ECLI:NL:RBGEL:2017:5194

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 oktober 2017
Publicatiedatum
6 oktober 2017
Zaaknummer
05/720195-17 en 05/720249-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man uit Emmerich voor diefstal, schennis van de eerbaarheid en opzetheling

Op 6 oktober 2017 heeft de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 35-jarige man uit Emmerich. De man werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden voor het plegen van meerdere strafbare feiten, waaronder het rijden in een gestolen auto, het tonen van zijn geslachtsdeel aan twee jonge vrouwen op straat, en de diefstal van een quad. De rechtbank oordeelde dat deze feiten ernstige inbreuken op de veiligheid en de eerbaarheid van de samenleving vormden. De man had een aanzienlijk strafblad, wat de rechtbank meebracht in haar overwegingen. Hij werd vrijgesproken van de diefstal met geweld van een auto wegens onvoldoende bewijs. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen, proces-verbaal van aangifte, en de verklaring van de verdachte zelf. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan schennis van de eerbaarheid en opzetheling, maar niet aan de diefstal met geweld. De opgelegde straf was in lijn met de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers : 05/720195-17 en 05/720249-16 (gevoegd ter terechtzitting)
Datum uitspraak : 6 oktober 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] , thans gedetineerd te P.I. HvB Grave (Unit A + B) te Grave,
raadsman: mr. W. Hendrickx, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 september 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

05/720195-17
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 06 juni 2017 te Lengel, gemeente Montferland, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning/garage, gelegen aan de [adres 2] , heeft weggenomen:
-een paar autosleutels (behorende bij een auto, merk Citroen, type [type 3] [type 4] , kleur [kleur 1] , gekentekend [kenteken 1] ),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] en/of [naam 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen autosleutels onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 06 juni 2017 te Lengel, gemeente Montferland, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een garage, gelegen aan de [adres 2] , heeft weggenomen:
-een auto, merk Citroen, type [type 3] [type 4] , kleur [kleur 1] (gekentekend [kenteken 1] ),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] en/of [naam 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking, inklimming en/of die auto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruik te maken van de bij die auto behorende (reserve)sleutel (welke verdachte bij gelegenheid van een inbraak zich wederrechtelijk heeft toegeëigend) welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte - gezeten in voornoemde auto - :
-die [naam 2] heeft aangereden/omvergereden (toen die [naam 2] zich aan de rechterkant van de auto bevond en het bijrijdersportier wilde openen teneinde te voorkomen dat zijn auto gestolen zou worden), terwijl hij, verdachte, de auto met flinke vaart en/of geweld (achteruit) uit de garage reed/stuurde;
3.
hij op of omstreeks 08 juni 2017 te Lengel, gemeente Montferland, althans in Nederland, een goed te weten een auto, merk Opel, type [type 2] , kleur [kleur 1] (gekentekend [kenteken 2] ) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 07 juni 2017 te Lengel, gemeente Montferland, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
-een auto, merk Opel, type [type 2] , kleur [kleur 1] (gekentekend [kenteken 2] ),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen auto al dan niet onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking of inklimming;
4.
hij op of omstreeks 06 juni 2017 te Lengel, gemeente Montferland, althans in [geboorteplaats] , althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten, de [straatnaam] door meermalen, althans eenmaal, zijn geslachtsdeel te tonen.
05/720249-16
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 18 augustus 2015 tot en met 19 augustus 2015 te [plaats] , gemeente Oude IJsselstreek, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, een motorvoertuig (quad [merk] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 18 augustus 2015 tot en met 20 augustus 2015 te [plaats] , gemeente Oude IJsselstreek, en/of Didam en/of Westervoort, in elk geval in Nederland, een motorvoertuig (quad [merk] ) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit motorvoertuig wist, dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

05/720195-17 [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging subsidiair vrijspraak bepleit van het geweldselement. Verdachte had volgens de raadsman geen opzet op het toebrengen van letsel aan het slachtoffer. Verder heeft de verdediging vrijspraak bepleit van het onder feit 4 ten laste gelegde, omdat er voor feit 4 enkel subjectief bewijsmateriaal voorhanden is en geen objectief bewijsmateriaal. De raadsman heeft aangevoerd dat de foto’s die gebruikt zijn bij de fotobewijsconfrontaties processtukken zijn die in het procesdossier horen te zitten. De betreffende foto’s bevinden zich echter niet in het dossier. De raadsman heeft hierbij verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 februari 2008, LJN:BG1806. Daarnaast is volgens de raadsman ten onrechte in het proces-verbaal opgenomen dat de raadsman is uitgenodigd voor het bijwonen van de fotobewijsconfrontaties. Verdachte heeft bekend zich schuldig te hebben gemaakt aan de onder feit 3 primair ten laste gelegde opzetheling.
