ECLI:NL:RBGEL:2017:6873

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 november 2017
Publicatiedatum
29 december 2017
Zaaknummer
C/05/323274 / KG ZA 17-351
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming en acceptatie bod in kort geding tussen erven en makelaar

In deze zaak, die op 14 november 2017 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een kort geding waarin [Eiser] vorderingen heeft ingesteld tegen de overige erven en [gedaagde sub 7], de makelaar. [Eiser] vordert dat zijn bod op een woning, die hij samen met de overige erven heeft geërfd, wordt geaccepteerd en dat de overige erven meewerken aan de verkoop van de woning. De overige erven en [gedaagde sub 7] verzetten zich hiertegen en stellen dat [Eiser] niet recht heeft op de acceptatie van zijn bod. De rechtbank oordeelt dat [gedaagde sub 7] als makelaar de vrijheid had om het verkoopproces te organiseren en dat hij niet verplicht was om het eerste bod van [Eiser] te accepteren. De vorderingen van [Eiser] worden afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat de overige erven en [gedaagde sub 7] onrechtmatig hebben gehandeld. In reconventie vorderen de overige erven ontruiming van de woning door [Eiser]. De rechtbank oordeelt dat [Eiser] de woning moet verlaten en ontruimen binnen twee weken na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom. De overige erven worden gemachtigd om de ontruiming zelf te bewerkstelligen indien [Eiser] in gebreke blijft. De proceskosten worden toegewezen aan de overige erven en [gedaagde sub 7].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/323274 / KG ZA 17-351
Vonnis in kort geding van 14 november 2017
in de zaak van
[Eiser],
[woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. G.W. Boogaard te Leerdam,
tegen

1.[Gedaagde sub 1] ,

[woonplaats] ,
advocaat mr. S. van Oers te Nijmegen,
2.
[gedaagde sub 2],
[vestigingsplaats] ,
advocaat mr. M.A. de Vos-van der Eijk te Tiel,
3.
[gedaagde sub 3],
[woonplaats] ,
advocaat mr. A.B. Bouter te Barneveld,
4.
[gedaagde sub 4],
[woonplaats]
advocaat mr. A.B. Bouter te Barneveld,
5.
[gedaagde sub 5],
[woonplaats] ,
advocaat mr. A.B. Bouter te Barneveld,
6.
[gedaagde sub 6],
[woonplaats] ,
advocaat mr. A.B. Bouter te Barneveld,
7.
[gedaagde sub 7],
[woonplaats] ,
advocaat mr. J.L.J.J. Nelissen,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie.
Eiser zal hierna [Eiser] worden genoemd. Gedaagden sub 1 tot en met 6 zullen hierna de overige erven worden genoemd of afzonderlijk worden aangeduid als gedaagde(n) sub 1, 2, 3, 4, 5 of 6, eiser en de overige erven ook gezamenlijk als erven en gedaagde sub 7 [gedaagde sub 7] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties a en b1 tot en met b7 van 1 september 2017
- een brief met producties 1 tot en met 35 van 24 oktober 2017 namens [gedaagde sub 7]
- een brief met een bijlage van 26 oktober 2017 namens de gedaagden sub 3 tot en met 6
- een brief met een bijlage van 26 oktober 2017 namens de gedaagde sub 1
- een brief met een bijlage en producties 1 tot en met 4k van 26 oktober 2017 namens de gedaagde sub 2
- de mondelinge behandeling, gehouden op 31 oktober 2017
- de pleitnota namens [Eiser]
- de pleitnota namens de overige erven
- de pleitnota namens [gedaagde sub 7] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[Eiser] en de overige erven hebben uit de nalatenschap van hun moeder in gezamenlijk eigendom verkregen de woning gelegen aan de [straatnaam] [huisnummer] te [postcode en woonplaats] (hierna: de woning). De erven zijn voor gelijke delen gerechtigd tot de nalatenschap van hun moeder. Om tot verdeling van de nalatenschap te komen, dient te woning te worden verkocht.
2.2.
