ECLI:NL:RBGEL:2017:6907

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 augustus 2017
Publicatiedatum
25 januari 2018
Zaaknummer
5683042/CV EXPL 17-1879
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen rechtsgeldige cessie van vorderingen op zorgverzekeraar door failliete instelling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 30 augustus 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en VGZ Zorgverzekeraar N.V. [eiser] vorderde betaling van VGZ voor verleende therapiebehandelingen aan cliënten [naam 1] en [naam 2], die verzekerd waren bij VGZ. De vordering was gebaseerd op een cessie van vorderingen door de failliete Stichting Europsyche aan [eiser]. De rechtbank oordeelde dat er geen rechtsgeldige cessie had plaatsgevonden, omdat een akte van cessie ontbrak. De curator van Europsyche had de vorderingen niet rechtsgeldig kunnen cederen aan [eiser]. De rechtbank overwoog dat voor een rechtsgeldige cessie vereist is dat een akte van cessie is opgemaakt en dat er mededeling is gedaan van de cessie. Aangezien VGZ dit betwistte en [eiser] niet kon aantonen dat een akte van cessie was opgemaakt, werd de vordering afgewezen. De rechtbank concludeerde dat zelfs als [naam 1] en [naam 2] aanspraak hadden op vergoeding van de kosten van de therapie, de vordering van [eiser] niet kon worden toegewezen vanwege het ontbreken van een rechtsgeldige cessie. [eiser] werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 5683042 \ CV EXPL 17-1879 \ 406 \ 529
uitspraak van 30 augustus 2018
vonnis
in de zaak van
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eisende partij
gemachtigde mr. E. Aartsen
tegen
de naamloze vennootschap
VGZ Zorgverzekeraar N.V.
gevestigd te Arnhem
gedaagde partij
gemachtigde mr. M.H.P. Claassen
Partijen worden hierna [eiser] en VGZ genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 januari 2017 met producties
- de conclusie van antwoord met producties
- de conclusie van repliek met producties
- de conclusie van dupliek.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft op 28 oktober 2009 met de Stichting Europsyche (hierna: Europsyche) een raamovereenkomst ter behandeling van cliënten in de tweede lijn (ambulante geestelijke gezondheidszorg) gesloten. Europsyche is een door de minister erkende GGZ-instelling.
2.2.
In het kader van deze raamovereenkomst heeft Europsyche [eiser] ingeschakeld voor het verlenen van (systeem)therapie aan de heer [naam 1] (hierna: [naam 1]) in de periode van 8 november 2011 tot 26 maart 2012. Europsyche heeft [eiser] voorts ingeschakeld voor het verlenen van (systeem)therapie aan mevrouw [naam 2] (hierna: [naam 2]) in de periode van 9 maart 2012 tot 20 mei 2012.
2.3.
[naam 1] en [naam 2] hebben een zorgverzekeringsovereenkomst met VGZ ten tijde van de onder r.o. 2.2 bedoelde therapie behandelingen.
2.4.
In februari 2012 heeft VGZ, tezamen met andere zorgverzekeraars, haar betalingen aan Europsyche gestaakt. Europsyche is op 5 juni 2012 in staat van faillissement verklaard.
Dit faillissement is op 12 november 2014 wegens gebrek aan baten opgeheven.
2.5.
De curator van Europsyche heeft in een door de curator en [eiser] op 26 oktober 2012 ondertekende vaststellingsovereenkomst de vorderingen van Europsyche op zorgverzekeraars ter zake van door [eiser] verleende zorg aan [eiser] overgedragen.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiser] vordert, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, de veroordeling van VGZ om aan hem te betalen:
a. a) € 895,38 aan hoofdsom;
b) € 96,80 aan buitengerechtelijke kosten;
c) € 280,00 aan geleden schade;
d) de wettelijke handelsrente over het bedrag van € 300,34 en over het bedrag van € 595,04 vanaf 13 januari 2013, alles tot aan de dag der algehele voldoening;
e) de proceskosten en de nakosten
3.2.