Beoordeling door de rechtbank
Feiten 1, 2 en 4
Op 6 juni 2017 rond 8:00 uur werden uit de garage van de woning aan de [adres 2] in Lengel de [kleur 2] Citroën [type 3] [type 4] met kenteken [kenteken 1] en de bijbehorende autosleutels van benadeelde [naam 1] gestolen. [2] Daarbij is benadeelde door het bijrijdersportier van de Citroën geraakt toen hij probeerde te voorkomen dat de dader weg zou rijden met de Citroën. De dader stopte echter niet en reed met hoge snelheid de garage uit. Benadeelde viel daardoor languit op de grond en heeft daarbij letsel opgelopen. De auto reed zwaar beschadigd en met loshangende voorbumper van de oprit af. [3]
Op 6 juni 2017 rond 10:30 uur zijn drie vrouwen vlak na elkaar op de [straatnaam] in [geboorteplaats] aangesproken door een man vanuit een [kleur 2] auto met veel schade aan de voorzijde (geen kentekenplaat aan de voorzijde, voorbumper er helemaal af). Twee van deze drie vrouwen hebben gezien dat de man zijn geslachtsdeel toonde. Zij hebben verklaard dat deze man zijn geslachtsdeel vast had en er bewegingen mee maakte. [4]
Dezelfde dag, rond 10:50 uur, kregen verbalisanten een melding binnen over een [kleur 2] auto aan de [straat 1] in [geboorteplaats] , waaruit rookontwikkeling kwam. Ter plaatse zagen verbalisanten dat het een [kleur 2] Citroën [type 3] betrof met kenteken [kenteken 1] met forse schade aan de voorzijde en zonder kentekenplaat aan de voorzijde. [5]
Op basis van het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat de aangetroffen auto aan de [straat 1] in [geboorteplaats] de van [naam 2] gestolen auto is. Verder is de rechtbank, gelet op de door de vrouwen specifiek genoemde kenmerken van de auto, van oordeel dat die gestolen auto ook de auto moet zijn van waaruit een man schennis heeft gepleegd aan de [straatnaam] in [geboorteplaats] .
De vraag die de rechtbank vervolgens zal beantwoorden is de vraag of het verdachte was die zich schuldig heeft gemaakt aan schennis van de eerbaarheid op 6 juni 2017, zoals ten laste gelegd onder feit 4.
Naar aanleiding van fotobewijsconfrontaties met de drie vrouwen die zijn lastig gevallen aan de [straatnaam] , hebben twee van die drie vrouwen verdachte herkend als zijnde de man die hen heeft lastig gevallen. [6] De derde vrouw verklaarde dat zij bij het bekijken van de foto’s enkel heeft gelet op een man met een spleetje tussen zijn voortanden en een moedervlek op zijn wang. Die kenmerken waren echter niet waar te nemen op de politiefoto’s.
De raadsman heeft aangevoerd dat de foto’s die gebruikt zijn bij de fotobewijsconfrontaties processtukken zijn die in het dossier hadden moeten worden opgenomen. De rechtbank overweegt dat blijkens het processen-verbaal van bevindingen betreffende de fotobewijsconfrontaties de kantoorgenoot van de raadsman in de gelegenheid is gesteld om de getoonde fotoselecties in te zien, maar daar geen gebruik van heeft gemaakt. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan hetgeen is opgeschreven in de ambtsedig opgemaakte processen-verbaal. De rechtbank overweegt verder dat de gebruikte foto’s niet standaard aan het dossier worden toegevoegd. Verwezen wordt naar het arrest van het Gerechtshof Den Haag van 6 maart 2015, nummer 22/004173-14 (zie ECLI:NL:PHR:2016:353 en Hoge Raad, ECLI:NL:HR:2016:858).
Van het telefoonnummer van verdachte zijn de historische mastgegevens opgevraagd. Uit deze gegevens volgt dat het telefoonnummer van verdachte op 6 juni 2017 rond 9:30 uur een mast aanstraalde die 4,1 kilometer verwijderd is van de locatie van de schennis van de eerbaarheid. Verder volgt uit de gegevens dat het telefoonnummer van verdachte op 6 juni 2017 om 10:48 uur een mast aanstraalde die 1,1 kilometer verwijderd is van de locatie van de rokende [kleur 2] auto. [7] De rechtbank leidt uit deze gegevens af dat verdachte zich een uur voor de schennis van de eerbaarheid in de buurt van [straatnaam] in [geboorteplaats] bevond en dat hij ook in de buurt was van de aangetroffen auto van waaruit die schennis van de eerbaarheid werd gepleegd.
Op basis van de herkenningen van verdachte door twee vrouwen en op basis van de conclusie die de rechtbank heeft getrokken uit de historische mastgegevens, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt schennis van de eerbaarheid, zoals ten laste gelegd onder feit 4.