Bij vonnis van 3 augustus 2016 van de rechtbank Gelderland (C/05/249544 / HA ZA 13-173), waarvan het herstelvonnis van 28 juni 2017 deel uitmaakt, is in het dictum onder 3.4. bepaald dat alle erven hun medewerking dienen te verlenen aan al hetgeen noodzakelijk is voor de onderhandse verkoop en levering van de woning met bijbehorende opstallen, daaronder begrepen maar niet uitsluitend:
- het tot stand komen van een bemiddelingsovereenkomst tot verkoop van de woning met de heer [gedaagde sub 7] , verbonden aan makelaarskantoor [naam makelaarskantoor] te Geldermalsen, waarbij het oordeel van de makelaar ten aanzien van de waarde van de woning op voorhand partijen zal binden en waarbij partijen zich op voorhand conformeren aan het advies van de makelaar met betrekking tot de vraagprijs en redactie van de koopovereenkomst;
- medewerking aan acceptatie van het bod van een koper, indien dit niet meer dan 15% afwijkt van de (uiteindelijke) vraagprijs,
- ( mede-)ondertekening van de koopovereenkomst,
- ( mede-)ondertekening van de benodigde authentieke c.q. onderhandse akte.
Voorts is bij voormeld vonnis bepaald dat ingeval een of meer partij(en) weigerachtig blijft/blijven medewerking te verlenen aan het bepaalde onder 3.4. het vonnis in de plaats zal treden van de van hem of haar benodigde handtekening ten behoeve van de verkoop en levering van de woning.
2.3.
[Eiser] heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
2.4.
Bij brief van 24 november 2016 aan de erven heeft [gedaagde sub 7] de vraagprijs van de woning vastgesteld op € 375.000,00 kosten koper. In deze brief heeft [gedaagde sub 7] de erven voorts het volgende bericht:
“(…) Gelet op de uitgangspunten in het vonnis ga ik er thans vanuit dat de kavels niet benut kunnen worden vanwege het ontbreken van een ontsluiting aan de noodzijde. Als de gemeente aangeeft dat ontsluiting toch mogelijk is via de bestaande zuidelijke uitrit, behouden ons het recht voor de (vraag)prijs naar boven bij te stellen. (…)”
2.5.
Namens [Eiser] is op 8 december 2016 een bod uit gebracht op de woning van € 375.000,00 zonder voorbehoud van financiering.
2.6.
Bij e-mailbericht van 8 december 2016 heeft [gedaagde sub 7] mrs. Boogaard, Vos en Van Oers het volgende bericht:
“(…) Verder ben ik vandaag benaderd door [naam makelaar] , hij heeft voor een niet nader te noemen meester een bieding uitgebracht van € 375.000,00 zonder voorbehoud financiering, oplevering in overleg. Aangezien de woning nog niet op Funda staat aangemeld, vermoeden we dat de kandidaat een relatie heeft met een der partijen (anders was deze bieding niet bij ons terecht gekomen). Ik heb aangegeven aan [naam makelaar] de bieding voor kennisgeving aan te nemen en eerst de reactie van de gemeente af te wachten.
Ik wil benadrukken dat we handelen in het belang van alle partijen en dat de hoogste opbrengst in mijn beleving goed is voor alle betrokkenen. Alvorens we een advies uitbrengen over deze bieding wachten we het gesprek van vrijdag bij de gemeente af. (…)”
2.7.
Bij brief van 9 januari 2017 heeft [gedaagde sub 7] de erven geïnformeerd over de verhoging van de vraagprijs van de woning naar € 500.000,00 vanwege een memo van de gemeente Tiel waaruit blijkt dat er een alternatieve ontsluiting is aan de westzijde van het perceel waar de woning op staat en dat daardoor verkaveling van het perceel mogelijk is.
2.8.
Namens [Eiser] is op 23 januari 2017 een bod uitgebracht van € 425.000,00 kosten koper zonder voorbehouden, welk bod namens hem, wederom zonder enige voorbehouden, op 22 februari 2017 is verhoogd naar € 450.000,00 kosten koper.
2.9.
Op 5 juni 2017 heeft [naam bieder] een bod uitgebracht op de woning van
€ 469.000,00 kosten koper onder meer onder behoud van financiering. Op 8 juni 2017 heeft [naam bieder] zijn bod onder dezelfde voorwaarden verhoogd naar € 500.000,00.
2.10.
