ECLI:NL:RBGEL:2018:1156

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 maart 2018
Publicatiedatum
15 maart 2018
Zaaknummer
C/05/331598/KG ZA 18-9
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afhandeling van verzoek om afgifte medisch dossier met betrekking tot overleden patiënt en bescherming van persoonlijke levenssfeer

In deze zaak, die op 2 maart 2018 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een kort geding waarin de eiser, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P.M. de Vries, verzoekt om afgifte van het medisch dossier van haar overleden minderjarige zoon. De gedaagde, de Sint Maartenskliniek, vertegenwoordigd door mr. K. Mous, heeft in een tussenvonnis de opdracht gekregen om het medisch dossier aan de voorzieningenrechter te overleggen, met de mogelijkheid om bepaalde passages onzichtbaar te maken op basis van artikel 7:457 BW. Dit artikel regelt de voorwaarden waaronder medische gegevens aan derden kunnen worden verstrekt, met nadruk op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gemarkeerde passages in het dossier voornamelijk betrekking hebben op de persoonlijke levenssfeer van een ander dan de overleden patiënt, en dat enkele passages ook de persoonlijke levenssfeer van de patiënt zelf raken, maar niet relevant zijn voor de beoordeling van zijn medische toestand. Gezien deze overwegingen heeft de voorzieningenrechter besloten dat de Sint Maartenskliniek de gemarkeerde passages onzichtbaar mag maken voordat het dossier aan de eiser wordt verstrekt. De vordering van de eiser is toegewezen, en de Sint Maartenskliniek is veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 895,00.

De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor het opleggen van een dwangsom, omdat verwacht wordt dat de Sint Maartenskliniek het vonnis vrijwillig zal naleven. Het vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. E.H.J. Krijnen, en benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij de omgang met medische gegevens, vooral in situaties waarin de privacy van betrokkenen in het geding is.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/331598 / KG ZA 18-9
Vonnis in kort geding van 2 maart 2018
in de zaak van
[eiser]IN HAAR HOEDANIGHEID ALS WETTELIJK VERTEGENWOORDIGSTER VAN HAAR MINDERJARIGE ZOON
[naam minderjarige],
wonende te Velp,
eiser,
advocaat mr. P.M. de Vries te Amsterdam,
tegen
de stichting
STICHTING SINT MAARTENSKLINIEK,
gevestigd te Ubbergen,
gedaagde,
advocaat mr. K. Mous te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [eiser] en de Sint Maartenskliniek worden genoemd.

1.De verdere beoordeling van het geschil

1.1.
Op 20 februari 2018 is in deze zaak een tussenvonnis gewezen. De voorzieningenrechter blijft daarbij en verwijst naar hetgeen in dat vonnis is overwogen. In het tussenvonnis is bepaald dat de Sint Maartenskliniek het medisch dossier van [naam 1] met betrekking tot de periode 19 januari 2016 tot en met 31 januari 2016 binnen een week na de datum van dat vonnis aan de voorzieningenrechter diende toe te zenden, met een voorstel voor passages in het dossier die zij onzichtbaar wenst te maken met een beroep op artikel 7:457 BW. De Sint Maartenskliniek heeft vervolgens tijdig een afschrift van het betreffende dossier met gemarkeerde passages aan de voorzieningenrechter toegestuurd.
1.2.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Artikel 7:457 BW bepaalt in welke situatie een medisch dossier aan een ander dan de patiënt ter beschikking kan worden gesteld. Dit artikel maakt duidelijk dat daarbij in geen geval informatie mag worden vrijgegeven waardoor de persoonlijke levenssfeer van een ander wordt geschaad. De passages die de Sint Maartenskliniek heeft gemarkeerd, hebben voor het overgrote deel betrekking op de persoonlijke levenssfeer van een ander dan [naam 1]. Voor een ander deel gaat het om passages die betrekking hebben op de persoonlijke levenssfeer van [naam 1] zelf, maar die op zichzelf niet relevant zijn voor de beoordeling van de medische (gezondheids)toestand van [naam 1] in de periode rondom het verlijden van zijn testament op 20 januari 2016. Inzage door [eiser] in de hiervoor bedoelde passages zou de persoonlijke levenssfeer van [naam 1] en een derde schaden. Daarom staat de voorzieningenrechter toe dat de gemarkeerde passages uit het medisch dossier van [naam 1] met betrekking tot de periode 19 januari 2016 tot en met 31 januari 2016 onzichtbaar worden gemaakt, alvorens dit dossier aan [eiser] wordt verstrekt. De Sint Maartenskliniek zal daartoe hierna dan ook worden veroordeeld en de vordering die [eiser] in dat verband heeft ingesteld zal aldus worden toegewezen. Voor het opleggen van een dwangsom ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding, omdat verwacht mag worden dat de Sint Maartenskliniek dit vonnis vrijwillig zal naleven.
1.3.
De Sint Maartenskliniek zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [eiser] tot de uitspraak van dit vonnis begroot op:
  • griffierecht € 79,00
  • salaris advocaat
Totaal € 895,00
Wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag is een kostenveroordeling met de verplichting tot betaling van de exploot- en/of advertentiekosten aan de griffier niet mogelijk.

2.De beslissing

De voorzieningenrechter
2.1.
veroordeelt de Sint Maartenskliniek binnen één week na de datum van dit vonnis aan [eiser] afschrift van het bij haar aanwezige medisch dossier van [naam 1], geboren op [datum] te [woonplaats], met betrekking tot de periode
19 januari 2016 tot en met 31 januari 2016, waarin de door haar gemarkeerde passages onzichtbaar zijn gemaakt, aan [eiser] te verstrekken,
2.2.
veroordeelt de Sint Maartenskliniek tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 895,00, waarin begrepen € 79,00 aan griffierecht en € 816,00 aan salaris advocaat,
2.3.
bepaalt dat de Sint Maartenskliniek deze kosten moet betalen aan de advocaat van [eiser];
2.4.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
2.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.H.J. Krijnen op 2 maart 2018.