ECLI:NL:RBGEL:2017:5356

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 oktober 2017
Publicatiedatum
16 oktober 2017
Zaaknummer
05/740088-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van een militair wegens ontuchtige handelingen met een bewusteloze of verminderd bewuste persoon

In deze zaak heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland op 16 oktober 2017 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 30-jarige militair, die werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een persoon die in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde. De tenlastelegging betrof seksuele handelingen die de verdachte op 8 september 2016 in Baumholder, Duitsland, zou hebben gepleegd met de aangeefster, die volgens de officier van justitie niet in staat was haar wil kenbaar te maken of weerstand te bieden.

Tijdens de zitting op 2 oktober 2017 heeft de officier van justitie betoogd dat er voldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen, onder andere door de verklaring van de aangeefster en ondersteunende getuigenverklaringen. De verdachte heeft echter een andere lezing van de gebeurtenissen gegeven, waarin hij stelde dat de aangeefster wakker was en toestemming had gegeven voor de seksuele handelingen. De militaire kamer heeft de verklaringen van beide partijen zorgvuldig gewogen.

De militaire kamer heeft vastgesteld dat de aangeefster weliswaar seksuele handelingen heeft ondergaan, maar dat er onvoldoende bewijs was dat zij zich in een staat van bewusteloosheid of verminderd bewustzijn bevond op het moment van de handelingen. De militaire kamer heeft geconcludeerd dat de handelingen plaatsvonden toen de aangeefster wakker was en in staat was om weerstand te bieden. Daarom heeft de militaire kamer de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, omdat niet bewezen kon worden dat hij handelingen heeft verricht met iemand die in een staat van bewusteloosheid verkeerde.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740088-17
Datum uitspraak : 16 oktober 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [woonplaats]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 02 oktober 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, als militair, op of omstreeks 08 september 2016 te Baumholder, in elk
geval in de Bondsrepubliek Duitsland, met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
over haar buik en/of borst(en) heeft gewreven en/of
haar borst(en) heeft betast en/of
haar (in haar nek) heeft gezoend en/of
met zijn (bedekte) penis over/tegen haar (bedekte) schaamstreek heeft bewogen/gedrukt.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde. Hiertoe heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat de verklaring van aangeefster voldoende wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van [getuige 1] en de WhatsApp-berichten die aangeefster naar [getuige 1] en haar vriend heeft gestuurd. Verdachte mocht er volgens de officier van justitie op geen enkele manier vanuit gaan dat aangeefster seksueel contact met hem wilde. Daarnaast wist verdachte dat aangeefster sliep en hierdoor in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. Desondanks is verdachte op haar gaan zitten en heeft hij seksuele handelingen met haar verricht. De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot 120 uren werkstraf, te vervangen door 60 dagen hechtenis, en een gevangenisstraf voor de duur van twee weken, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft verklaard dat het anders is gegaan dan aangeefster beweert. Hij is ’s nachts de kamer van aangeefster binnen gegaan en zij werd hierdoor wakker. Hij heeft haar toen gevraagd of zij het erg vond dat hij er was, waarop zij ontkennend antwoordde. Hij is op de rand van haar bed gaan zitten en heeft de seksuele handelingen met haar verricht zoals omschreven in de tenlastelegging, met uitzondering van het met zijn penis over haar schaamstreek bewegen. Dit gebeurde allemaal in een gemoedelijke sfeer. Uiteindelijk zei aangeefster tegen verdachte dat hij weg moest gaan en dat heeft hij toen gedaan.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer stelt op grond van de verklaring van verdachte en de verklaring van aangeefster vast dat verdachte in ieder geval een deel van de seksuele handelingen zoals omschreven in de tenlastelegging met aangeefster heeft gepleegd.
Betrouwbaarheid aangeefster