Aan zijn vordering legt [eiser], samengevat, het volgende ten grondslag.
Europsyche, een erkende GGZ-instelling, heeft therapie behandelingen verstrekt aan [naam 1] en [naam 2]. Voor deze behandelingen heeft Europsyche [eiser] ingeschakeld. [naam 1] en [naam 2] hebben beiden een zorgverzekeringsovereenkomst met VGZ en hebben hun vordering op VGZ gecedeerd aan Europsyche. Europsyche heeft de kosten van de therapie behandelingen van [naam 2] en [naam 1] (middels haar administratiekantoor Fides) bij VGZ in rekening gebracht, maar VGZ is niet tot betaling overgegaan.
Europsyche is op 5 juni 2012 in staat van faillissement verklaard. De curator van Europsyche heeft de vorderingen van Europsyche op VGZ gecedeerd aan [eiser]. Ondanks aanmaningen heeft VGZ de door [eiser] ingediende vorderingen (ter zake de door hem aan [naam 1] en [naam 2] verleende therapie behandelingen) onbetaald gelaten.
Hoewel de aanvankelijk in rekening gebrachte kosten € 500,57 (behandelingen [naam 2]) en € 991,73 (behandelingen [naam 1]) bedragen, heeft [eiser] zijn vordering – gelet op het bepaalde in artikel 1.4 van de polisvoorwaarden 2012 van VGZ – beperkt tot 60%, derhalve € 300,34 + € 595,04 = € 895,38.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat Europsyche – middels de behandeling door [eiser] – bevoegd reguliere verzekerde zorg heeft verstrekt, die door VGZ vergoed dient te worden. Op de overige stellingen van [eiser] zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.
3.3.
VGZ voert gemotiveerd verweer. VGZ voert onder meer aan dat er geen sprake is van een rechtsgeldige cessie van de vorderingen van [naam 2] en [naam 1] op VGZ aan Europsyche. Nu (de boedel van) Europsyche geen rechthebbende is geworden van deze vorderingen, kunnen deze vorderingen door de curator niet rechtsgeldig zijn gecedeerd aan [eiser]. Op hetgeen overigens als verweer is aangevoerd, zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen verschillen van mening omtrent de vraag of de door [eiser] aan [naam 2] en [naam 1] verstrekte therapie behandelingen verzekerde zorg betreft, die voor vergoeding in aanmerking komt. VGZ stelt zich op het standpunt dat [eiser] als systeemtherapeut niet voldoet aan de beroepskwalificaties zoals vermeld in de verzekeringsvoorwaarden van VGZ. Volgens VGZ voldoet de door [eiser] verleende zorg niet aan de eisen van specialistische GGZ. Partijen hebben hun standpunten over en weer uitvoering bepleit.
4.2.
De kantonrechter overweegt als volgt. Zelfs als zou moeten worden aangenomen dat [naam 1] en [naam 2] aanspraak hadden op vergoeding van de kosten van de therapie behandelingen door VGZ, kan de vordering van [eiser] niet worden toegewezen, omdat het verweer van VGZ dat er geen rechtsgeldige cessie heeft plaatsgevonden van de (pretense) vorderingen van [naam 2] en [naam 1] op VGZ aan [eiser] slaagt.
Ingevolge artikel 3:94 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek is voor een rechtsgeldige cessie vereist dat een akte van cessie is opgemaakt en dat er mededeling is gedaan van de cessie.
VGZ heeft uitdrukkelijk betwist dat een eventuele vordering van [naam 2] en [naam 1] op VGZ is gecedeerd aan Europsyche nu een akte van cessie ontbreekt. Daartegenover heeft [eiser] niet gesteld dat een akte van cessie is opgemaakt ten aanzien van de onderhavige (pretense) vorderingen, noch heeft zij de akte van cessie in het geding gebracht.