Op 23 juni 2017 is namens [Eiser] een bod uitgebracht van € 505.000,00 onder voorbehoud van financiering.
2.11.
Naar aanleiding van hun biedingen zijn [Eiser] en [naam bieder] door [gedaagde sub 7] in de gelegenheid gesteld om op uiterlijk 10 juli 2017 om 16.00 uur schriftelijk in een gesloten enveloppe een eindbod uit te brengen onder vermelding van de voorwaarden waaronder dat bod gold ten kantore van [naam notarissenkantoor] te Tiel. De woning zou worden gegund aan de bieder met het beste voorstel.
2.12.
Bij e-mailbericht van 10 juli 2017 aan de erven heeft [gedaagde sub 7] het volgende bericht:
“Hedenmiddag om 16:07 zijn in het bijzijn van mr. [naam kandidaat notaris] bij [naam notarissenkantoor] te Tiel, een tweetal gesloten enveloppen geopend.
De heer [Eiser] heeft (onder protest) een bod gedaan van € 527.500,00, onder een financieel voorbehoud van 6 weken.
De heer [naam bieder] en mevrouw [naam bieder] hebben een voorstel uitgebracht van € 540.300,00 kosten koper, onder de volgende in het voorstel omschreven voorwaarden:
-
Na inventarisatie van de flora/fauna (voor onze kosten) moet een fatsoenlijk bouwplan te realiseren zijn (wij hebben het perceel slechts vanaf de openbare weg rondom kunnen bekijken).
-
Bodemgeschiktheidsverklaring te overleggen wat betreft ontbreken verontreiniging/asbest in de grond en het grondwater.
-
Geen voorbehoud van financiering.
-
Oplevering leeg en ontruimd per 18 oktober a.s. e.e.a. volgens de bepalingen en voorwaarden zoals die gebruikelijk zijn in een leveringsakte.
Gelet op het verschil in de hoogte van de biedingen en na beoordeling van de gestelde voorwaarden, ben ik van mening dat het voorstel van de heer en mevrouw [bieders] het betere voorstel is. Om tot definitieve overeenstemming te komen met de heer en mevrouw [bieders] zal ik in overleg met notaris Aitton te Tiel een concept koopovereenkomst gaan opstellen. (…)”
2.13.
Op respectievelijk 28 juli 2017 en 30 juli 2017 is de koopovereenkomst, strekkende tot verkoop en levering van de woning voor een bedrag van € 540.300,00 kosten koper, ondertekend door de overige erven en de heer en mevrouw [naam bieder] (hierna: de koopovereenkomst). In artikel 4.1. van de koopovereenkomst is het volgende opgenomen:
“De akte van levering zal gepasseerd worden op 18 oktober 2017 of indien op 18 oktober 2017 de uitspraak van het kort geding vonnis als bedoeld in artikel 25 nog niet bekend is, zoveel later op een datum uiterlijk 4 weken na de uitspraak van het kort geding vonnis als bedoeld in artikel 25 of zoveel eerder of later als partijen tezamen nader overeenkomen (…)”

3.Het geschil in conventie

3.1.
[Eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
a. de overige erven en [gedaagde sub 7] te bevelen om mee te werken aan de acceptatie van het bod van [Eiser] van € 375.000,00, althans aan dat van € 425.000,00, althans aan dat van € 505.000,00 en om de door [gedaagde sub 7] op te stellen koopovereenkomst mede te ondertekenen, alsmede om de voor de levering noodzakelijke notariële akte mede te ondertekenen;
b. te bepalen dat ingeval een of meer partijen weigerachtig blijft/blijven medewerking te verlenen aan de veroordeling, gevorderd onder a., het vonnis van 3 augustus 2016 direct in de plaats zal treden van de van hem of haar benodigde handtekeningen ten behoeve van de verkoop en levering van de woning;
subsidiair, te weten voor het geval dat [gedaagde sub 7] niet onrechtmatig jegens [Eiser] heeft gehandeld door op maandag 10 juli 2017 een bieding met gesloten couvert tussen de projectontwikkelaar en [Eiser] te organiseren:
te bepalen dat [Eiser] in de gelegenheid wordt gesteld om het bod van de projectontwikkelaar te evenaren om alsdan de gunning van de woning te krijgen;
meer subsidiair, te weten voor het geval het [gedaagde sub 7] op grond van rechtsoverweging 3.4. van het vonnis van 3 augustus 2016 toch vrij stond om telkens een andere prijs voor het object te hanteren:
a. de overige erven te bevelen om mee te werken aan de plaatsing van de woning op Funda voor tenminste negen maanden, onder vermelding van de mogelijkheid tot verkaveling van het perceel teneinde de hoogst mogelijke opbrengst te realiseren;
b. te bepalen dat ingeval een of meer partijen weigerachtig blijft/blijven medewerking te verlenen aan de veroordeling, gevorderd onder a,. hij/zij een dwangsom van € 500,00 per dag verschuldigd zal/zullen zijn voor iedere dag of dagdeel dat hij/zij in gebreke is/zijn om mee te werken aan de veroordeling gevorderd onder a.;
primair en (meer) subsidiair,
c. de overige erven en [gedaagde sub 7] te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na de datum waarop het in deze zaak te wijzen vonnis wordt uitgesproken.