Ten slotte zal de rechtbank de vraag beantwoorden of het verdachte was die zich heeft schuldig gemaakt aan de diefstal met geweld van de Citroën [type 3] [type 4] en diefstal van de bijbehorende autosleutels op 6 juni 2017, zoals ten laste gelegd onder de feiten 1 en 2.
Verdachte heeft in zijn verhoor in het kader van de inbewaringstelling verklaard dat hij ten tijde van de diefstal van de Citroën [type 3] [type 4] en de bijbehorende autosleutels gewoon thuis was. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij ten tijde van de diefstal bij een vriend in Gendringen was. Verder heeft verdachte op 6 juni 2017 om 8:30 uur een WhatsApp gestuurd die inhoudt dat hij op dat moment in Kilder was.
Verbalisanten hebben benadeelde [naam 2] en twee getuigen van het incident, [getuige 1] en [getuige 2] , een foto getoond van verdachte. Benadeelde [naam 2] heeft daarop verklaard dat de man op de foto verdacht veel lijkt op de dader. Getuige [getuige 1] heeft rond 7:15 uur een voor haar onbekend persoon op de inrit naar een loods van de woning schuin tegenover haar woning aan de [adres 3] zien lopen. Zij heeft de man op de foto voor 99% herkend als zijnde die onbekende persoon. Getuige [getuige 2] heeft rond 8:15 uur een [kleur 2] Citroën [type 3] [type 4] met piepende banden zien wegrijden uit de [straat 2] . Zij denkt niet dat de man op de foto de persoon is die ze in die auto heeft zien wegrijden.
Zoals hiervoor reeds uiteengezet is het verdachte geweest die enkele uren na de diefstal van de Citroën [type 3] als bestuurder van deze auto in [geboorteplaats] schennis heeft gepleegd. De vraag is of met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat het ook verdachte moet zijn geweest die die auto heeft gestolen.
De rechtbank overweegt dat, gelet op het tijdsverloop tussen het moment van de diefstal van de auto en het moment waarop in [geboorteplaats] de schennis wordt gepleegd in deze auto, niet kan worden uitgesloten dat verdachte eerst na de diefstal de beschikking heeft gekregen over deze auto. Voorts heeft benadeelde [naam 2] noch getuige [getuige 2] verdachte (volledig) herkend als degene die de diefstal heeft gepleegd, waarbij de rechtbank meeweegt dat aan hun slechts één foto – die van verdachte – ter vergelijking is voorgelegd. Getuige [getuige 1] heeft verdachte weliswaar herkend, maar uit haar verklaring volgt dat zij verdachte omstreeks 7.15 uur heeft gezien in de buurt van de woning van aangever [naam 2] , terwijl de inbraak rond 8.00 uur is gepleegd.
Verdachte heeft weliswaar wisselend verklaard over waar hij was op het moment van de diefstal, maar de rechtbank heeft op basis van het dossier onvoldoende aanknopingspunten om verdachte op de plaats delict te plaatsen. Nader forensisch bewijs, zoals bijvoorbeeld DNA-sporen, ontbreekt.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet (met voldoende mate van zekerheid) kan worden vastgesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal met geweld van de Citroën [type 3] [type 4] en diefstal van de bijbehorende autosleutels. Anders gezegd: het wettig bewijs daarvoor ontbreekt. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het ten laste gelegde onder de feiten 1 en 2.
Feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] , p. 18-19;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 158-161;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 september 2017.
05/720249-16 [8]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde diefstal. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat de quad die verdachte onder zich had niet de quad betrof waarvan aangifte is gedaan door [slachtoffer] . Verdachte heeft dat reeds verklaard in zijn politieverhoor, maar er is geen nader onderzoek gedaan.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij zijn quad op 18 augustus 2015 om 19:00 uur achtergelaten heeft op zijn erf in [plaats] . Op 19 augustus 2015 om 20:00 uur constateerde hij dat de quad verdwenen was van zijn erf. De quad is een oranje [merk] 8 inch semi automaat 125cc. Als bijzonderheden heeft aangever opgegeven dat op de quad paardenstickers en bloemslingers zitten. [9]
Op 19 augustus 2015 om 05:30 uur heeft verbalisant verdachte aangetroffen in Didam, terwijl hij een quad duwde. Verbalisant zag dat op de voorkappen van de quad “ [tekst] ” stond. Daarnaast zag hij dat er rondom de quad meerdere kleine touwtjes hingen met daaraan restanten van bloemen, dan wel ballonnen. Op de kap voorop de quad zag verbalisant een afbeelding van twee paarden. [10] Van de quad die verdachte bij zich had, hebben verbalisanten foto’s gemaakt en die foto’s zijn getoond aan aangever. Aangever heeft op die foto’s zijn quad herkend. [11]
De telefoon van verdachte is inbeslaggenomen en onderzocht. Op de telefoon van verdachte is een foto aangetroffen van een quad, die gemaakt is op 19 augustus 2015 om 19:32 uur. [12] Verdachte heeft verklaard dat hij die foto genomen heeft en dat dat de quad is waarmee de verbalisanten hem hebben gezien op 19 augustus rond 05.30 uur. [13] Verdachte heeft verder verklaard dat de quad waarmee hij is aangetroffen een pook heeft voor het schakelen, dus geen semi automatic quad is. Daarnaast zou de quad waarmee verdachte aangetroffen is geen 125cc zijn, omdat het een eencilinder was.
