuurder en de geldigheid van de uitschrijving van [eiseres B] als lid van de raad van toezicht van de stichting. De in- en uitschrijving van beiden zijn feitelijk bewerkstelligd door [gedaagde] , die (ook) lid van de raad van toezicht van de stichting is. De vorderingen strekken ertoe dat [gedaagde] wordt veroordeeld te bewerkstelligen dat de inschrijving van de schorsing van [eiseres A] en de uitschrijving van [eiseres B] worden teruggedraaid.
4.2.
[eiseres A] en [eiseres B] stellen zich in de eerste plaats op het standpunt dat [gedaagde] als lid van de raad van toezicht niet bevoegd was om de in- en uitschrijving te doen. Dat is juist. Blijkens art. 18 van de Handelsregisterwet moeten inschrijvingen betreffende een stichting worden gedaan door de bestuurders. Een lid van de raad van toezicht heeft noch op grond van de wet noch op grond van de statuten van de stichting de bevoegdheid de stichting te besturen en is evenmin bevoegd tot vertegenwoordiging van de stichting. Ook indien de schorsing van [eiseres A] rechtsgeldig zou zijn en de stichting daardoor (tijdelijk) geen bestuurder meer zou hebben, komt [gedaagde] als lid van de raad van toezicht die bevoegdheid niet toe. In dat geval kan de raad van toezicht op de voet van art. 6 lid 10 van de statuten het bestuur aan een of meer door de raad aan te wijzen personen opdragen. [gedaagde] stelt dat hij dat heeft gedaan door het bestuur op te dragen aan mevrouw [Naam 1] . Daargelaten of hij daartoe in zijn eentje rechtsgeldig heeft kunnen besluiten, zijn de in- en uitschrijvingen niet door [Naam 1] gedaan maar door [gedaagde] .
4.3.
Hiermee is nog niet gezegd dat de vorderingen ook toewijsbaar zijn. In de eerste plaats is er het bezwaar dat de vorderingen erop neerkomen dat [gedaagde] opnieuw inschrijvingen in het handelsregister van de Kamer van Koophandel moet doen, waartoe hij echter niet bevoegd is. De ter zitting namens [eiseres A] en [eiseres B] geventileerde gedachte dat [gedaagde] als privé persoon is gedagvaard en ook als privé persoon veroordeeld moet worden, omdat hij in verband met zijn onbevoegdheid de in- en uitschrijvingen niet namens de stichting heeft gedaan maar als privé persoon, kan niet worden gevolgd. Het is duidelijk dat [gedaagde] als orgaan van de stichting namens de stichting de gewraakte opgaven aan de Kamer van Koophandel heeft gedaan, zij het onbevoegd. Dat kan niet worden geheeld doordat [gedaagde] dan nu maar als privé persoon, niet handelend namens de stichting, gewijzigde opgaven doet. Voor zover bedoeld zou zijn [gedaagde] als orgaan van de stichting in rechte te betrekken, stuit dat erop af dat organen van rechtspersonen in beginsel geen partij kunnen zijn in een civiele procedure, maar alleen rechtspersonen of natuurlijke personen.
4.4.
Afgezien daarvan is de vraag welk belang [eiseres A] en [eiseres B] hebben bij inschrijving in het handelsregister als zodanig, los van een beoordeling ervan of zij, [eiseres A] , rechtsgeldig is geschorst respectievelijk zij, [eiseres B] , eerder rechtsgeldig was benoemd tot lid van de raad van toezicht. Bij een beoordeling hiervan kunnen zij wel belang hebben, maar die beoordeling moet plaatsvinden in een procedure tussen hen en de stichting, maar niet tussen hen en [gedaagde] als privé persoon. De enkele vermelding in het handelsregister is niet constitutief voor hun materieelrechtelijke verhouding tot de stichting, maar schept daarover mogelijk wel onduidelijkheid voor derden. Hoewel zich tussen de organen van de stichting problemen voordoen, waaraan kennelijk persoonlijke, mogelijk financiële, belangen van de partijen bij de controle over de stichting ten grondslag liggen, is ter zitting gebleken dat de stichting gewoon doordraait en er ook betalingen worden gedaan, hoewel alle betrokkenen ter zitting volhielden dat zij daarmee geen bemoeienis hebben, ook [Naam 1] overigens niet. Dat doet de vraag rijzen of er een heel urgent belang is bij de vorderingen, maar de bedoelde situatie zal door inschrijvingen in het handelsregister als zodanig niet veranderen.
