ECLI:NL:RBGEL:2017:6430

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 december 2017
Publicatiedatum
13 december 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 4220
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag parkeerbelasting en de ontvankelijkheid van bezwaar en beroep

In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag parkeerbelasting die is opgelegd aan een bezoeker van eiser, die 18 minuten te laat was aangemeld op de digitale bezoekersvergunning. De eiser, houder van de bezoekersvergunning, had de inlogcode niet bij de hand en moest deze ophalen bij zijn echtgenote, wat resulteerde in een vertraging. De rechtbank Gelderland heeft op 14 december 2017 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. De rechtbank overwoog dat het ophalen van de inlogcode geen uitvoeringshandeling is en dat de tijd tussen het parkeren en de aanmelding van de bezoeker te lang was. Eiser had aangevoerd dat hij de verschuldigde parkeerbelasting wilde voldoen, maar de rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag niet onterecht was opgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RechtbanK gelderland
Team belastingrecht
zaaknummer: AWB 17/4220
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 december 2017 in de zaak tussen

[X] , wonende te [Z] , eiser

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Arnhem, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 31 juli 2017 op het bezwaar tegen de opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting (aanslagnummer [000] ).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 november 2017. Eiser is verschenen. Verweerder is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 24 oktober 2017 aan zijn postadres, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Verweerder is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 25 oktober 2017 op genoemd adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig en op het juiste adres is aangeboden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser is houder van een parkeervergunning voor bezoekers. Met deze vergunning kunnen inwoners van de gemeente Arnhem hun bezoek laten parkeren bij een parkeerautomaat of in de parkeergarage in de buurt van de woning. Het parkeren op basis van een dergelijke vergunning is goedkoper dan zonder een dergelijke vergunning.
2. Op 27 juni 2017 omstreeks 11.27 uur stond de auto van een bezoeker van eiser, kenteken [AA-000-B] , (hierna: de auto) geparkeerd in de [A-straat] te [Z] . Op genoemde datum en tijdstip was voor het parkeren in de [A-straat] parkeerbelasting verschuldigd. De parkeercontroleur heeft op dat moment geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting was betaald. Vervolgens is de naheffingsaanslag aan de kentekenhouder/bezoeker opgelegd, ten bedrage van € 63,85 (€ 2,85 aan parkeerbelasting en € 61 aan kosten in verband met het opleggen van de naheffingsaanslag).
3. Eiser heeft de bezoeker om 11.45 uur aangemeld op zijn bezoekersvergunning.
4. Allereerst is in geschil of het bezwaar en beroep ontvankelijk zijn. Indien dit zo is, dan is in geschil of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
5. Eiser heeft aangevoerd dat hij met de bezoeker, een loodgieter, heeft afgesproken dat hij, eiser, de verschuldigde parkeerbelasting voor de loodgieter zou voldoen. Hij wenste de verschuldigde belasting te betalen op basis van de bezoekersvergunning en wilde daartoe met zijn mobiele telefoon inloggen op de website van de gemeente. Omdat deze telefoon nieuw was, zat de inlogcode voor de bezoekersvergunning daar nog niet in en had hij deze dus niet bij de hand. Hij liep daarom naar de praktijk van zijn echtgenote, een paar honderd meter verderop, om met haar telefoon de verschuldigde parkeerbelasting te voldoen. Onderweg kreeg hij een telefoontje van de bezoeker die hem zei dat er op de auto een naheffingsaanslag was aangebracht. Toch heeft hij de auto alsnog aangemeld voor de bezoekersvergunning en heeft hij daarnaast voor de bezoeker de naheffingsaanslag betaald, aldus nog steeds eiser.
6. Eiser heeft ter zitting geloofwaardig verklaard dat hij op basis van een mondelinge volmacht namens de bezoeker bezwaar heeft gemaakt. Het ingediende bezwaarschrift geeft geen aanleiding anders te veronderstellen. Het bezwaar is daarom ontvankelijk.
7. Verweerder heeft het bezwaar afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.
8. Nu de aanslag niet aan eiser is opgelegd en eiser ook niet op eigen naam bezwaar heeft gemaakt, kan eiser niet op eigen naam beroep instellen. Op basis van de stukken en de verklaring van eiser ter zitting is ook niet aannemelijk geworden dat de bezoeker eiser heeft gemachtigd namens hem beroep in te stellen. Dit zou betekenen dat het beroep niet–ontvankelijk is. Op grond van artikel 8:24, tweede lid in samenhang met artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht had de rechtbank eiser, indiener van het beroep, een termijn moeten geven om zijn verzuim – hier het niet overleggen van een volmacht – te herstellen. Nu de rechtbank dit niet heeft gedaan, is er aanleiding om het beroep wel ontvankelijk te achten, hoewel de naam van de kentekenhouder van de auto niet bij de rechtbank bekend is. De rechtbank komt daarom toe aan de beoordeling van de naheffingsaanslag.
9. Tussen partijen is niet in geschil dat de auto geparkeerd stond op een plaats en tijdstip waarvoor parkeerbelasting is verschuldigd. Ook is duidelijk dat de parkeerbelasting meteen bij aanvang van het parkeren moet worden betaald. Eiser vindt het echter niet redelijk om in een geval als dit direct een naheffingsaanslag op te leggen. Verweerder had volgens hem redelijkerwijs moeten wachten tot hij zijn bezoeker had aangemeld op de bezoekersvergunning.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de naheffingsaanslag wel mocht opleggen en niet hoefde te wachten totdat eiser via de telefoon van zijn echtgenote, die op een ander adres was, had ingelogd om de bezoeker aan te melden. Volgens vaste jurisprudentie moet een parkeerder voldoende tijd worden gelaten om de verschuldigde parkeerbelasting te betalen, maar de parkeerder moet dan in die tijd wel bezig zijn met het voldoen van de parkeerbelasting (de zogenoemde uitvoeringshandeling). Het wisselen van geld om het parkeergeld te kunnen voldoen, wordt volgens de jurisprudentie niet aangemerkt als een uitvoeringshandeling (zie HR 28 oktober 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU5160). De rechtbank ziet het aanmelden van een bezoeker op de bezoekersvergunning door het inloggen op de website van de gemeente via een mobiele telefoon als iets vergelijkbaars. Net zoals een parkeerder kleingeld bij de hand moet hebben, moet hij ook de inlogcode bij de hand hebben.
11. Daarnaast is het tijdsverloop tussen het opleggen van de naheffingsaanslag en het tijdstip van aanmelding van de bezoeker voor de parkeervergunning te groot. Het gaat om een periode van 18 minuten en dat valt buiten de redelijke termijn waarbinnen parkeerbelasting dient te worden voldaan.
12. Het voorgaande leidt er toe dat na het parkeren van de auto niet uitsluitend handelingen zijn verricht waarmee aan het voldoen van parkeerbelasting uitvoering is gegeven. De naheffingsaanslag is daarom terecht opgelegd.
13. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Smit, rechter, in aanwezigheid van mr. H.H. Ruis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 december 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.