Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[Eiser sub 1]
[Eiser sub 2]
1.[gedaagde sub 1]
[gedaagde sub 2]
[gedaagde sub 3]
[gedaagde sub 4]
[gedaagde sub 5]
[gedaagde sub 6]
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 22 november 2017 uitspraak gedaan in een civiele procedure over de vordering tot opheffing van een erfdienstbaarheid van een weg. De eisers, bestaande uit meerdere partijen waaronder een besloten vennootschap, stelden dat de gedaagden geen redelijk belang meer hadden bij het gebruik van de erfdienstbaarheid, omdat er alternatieve routes beschikbaar waren. De rechtbank oordeelde echter dat, hoewel de alternatieve routes beschikbaar zijn, deze voor de gedaagden een omweg vormen en dat zij derhalve een redelijk belang bij het gebruik van de erfdienstbaarheid behouden. De rechtbank benadrukte dat de erfdienstbaarheid niet kan worden opgeheven, maar dat het gebruik ervan beperkt is tot de bestaande wijze zoals deze in 1916 was vastgesteld. Dit betekent dat het gebruik met te zware en te brede voertuigen onrechtmatig is. De rechtbank heeft de eisers de bevoegdheid verleend om de weg af te sluiten met een hek of slagboom, mits deze afsluiting door de gedaagden zelf kan worden geopend. Daarnaast heeft de rechtbank een vergoeding van buitengerechtelijke kosten toegewezen aan de eisers, die voortvloeien uit onrechtmatig gebruik van de weg door de gedaagden. In reconventie heeft de rechtbank de eisers veroordeeld tot verwijdering van door hen aangeplante bomen en betonblokken in de berm van de weg, met een dwangsom voor het geval zij hieraan niet voldoen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.