Overwegingen
1. De activiteiten van eiseres bestaan uit de exploitatie van een rotatie offset drukkerij. Enig aandeelhouder en bestuurder van eiseres is [G] BV (voorheen [H] BV). Alle aandelen in [G] BV worden gehouden door [I] BV (hierna: [I] BV). Enig bestuurder van [G] BV is [J] BV. [I] BV is op haar beurt enig bestuurder van [J] BV. Alle aandelen van [I] BV worden gehouden door Stichting [K] . Voorzitter van deze stichting is [A] (hierna: [A] ). [A] houdt alle certificaten van aandelen in [I] BV.
2. Op 25 januari 2011 is verweerder gestart met een boekenonderzoek naar onder meer de aangiften Vpb over de jaren 2006 tot en met 2008. Tot de gedingstukken behoort een rapport van dat boekenonderzoek van 22 februari 2013. Naar aanleiding van de bevindingen in het controlerapport heeft verweerder onderhavige navorderingsaanslag opgelegd.
Over de huur van machines
3. [I] BV heeft machines en overige zaken als pandhouder tot zijn beschikking en heeft deze aan eiseres verhuurd. Eiseres heeft deze machines gebruikt ten behoeve van haar bedrijfsvoering. Er is een aantal jaren huur aan [I] BV schuldig gebleven. De daaruit ontstane huurschuld bedroeg per ultimo 2008 € 912.614.
4. Verweerder heeft bij het opleggen van de navorderingsaanslag de gehele schuld aan [I] BV laten vrijvallen en tot de belastbare winst gerekend.
Over de crediteurenverrekening
5. Eiseres heeft zowel een vordering op als een schuld aan [L] GmbH (hierna: [L] GmbH). In het Duitse handelsregister staat vermeld dat het Amtsgericht Landau bij besluit van [2005] heropening van de insolventieprocedure van [L] GmbH heeft afgewezen wegens een gebrek aan baten. De vennootschap is vervolgens geliquideerd. De vordering op [L] GmbH is vervolgens ten laste van een eerder gevormde voorziening geboekt en dus ten laste van de belastbare winst gebracht. De schuld aan [L] GmbH bedroeg per ultimo 2008 € 133.715.
6. Verweerder heeft bij de navorderingsaanslag de belastbare winst verhoogd met € 133.715 omdat de openstaande schuld op grond van artikel 53 van de Faillissementswet (hierna: Fw) eerst gesaldeerd moet worden met de vordering.
7. Tussen partijen is in geschil:
- of de schuld voor de huur van machines jegens [I] BV moet vrijvallen ten gunste van de winst; en
- of de schuld van eiseres aan [L] GbmH moet vrijvallen ten gunste van de winst.
8. Niet langer is in geschil dat eiseres ter zake van haar vordering op [M] Sarl een voorziening dubieuze debiteuren kan vormen van € 187.172. Dit betekent dat de belastbare winst en het belastbaar bedrag moet worden verminderd met € 187.172 en dat het beroep van eiseres op dit punt gegrond is.
9. Eiseres heeft haar verzoek om een integrale kostenvergoeding laten varen en verzoekt thans om een vergoeding op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Besluit). Verder heeft eiseres ter zitting haar getuigenaanbod ingetrokken.
Beoordeling van het geschil
10. Voor zover eiseres zich beroept op smaad of laster jegens haar voormalig gemachtigde is de fiscale bestuursrechter onbevoegd om daar een oordeel over te geven. Voor wat de onderhavige navorderingsaanslag betreft, heeft eiseres hieraan verder geen conclusies verbonden.
11. Verweerder stelt dat hij beschikt over een navordering rechtvaardigend nieuw feit, omdat hij niet eerder dan tijdens het gehouden boekenonderzoek - dat is aangevangen nadat de definitieve aanslag is opgelegd - op de hoogte is geraakt van de feiten en omstandigheden rond de bovengenoemde schuldpositie. Eiseres heeft die stelling onvoldoende weersproken. De blote stelling dat verweerder geen informatie is onthouden, is daarvoor niet afdoende.