3.2.
De gedaagde erfgenamen en [gedaagde sub 7] voeren verweer en concluderen tot niet-ontvankelijkheid van [Eiser] in zijn vorderingen dan wel dat de vorderingen moeten worden afgewezen als zijnde ongegrond, met veroordeling van [Eiser] in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen salaris gemachtigden en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van het vonnis, althans per datum die de voorzieningenrechter juist acht.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
De overige erven vorderen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [Eiser] te veroordelen en te bevelen om de door hem in gebruik zijnde woning alsmede het perceel aan de Passewaaijse Hogeweg 10 te [postcode en woonplaats] uiterlijk binnen twee weken na het vonnis, althans een in goede justitie te bepalen andere termijn, volledig te verlaten en te ontruimen met al het zijne en in verzorgde staat achter te laten, met afgifte van de sleutel(s) aan makelaar [gedaagde sub 7] , een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 600,00 per dag, een dagdeel gelijk te stellen aan een dag, althans een goede justitie te bepalen ander bedrag, indien en voor zover [Eiser] niet voldoet aan dit bevel tot ontruiming,
II. en voorts met machtiging aan de overige erven om, ingeval [Eiser] binnen de gestelde termijn in gebreke blijft de woning te hebben verlaten en ontruimd, de ontruiming op kosten van [Eiser] , zo nodig zelf te doen bewerkstelligen, desnoods met behulp van de sterke arm van politie en justitie, dan wel zoveel eerder als hij de verkoop en/of overdracht van de woning belemmert;
III. en voorts [Eiser] te veroordelen om aan de overige erven de schade te vergoeden die zij lijden als gevolg van dit handelen van [Eiser] en het in gebreke blijven door [Eiser] om de woning binnen de gestelde termijn te ontruimen en te verlaten, daaronder begrepen – maar niet uitsluitend – de door verkopers aan de koper conform artikel 11 van de koopovereenkomst verschuldigde boete van 10% van de koopsom vermeerderd met de eventueel aanvullende schadevergoeding die verkopers aan koper alsdan verschuldigd zullen zijn en de door de erfgenamen aan [gedaagde sub 7] te betalen kosten die de makelaar heeft moeten maken in het kader van deze procedure, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
IV. met veroordeling van [Eiser] in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen salaris gemachtigden en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van het vonnis, althans per datum die de voorzieningenrechter juist acht.
4.2.
[gedaagde sub 7] vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [Eiser] te veroordelen binnen veertien dagen na betekening van het vonnis het perceel grond met woning en verdere aanhorigheden aan de [straatnaam] [huisnummer] te [postcode en woonplaats] , kadastraal bekend gemeente Tiel, [kadastrale aanduiding] , met wie en wat zich daarin vanwege gedaagde moge bevinden, te ontruimen en ontruimd te houden, zulks met achterlating van al wat tot deze percelen behoort in behoorlijke staat te vrije en algehele beschikking van koper, alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50.000,00 ineens en € 5.000,00 per dag, voor iedere dag dat [Eiser] in gebreke mocht blijven aan deze veroordeling te voldoen, waarbij een gedeelte van een dag voor een hele dag heeft te gelden en daarnaast [gedaagde sub 7] tevens te machtigen, indien [Eiser] met de verzochte ontruiming in gebreke blijft, deze op kosten van [Eiser] zelf te doen bewerkstelligen, zo nodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
II. [Eiser] te veroordelen in de kosten van het geding.
4.3.