Aangeefster heeft verklaard dat zij op de bovenverdieping in een eenpersoonskamer ging slapen en vervolgens ’s nachts wakker werd doordat verdachte bovenop haar zat. Zij had hem totaal geen aanleiding gegeven om naar haar kamer te komen. De militaire kamer acht deze verklaring van aangeefster betrouwbaar. Haar verklaring is consistent en wordt voldoende op voor het bewijs van belang zijnde punten ondersteund door andere bewijsmiddelen. Allereerst heeft zij kort na het incident [getuige 1] en [getuige 2] WhatsApp-berichten gestuurd, waarin ze zegt dat ze verdrietig en bang is, en niet meer durft te gaan slapen. Zij heeft het resterende deel van de nacht op advies van [getuige 2] in de vrachtauto doorgebracht. Daarnaast heeft aangeefster aan beide getuigen verteld wat er was gebeurd en dit komt overeen met hetgeen zij bij de Koninklijke Marechaussee heeft verklaard. Bovendien is uit het WhatsApp-gesprek dat aangeefster met [getuige 1] heeft gevoerd en uit het feit dat aangeefster haar kastdeur had opengelaten, zodat zij het zou horen als er iemand haar kamer binnen zou komen, af te leiden dat aangeefster al vreesde dat verdachte bij haar langs zou komen, en dat zij niet wilde dat hij dit deed. De militaire kamer volgt dan ook de lezing van de gebeurtenissen zoals door aangeefster verklaard. De lezing van verdachte waarin aangeefster hem toestemming gaf haar kamer binnen te komen, hij haar heeft gekust en betast in een gemoedelijke sfeer en hiermee is gestopt toen zij aangaf dat ze een vriend had en hij beter weg kon gaan, is niet aannemelijk geworden.
Hoezeer de militaire kamer de handelwijze van verdachte ook onacceptabel en strafwaardig acht dat maakt nog niet dat hij voor het tenlastegelegde veroordeeld kan worden. Daarvoor is nodig dat het aan hem in deze strafzaak tenlastegelegde bewezen kan worden, te weten dat hij ontuchtige handelingen heeft verricht met iemand van wie hij wist dat die verkeerde in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht.
Staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht
De vraag die de militaire kamer dan ook vervolgens dient te beantwoorden is of verdachte de ontuchtige handelingen heeft gepleegd terwijl hij wist dat aangeefster in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde. Dat is immers wat hem ten laste is gelegd.
Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat verdachte ontuchtige handelingen met aangeefster heeft gepleegd op het moment dat aangeefster sliep. Wel volgt uit de bewijsmiddelen dat deze handelingen hebben plaatsgevonden toen aangeefster net wakker was geworden. Deze situatie van aangeefster kwalificeert in juridische zin niet als een staat van bewusteloosheid, nu onder bewusteloosheid een totale afwezigheid van het bewustzijn wordt verstaan. Ook kan niet bewezen worden dat aangeefster in een staat van lichamelijke onmacht verkeerde, omdat niet is gebleken van een lichamelijk onvermogen tot handelen. Blijft over de vraag of aangeefster in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde.
Uit de wetsgeschiedenis van de artikelen 243 en 247 van het Wetboek van Strafrecht volgt dat de staat van verminderd bewustzijn ziet op situaties tussen waakzaamheid en geheel van de wereld zijn in, waarbij van de persoon in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij weerstand biedt aan de seksuele verlangens van een ander. Het slachtoffer kan zich hierbij bijvoorbeeld in een situatie van halfslaap of sluimering bevinden, die aan een diepe slaap voorafgaat of daarop volgt. Het hangt af van de concrete omstandigheden van het geval of er sprake is van een staat van verminderd bewustzijn. De militaire kamer betrekt hierbij dat ook de Hoge Raad aansluiting heeft gezocht bij de aangehaalde wetsgeschiedenis (Hoge Raad 22 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:465).
De militaire kamer dient de vraag te beantwoorden of aangeefster ondanks het feit dat zij wel wakker was, toch in een toestand van verminderd bewustzijn verkeerde, doordat zij bijvoorbeeld in een situatie van halfslaap of sluimering verkeerde, zodanig dat zij niet in staat was weerstand te bieden aan de seksuele verlangens van verdachte. Bij de beantwoording van deze vraag neemt de militaire kamer het volgende in aanmerking. Tussen het moment dat aangeefster wakker werd toen verdachte op haar kwam zitten en het moment dat de seksuele handelingen werden gepleegd, heeft aangeefster aan verdachte gevraagd “wat doe je”. Ook heeft ze weerstand geboden door met haar hoofd heen en weer te zwiepen toen verdachte haar in haar nek kuste, omdat ze dacht dat hij op zoek was naar haar mond. Daarnaast kan aangeefster de handelingen van verdachte erg precies omschrijven, en heeft ze verder geen uitspraken gedaan die erop wijzen dat ze zich in een situatie van halfslaap of in een sluimertoestand bevond ten tijde van de seksuele handelingen.
Deze omstandigheden in aanmerking nemend is de militaire kamer van oordeel dat uit de verklaring van aangeefster niet volgt dat zij zich bevond in een toestand waardoor ze in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde.
Het tenlastegelegde kan hierdoor niet bewezen worden. De militaire kamer zal verdachte dan ook vrijspreken.

3.De beslissing

De rechtbank:

Spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Gilhuis (voorzitter) en mr. J. Barrau, rechters, en Luitenant-kolonel mr. C.E.W. van de Sande, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. L. Ruizendaal-van der Veen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 oktober 2017.