Over de huur van machines
12. Verweerder stelt –zich op het standpunt dat de opgelopen huurschuld van € 912.614 per ultimo 2008 moet vrijvallen ten gunste van de winst omdat deze niet meer zal worden betaald. Zowel de voormalig gemachtigde als [A] zouden hebben verklaard dat de schuld niet meer betaald zal worden aan [I] BV. Eiseres stelt zich daartegenover op het standpunt dat de openstaande huurschuld moet worden voldaan aan [I] BV, maar dat er bij [I] BV lange tijd onduidelijkheid is geweest over de eigendom van de machines en daardoor over de hoogte van de vergoeding en de facturering. Lange tijd is eiseres door haar slechte financiële situatie niet in staat geweest om de huurvergoeding aan [I] BV te betalen.
13. De rechtbank stelt voorop dat, indien vaststaat of zo goed als zeker is dat eiseres bepaalde ondernemingsschulden niet of niet volledig behoeft te voldoen, daardoor voor haar een vermogensvermeerdering optreedt die als winst in de zin van artikel 8 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb) moet worden beschouwd (vergelijk Hoge Raad 18 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE3269). 14. Beoordeeld moet worden of eiseres de huurschuld aan [I] BV niet of niet volledig behoeft te voldoen. Allereerst kan worden vastgesteld dat [I] BV de vordering die zij op eiseres had niet formeel heeft prijsgegeven. Verder heeft eiseres verklaard dat zij de huurschuld nog wel moet voldoen, maar dat dit niet heeft plaatsgevonden door onder meer haar slechte financiële situatie. Dit betekent dus niet dat de schuld niet meer behoeft te worden voldaan. De verwijzing van verweerder naar de opmerkingen van [A] en zijn voormalig gemachtigde dat de schuld niet meer zal worden voldaan, acht de rechtbank onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. Daarbij neemt de rechtbank verder in aanmerking dat eiseres ter zitting heeft verklaard dat de schuld volwaardig was en zij deze hoe dan ook zal moeten betalen. Dit betekent dat verweerder ten onrechte een vrijvalwinst van € 912.614 tot de belastbare winst heeft gerekend. Het beroep is in zoverre gegrond.
Over de schuld aan [L] GbmH
15. De rechtbank stelt ook hier voorop dat, indien vaststaat of zo goed als zeker is dat eiseres bepaalde ondernemingsschulden niet of niet volledig behoeft te voldoen, daardoor voor haar een vermogensvermeerdering optreedt die als winst in de zin van artikel 8 van de Wet Vpb moet worden beschouwd (vergelijk Hoge Raad 18 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE3269). 16. Eiseres stelt dat verweerder haar schuld aan [L] GmbH ten onrechte heeft verrekend met de vordering die zij heeft op die vennootschap. Eiseres betwist dat deze schuld in 2008 ten gunste van de winst moet vrijvallen.
17. Verweerder heeft erop gewezen dat [L] GbmH inmiddels is geliquideerd en dat door deze liquidatie het faillissement van [L] GbmH definitief is voltooid. Na de liquidatie bestond zij niet meer. Er zijn vanaf 2005 ook geen invorderingsmaatregelen genomen.
18. De rechtbank is van oordeel dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres haar schuld aan [L] GbmH niet behoeft te voldoen, nu die vennootschap is geliquideerd en geen invorderingsmaatregelen zijn genomen. De vermogensvermeerdering die daardoor optreedt, is door verweerder terecht tot de belastbare winst gerekend.
19. De vraag of verrekening ingevolge artikel 53 Fw moet plaatsvinden, behoeft daarom geen behandeling meer.
Gevolgen voor de navorderingsaanslag
20. Gelet op het voorgaande is geen sprake van een belastbare winst maar van een verlies van € 690.636 (€ 409.150 -/- € 187.172 -/- € 912.614). De navorderingsaanslag moet daarom worden vernietigd. Het verlies moet bij beschikking nader worden vastgesteld op het eerder genoemde bedrag.
21. Nu de navorderingsaanslag wordt vernietigd, moet ook de beschikking heffingsrente worden vernietigd.
22. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.234,50 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 246, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het verschijnen bij een nadere zitting, met een waarde per punt van € 495 en een wegingsfactor 1).