[Eiser] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen in reconventie.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
Het spoedeisend belang van de vorderingen volgt uit de stellingen van [Eiser] en is voorts niet weersproken door de gedaagden.
5.2.
[Eiser] stelt zich, kort samengevat, op het standpunt dat de overige erven en [gedaagde sub 7] op basis van het vonnis van 3 augustus 2016 gehouden waren zijn bod op de woning onmiddellijk te accepteren voor zover zich dat in de bandbreedte van 15% van de geldende vraagprijs bevond en er dan geen sprake meer kon zijn van onderhandelingen met andere partijen. In dat verband verwijt [Eiser] [gedaagde sub 7] , mede in het licht van voormeld vonnis van 3 augustus 2016, in een heel aantal opzichten dat hij niet heeft gedaan wat hij moest doen als redelijk en bekwaam handelend makelaar.
5.3.
Voorop staat dat voor de beoordeling van dit geschil bepalend is wat er in het vonnis van 3 augustus 2016 op dit punt is overwogen en beslist en dat voor zover het dictum niet geheel voor zich spreekt de betekenis daarvan door uitleg dient te worden vastgesteld in het licht van de overwegingen welke tot de beslissing hebben geleid.
5.4.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan het dictum van voormeld vonnis gelet op de context waarin de beslissing is gegeven redelijkerwijs niet zo worden begrepen dat [gedaagde sub 7] gehouden was het eerste bod binnen de bandbreedte van 15% van de geldende vraagprijs direct te accepteren en dat ook de overige erven daartoe verplicht waren. Een redelijke uitleg van het dictum in het kader van de opdracht aan [gedaagde sub 7] brengt met zich dat [gedaagde sub 7] als makelaar in beginsel de vrije hand had om het verkoopproces vorm te geven, waarbij hij diende te handelen als een redelijk en bekwaam handelend makelaar. Het is daarbij in het kader van de verdeling van de nalatenschap duidelijk dat het belang van alle erven met zich bracht dat hij een zo hoog mogelijke prijs voor de woning zou weten te realiseren.
5.5.
Datgene wat [gedaagde sub 7] ter uitvoering van deze opdracht heeft gedaan valt binnen het kader van wat hij in de gegeven omstandigheden behoorde te doen. In dat verband stond het hem vrij, mede gezien het door hem gemaakte voorbehoud in zijn brief aan de erven van 24 november 2016, de eerste vraagprijs later te verhogen nadat hem gebleken was dat ontsluiting en verkaveling van het perceel waar de woning op staat mogelijk is. Uit het vonnis van 3 augustus 2016 volgt niet dat [gedaagde sub 7] en de overige erven deze omstandigheid niet meer bij de verkoop mochten betrekken. In dat verband stond het [gedaagde sub 7] , evenals de overige erven, vrij om niet op de eerste bieding van [Eiser] in te gaan, zodat kon worden bezien of er nog andere gegadigden zouden zijn die een hoger bod zouden willen uitbrengen. De wijze waarop [gedaagde sub 7] heeft gehandeld en de wijze waarop hij een en ander heeft gecommuniceerd getuigen niet van enige onzorgvuldigheid. Uiteindelijk heeft [gedaagde sub 7] [Eiser] en de heer en mevrouw [naam bieder] in de gelegenheid gesteld om tot 10 juli 2017 om 16.00 uur schriftelijk nog een eindbod uit te brengen onder vermelding van de voorwaarden waaronder dat bod ten kantore van de betrokken notaris kon worden uitgebracht. Ook daarvan kan niet worden gezegd dat dat in de gegeven omstandigheden niet zorgvuldig was. Dit traject heeft uiteindelijk geleid tot een bod dat ruim boven de vraagprijs ligt die [gedaagde sub 7] op grond van zijn deskundigheid had bepaald. Aldus heeft [gedaagde sub 7] gedaan wat hij ingevolge het vonnis van 3 augustus 2016 moest doen. Een verplichting om [Eiser] opnieuw in de gelegenheid te stellen het bod van [naam bieder] te evenaren of te overbieden volgt noch uit dat vonnis, noch uit enige regel van geschreven of ongeschreven recht. Het door de heer en mevrouw [naam bieder] uitgebrachte bod dient dan ook door alle erven te worden geaccepteerd en daarmee is een verkoopovereenkomst tot stand gekomen die door de erven moet worden uitgevoerd.
