Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eisende partij] .
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
816,00
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 15 november 2017 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [eisende partij] vorderde tot opheffing van een conservatoir beslag dat door [Gedaagde partij] was gelegd op haar registergoed. De eisende partij, vertegenwoordigd door advocaat mr. T.J. van Veen, stelde dat er geen rechtsgeldige koopovereenkomst tot stand was gekomen tussen haar en [Gedaagde partij], die werd bijgestaan door advocaat mr. J.W. van der Linde. De kern van het geschil draaide om de vraag of de makelaar, die door [eisende partij] was ingeschakeld, bevoegd was om namens haar een koopovereenkomst te sluiten met [Gedaagde partij]. De makelaar had een bieding ontvangen van [Gedaagde partij] en had deze aan [eisende partij] voorgelegd, maar [eisende partij] had de overeenkomst niet ondertekend. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid was gewekt door de makelaar en dat [Gedaagde partij] geen recht had op levering van het registergoed. De vordering van [eisende partij] tot opheffing van het beslag werd toegewezen, en [Gedaagde partij] werd veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.