Voor zover dus al moet worden aangenomen dat [naam 2] en [naam 1] een vordering hadden op VGZ vanwege door Europsyche (middels [eiser]) verleende en verzekerde zorg, geldt dat niet is voldaan aan het eerste vereiste voor cessie. Dit betekent dat eventuele vorderingen van [naam 1] en [naam 2] op VGZ niet rechtsgeldig zijn gecedeerd aan Europsyche. Aangezien Europsyche geen rechthebbende is geworden van deze (pretense) vorderingen, zijn deze – na het faillissement van Europsyche – ook niet tot de faillissementsboedel gaan behoren. Van een rechtsgeldige cessie van de (pretense) vorderingen door de curator in het faillissement van Europsyche aan [eiser] kan dan ook geen sprake zijn.
4.3.
[eiser] heeft nog gesteld dat VGZ jegens de directeuren van Europsyche heeft verklaard dat een akte van cessie niet noodzakelijk werd geacht om tot betaling over te gaan, maar die stelling is uitdrukkelijk door VGZ betwist. Nu [eiser] zijn stelling niet nader met feiten en omstandigheden heeft onderbouwd, zal daaraan voorbij worden gegaan. Bovendien geldt dat de door [eiser] gestelde (en door VGZ betwiste) verklaring van VGZ jegens de directeuren van Europsyche ook geen rechtsgeldige cessie tot gevolg kan hebben.
4.4.
De enkele omstandigheid dat VGZ in het verleden nota’s van [eiser] via Europsyche heeft uitbetaald, leidt naar het oordeel van de kantonrechter niet tot de conclusie dat [eiser] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat VGZ ook de kosten voor de therapiebehandelingen van [naam 1] en [naam 2] zou uitbetalen. Daarbij betrekt de kantonrechter dat is gesteld noch gebleken dat VGZ eerder nota’s betreffende behandelingen voor [naam 1] en [naam 2] heeft betaald. Ook de door [eiser] en Europsyche gehanteerde constructie – waarbij [eiser] als opdrachtnemer van Europsyche werkte en Europsyche de kosten van de behandelingen rechtstreeks bij VGZ indiende – leidt naar het oordeel van de kantonrechter tot de conclusie dat [eiser] er niet zonder meer op mocht vertrouwen dat VGZ de kosten van door hem verleende zorg aan [naam 1] en [naam 2] zou betalen.
4.5.
De omstandigheid dat VGZ in een eerdere procedure tussen [eiser] en VGZ (inzake ‘Kemperman’, tussenvonnis d.d. 9 december 2015 van de Rechtbank Gelderland, sector kanton, zaakgegevens 4247021 \ CV EXPL \ 15-10171 \ 512) geen ‘punt van de cessie’ heeft gemaakt, zoals door [eiser] is gesteld, laat onverlet dat VGZ zich in de onderhavige procedure uitdrukkelijk op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van een rechtsgeldige cessie van de (pretense) vorderingen van [naam 1] en [naam 2] op Europsyche, onder andere omdat een akte van cessie ontbreekt. De toewijzing van de vordering van [eiser] in voormelde eerdere procedure jegens VGZ laat onverlet dat VGZ zich thans (met succes) kan beroepen op een ontbrekende akte van cessie. Nu niet is komen vast te staan dat [eiser] een vorderingsrecht heeft op VGZ betreffende door hem verleende therapiebehandelingen aan [naam 2] en [naam 1], zal de vordering geheel worden afgewezen.
4.6.
Gelet op deze uitkomst hoeft hetgeen partijen overigens over en weer hebben aangevoerd geen bespreking. Dit kan immers niet tot een ander oordeel leiden.
4.7.
[eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van VGZ begroot op € 300,00 aan salaris voor de gemachtigde;
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.P.C.J. van Bavel en in het openbaar uitgesproken op