5.6.
Al hetgeen dat door [Eiser] overigens nog is aangevoerd met betrekking tot het handelen van [gedaagde sub 7] ter zake van het verkooptraject van de woning kan niet tot een andersluidend oordeel leiden. In het bijzonder valt niet in te zien welk belang [Eiser] heeft bij zijn standpunt dat de woning ten onrechte niet op Funda is geplaatst, nu hij enerzijds niet aannemelijk heeft gemaakt dat daarmee nog een veel hogere opbrengst verkregen had kunnen worden en hij anderzijds van mening is dat de woning voor een veel lager bedrag aan hem verkocht had moeten worden.
5.7.
Nu niet is komen vast te staan dat de overige erven en [gedaagde sub 7] onrechtmatig jegens [Eiser] hebben gehandeld, worden de vorderingen in conventie afgewezen.
5.8.
[Eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in conventie in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente, worden veroordeeld. Nu het door de overige erven gevoerde verweer parallel is gelopen en slechts één van de advocaten de daarvoor benodigde voorbereidingen heeft getroffen en namens de overige erven het woord heeft gevoerd ter gelegenheid van de mondelinge behandeling, zal voor de berekening van het salaris van de advocaten van de overige erven eenmaal het tarief van € 816,00 in aanmerking worden genomen. De kosten aan de zijde van de overige erven en [gedaagde sub 7] worden aldus begroot op:
- griffierecht € 1.148,00 (€ 287,00 x 4)
- salaris advocaten
1.632,00(€ 816,00 x 2)
Totaal € 2.780,00
5.9.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als na te melden.

6.De beoordeling in reconventie

De vorderingen in reconventie van [gedaagde sub 7]

6.1.
De vorderingen van [gedaagde sub 7] worden afgewezen. [gedaagde sub 7] is geen partij bij de koopovereenkomst en heeft aldus geen rechtens te respecteren eigen belang om ontruiming van de woning af te dwingen.
6.2.
[gedaagde sub 7] zal als in de in het ongelijk gestelde partij in reconventie in de proceskosten van [Eiser] worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [Eiser] worden begroot op:
- salaris advocaat €
408,00(0,5 punt x tarief € 816,00)
Totaal € 408,00
De vorderingen in reconventie van de overige erven
6.3.
Naast de overige erven is ook [Eiser] gebonden aan het vonnis van 3 augustus 2016 op basis waarvan hij dient mee te werken aan de verkoop van de woning. Nu een rechtsgeldige koopovereenkomst tot stand is gekomen waaraan alle erven uitvoering dienen te geven, zal [Eiser] worden veroordeeld om de woning te ontruimen en te verlaten, waarbij ook de door de erven gevorderde machtiging zal worden verleend om de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen, desnoods met behulp van de sterke arm van politie en justitie, in het geval [Eiser] niet aan die veroordeling voldoet.
6.4.
Ter zake van de door de overige erven gevorderde termijn waarbinnen [Eiser] de woning dient te verlaten en te ontruimen wordt een termijn van twee weken na betekening van het vonnis redelijk geacht. Weliswaar voert [Eiser] aan dat hij zijn eigen woonruimte heeft opgegeven opdat de woning niet leegstaat en wordt onderhouden en dat hij niet weet waar hij na ontruiming van de woning terecht kan, maar daar staat tegenover dat onweersproken is dat [Eiser] zonder verzoek of toestemming van de overige erven in de woning is getrokken en verblijft en dus zonder recht of titel in de woning verblijft. Dat hij zijn eigen woonruimte heeft opgegeven dient voor zijn risico te komen. Het argument van [Eiser] dat hij binnen de termijn van twee weken onmogelijk de gehele woning met alle aan de erven toekomende goederen kan ontruimen treft geen doel, omdat hij enkel de aan hem toebehorende goederen dient mee te nemen bij zijn vertrek uit de woning, met achterlating van alles wat aan de overige erven of aan de gemeenschap toebehoort.
