ECLI:NL:RBGEL:2018:1217
Rechtbank Gelderland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek tot conservatoir beslag op bankrekeningen op basis van de Verordening (EU) Nr. 655/2014
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 1 maart 2018 een verzoek tot conservatoir beslag afgewezen. Het verzoek was ingediend door een besloten vennootschap die, vanwege haar precaire financiële situatie, niet in staat was om de door de voorzieningenrechter verlangde zekerheid te stellen. De verzoekster vroeg om een bevel tot conservatoir beslag voor een bedrag van € 389.781,13, in plaats van het oorspronkelijk verzochte bedrag van € 697.154,73. De belanghebbende had dit bedrag niet betwist, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster niet het bijzonder overtuigende bewijs had geleverd dat nodig was om vrijstelling van het stellen van zekerheid te rechtvaardigen.
De voorzieningenrechter benadrukte dat, volgens de Verordening (EU) Nr. 655/2014, de schuldeiser voldoende bewijs moet leveren dat de vordering waarschijnlijk gegrond zal worden verklaard. Verzoekster had haar vordering gebaseerd op een overeenkomst tussen partijen, maar de voorzieningenrechter constateerde dat verzoekster niet alle relevante bewijsstukken had overgelegd, wat de overtuigingskracht van haar bewijs ondermijnde. Bovendien bleek uit de overgelegde stukken dat er ook tegenvorderingen van de belanghebbende waren, wat de toewijsbaarheid van de vordering verder in twijfel trok.
Uiteindelijk concludeerde de voorzieningenrechter dat het verzoek tot vrijstelling van het stellen van zekerheid niet kon worden toegewezen, en dat een hoger bedrag aan zekerheid passend was. Het verzoek werd afgewezen, en de beschikking werd openbaar uitgesproken door mr. R.J.B. Boonekamp.