Het advies, d.d. 27 oktober 2016, van de RJJI vermeldt onder meer:
“(…) In de lopende PIJ behandeling is de delictsituatie en de bijbehorende problematiek
uitvoerig met [veroordeelde] besproken. Hierdoor zal de invloed van de problematiek in de kans op
herhaling minder zijn dan bij de start van de PIJ behandeling, omdat hij hierop diverse
behandelmodules en therapieën heeft gevolgd .
Uiteraard zijn er met betrekking tot de diagnose nog zorgen over het zich ontwikkelen tot
een stabiel persoon die in mindere mate beïnvloedbaar is. Echter, ook hier is de afgelopen
behandelperiode verder aan gewerkt. Tevens is zijn positie ten opzichte van zijn ouders
veranderd en neemt hij meer eigen verantwoordelijkheid en durft meer eigen keuzes te
maken, die hij goed kan onderbouwen naar ouders waardoor hij wel de steun van ouders
blijft behouden. De acculturatieproblematiek wordt hierbij ook besproken, waarbij vooral
naar voren komt dat moeder meer westers georiënteerd is en vader meer vanuit de
Chinese cultuur beredeneert.
Wel zijn er nog steeds zorgen over het aangaan van relaties met anderen op een positieve
manier en het in stand houden van deze relaties. Doordat [veroordeelde] in bepaalde situaties
krampachtig en rigide reageert, niet goed aanvoelt en het overzicht op de totale situatie
verliest, heeft hij weinig aansluiting bij leeftijdgenoten. Waarschijnlijk heeft dit te maken
met een pervasieve ontwikkelingsstoornis (PDD-NOS) of met traumatische pestervaringen
in zijn verleden. Impulsieve handelingen zijn niet dermate terug te zien dat dit tot een
verhoogd risico leidt.”