6.5.
De door de overige erven gevorderde kosten van een eventuele ontruiming op grond van de aan hen bij dit vonnis verleende machtiging, acht de voorzieningenrechter prematuur en zal worden afgewezen. Niet vast staat of die kosten zullen worden gemaakt en indien zulks wel het geval is, hoe hoog deze kosten dan zullen zijn.
6.6.
Het deel van de vordering onder II., inhoudende een machtiging aan de overige erven om zoveel eerder als [Eiser] de verkoop en/of overdracht van de woning belemmert zelf tenuitvoerlegging van het vonnis te bewerkstelligen, zal eveneens worden afgewezen, nu aan [Eiser] immers een termijn wordt gegund van twee weken om de woning te verlaten.
6.7.
Op grond van het voorgaande zullen de vorderingen in reconventie onder I. en II. worden toegewezen behoudens hetgeen hiervoor is overwogen en met dien verstande dat indien door de overige erven gebruik wordt gemaakt van de machtiging tot ontruiming, geen verdere dwangsommen zullen worden verbeurd. De gevorderde dwangsom zal voorts worden beperkt op de hierna te vermelden wijze.
6.8.
De vordering onder III. zal worden afgewezen. Een vordering tot schadevergoeding leent zich, mede gelet op de vereisten voor toewijzing van een geldvordering, in beginsel niet voor een kort gedingprocedure. Voor zover er schade is geleden zal dat in een eventuele bodemprocedure aannemelijk gemaakt moeten worden.
6.9.
[Eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in reconventie in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente, worden veroordeeld. In navolging van hetgeen hiervoor is overwogen ter zake van de advocaatkosten van de overige erven, zal ook hier eenmaal het tarief van € 816,00 in aanmerking worden genomen. Nu het een reconventionele vordering betreft zal een half punt van het tarief worden berekend. De kosten aan de zijde van de overige erven worden aldus begroot op:
- salaris advocaten
€ 408,00(0,5 punt x tarief € 816,00 = € 408,00)
Totaal € 408,00
6.10.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als na te melden.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
wijst de vorderingen af,
7.2.
veroordeelt [Eiser] in de proceskosten, tot de uitspraak van dit vonnis aan de zijde van de overige erven en [gedaagde sub 7] begroot op € 2.780,00, waarin begrepen
€ 1.632,00 aan salaris advocaten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van het vonnis,
7.3.
veroordeelt [Eiser] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door de overige erven en [gedaagde sub 7] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 131,00 aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening,
7.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
7.5.
veroordeelt [Eiser] om de door hem in gebruik zijnde woning alsmede het perceel aan de [straatnaam] [huisnummer] te [postcode en woonplaats] uiterlijk binnen twee weken na betekening van het vonnis volledig te verlaten en te ontruimen met al het zijne en in verzorgde staat achter te laten, met afgifte van de sleutel(s) aan [gedaagde sub 7] , een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 600,00 per dag, een dagdeel gelijk te stellen aan een dag, indien en voor zover [Eiser] niet voldoet aan dit bevel tot ontruiming, met een maximum van € 40.000,00,
7.6.
machtigt de overige erven om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van dit vonnis te bewerkstelligen, indien [Eiser] in gebreke blijft aan de onder 7.5. van dit vonnis genoemde veroordeling te voldoen, met dien verstande dat geen verdere dwangsommen worden verbeurd indien met gebruikmaking van deze machtiging wordt ontruimd,
7.7.
veroordeelt [Eiser] in de proceskosten van de overige erven, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 408,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van het vonnis,
7.8.
veroordeelt [Eiser] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door de overige erven volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 131,00 aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening,
7.9.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.10.
wijst het meer of anders gevorderde af,
7.11.
wijst de vordering van [gedaagde sub 7] af,
7.12.
veroordeelt [gedaagde sub 7] in de proceskosten van [Eiser] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 408,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de veertiende dag na de datum van het vonnis en bepaalt dat [gedaagde sub 7] deze kosten moet betalen aan de advocaat van [Eiser] .
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2017.