4.5.
De voorzieningenrechter begrijpt ook niet waarom [eiseres A] en [eiseres B] voor de weg van de onderhavige procedure hebben gekozen. [eiseres A] kan immers de stichting dagvaarden, de rechtsgeldigheid van haar schorsing aan de orde stellen en toelating vorderen tot de uitoefening van haar werkzaamheden. Indien die vordering toewijsbaar zou zijn, heeft zij (weer) bestuursbevoegdheid en kan zij de inschrijvingen in het handelsregister weer met de juridische situatie in overeenstemming brengen. Ook [eiseres B] kan van de stichting toelating tot haar werkzaamheden als lid van de raad van toezicht vorderen. Het lijdt weinig twijfel dat [eiseres B] rechtsgeldig benoemd is tot lid van de raad van toezicht. De notulen van de vergadering van 26 september 2017 en van 7 december 2017 in combinatie met de voorafgaande correspondentie en de inschrijving van [eiseres B] in het handelsregister per
4 september 2017, laten geen andere conclusie toe dan dat [eiseres B] door [gedaagde] als eenhoofdige raad van toezicht in overeenstemming met de artt. 10 lid 3 en 13 lid 1 van de statuten benoemd is tot lid van de raad van toezicht. Dat daarbij sprake was van een (tijdelijke) benoeming tot aspirant lid vindt geen bevestiging in die stukken, noch in de inschrijving van [eiseres B] in het handelsregister. [gedaagde] heeft wel een ander exemplaar van de notulen van 26 september 2017 overgelegd waarin het woord ‘aspirant’ is toegevoegd, maar een benoeming tot slechts aspirant (wat daarvan ook het gevolg zou zijn) vindt in de andere stukken geen bevestiging en het standpunt dat [eiseres B] slechts aspirant lid was heeft [gedaagde] voorafgaande aan dit kort geding nooit eerder ingenomen. De voorzieningenrechter houdt het er voorlopig op dat de door [eiseres B] overgelegde notulen de juiste zijn. Ervan uitgaande dat [eiseres B] lid van de raad van toezicht was, is het besluit tot schorsing van [eiseres A] , dat [gedaagde] alleen heeft genomen, in strijd met de statuten en daarom vernietigbaar. Daarnaast bieden de artt. 2:298 en 2:299 BW voor iedere belanghebbende voldoende mogelijkheden om de rechtbank te verzoeken om in het bestuur van de stichting in te grijpen indien daartoe aanleiding bestaat. Om de hiervoor genoemde redenen moeten de in deze procedure tegen [gedaagde] ingestelde vorderingen worden afgewezen.
4.6.
[eiseres A] en [eiseres B] zullen als de in het ongelijk gestelde partijen in de kosten van de procedures worden veroordeeld. Nu [gedaagde] in beide zaken dezelfde advocaat heeft, er één zitting heeft plaatsgevonden en tijdens die zitting soortgelijke verweren zijn gevoerd, zal in beide zaken gezamenlijk één punt salaris worden toegekend, aldus in iedere zaak een half punt. Met inachtneming hiervan, worden de kosten in beide zaken afzonderlijk tot op heden begroot op:
- griffierecht € 291,00
- salaris advocaat
€ 408,00(0,5 punt x salaris € 816,00)
Totaal € 699,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
In de zaak met nummer 18-26
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres A] tot betaling van de proceskosten, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 699,00, waarin begrepen € 408,00 aan salaris advocaat,
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
In de zaak met nummer 18-27
5.4.
wijst de vorderingen af,
5.5.
veroordeelt [eiseres B] tot betaling van de proceskosten, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 699,00, waarin begrepen € 408,00 aan salaris advocaat,
5.6.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken door mr. J.M.J.M. Doon in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.H.J. Krijnen op 16 februari 2018.