De rechtbank is op basis van het vorenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde diefstal van de quad van aangever [slachtoffer] . De rechtbank gaat dan ook voorbij aan de verklaring van verdachte dat de quad die hij onder zich had niet de gestolen quad zou betreffen. Aangever heeft zeer specifieke kenmerken van zijn quad benoemd in zijn aangifte die overeenkomen met de kenmerken van de quad die verdachte bij zich had. Nu verdachte met de quad is aangetroffen vlak nadat aangever constateerde dat zijn quad van zijn erf was verdwenen en verdachte vlak voor die constatering een foto heeft gemaakt van de quad, is de rechtbank van oordeel dat het verdachte moet zijn die de quad gestolen heeft.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 05/720195-17 feit 3 primair en 4 en het onder parketnummer 05/720249-16 primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
05/720195-17
3.
hij op
of omstreeks 08 juni 2017
te Lengel, gemeente Montferland, althansin Nederland, een goed te weten een auto, merk Opel, type [type 2] , kleur [kleur 1] (gekentekend [kenteken 2] ) heeft
verworven,voorhanden gehad,
en/of overgedragen,terwijl hij ten tijde van
de verwerving ofhet voorhanden krijgen van dit goed wist
, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden,dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
hij op
of omstreeks 06 juni 2017
te Lengel, gemeente Montferland, althansin [geboorteplaats]
, althans in Nederland, meermalen
, althans eenmaal,de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten, de [straatnaam] door meermalen
, althans eenmaal,zijn geslachtsdeel te tonen.
05/720249-16
hij in
of omstreeksde periode van 18 augustus 2015 tot en met 19 augustus 2015 te [plaats] , gemeente Oude IJsselstreek, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, een motorvoertuig (quad [merk] ),
in elk geval enig goed,geheel
of ten deletoebehorende aan [slachtoffer]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

05/720195-17
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 3:
Opzetheling
Ten aanzien van feit 4:
Schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, meermalen gepleegd.
05/720249-16
Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 05/720195-17 feit 1, 2, 3 primair en 4 ten laste gelegde en het onder parketnummer 05/720249-16 primair ten laste gelegde, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar, met aftrek van het voorarrest. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat afstraffen de enige mogelijkheid is, gelet op de documentatie van verdachte en het reclasseringsrapport dat is opgemaakt ten behoeve van de voorgeleiding bij de rechter-commissaris.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 05/720249-16 heeft de verdediging aangevoerd dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is en dat het onder dat parketnummer ten laste gelegde feit onderdeel was van een grotere zaak. De verdediging heeft de rechtbank gevraagd daarmee rekening te houden bij de strafmaat.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 14 augustus 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, ten behoeve van de voorgeleiding bij de rechter-commissaris, gedateerd 11 juni 2017;
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verschillende strafbare feiten. Hij heeft gereden in een auto, terwijl hij wist dat die auto van diefstal afkomstig was. Verder heeft hij de eerbaarheid geschonden door meerdere malen zijn blote geslachtsdeel te tonen aan twee willekeurige jonge vrouwen midden op straat. De jonge vrouwen zijn blijkens hun verklaringen erg geschrokken van het feit dat een man op klaarlichte dag vanuit zijn auto hen aanriep om vervolgens zijn geslachtsdeel te laten zien. Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een quad. De rechtbank acht dit ernstige strafbare feiten die het gevoel van veiligheid in de samenleving aantasten.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met het omvangrijke strafblad van verdachte. Verdachte is al meermaals veroordeeld tot zowel voorwaardelijke als onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. Deze straffen hebben verdachte er echter niet van kunnen weerhouden opnieuw de fout in te gaan. De reclassering heeft voor de rechtszitting geen rapport opgemaakt vanwege de gesloten houding van verdachte. De rechtbank ziet dan ook geen andere mogelijkheid dan om verdachte “kaal af te straffen” voor zijn daden.
De ernst van de feiten en de omvang van het strafblad van verdachte rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ten aanzien van het bewezenverklaarde feit onder parketnummer 05/720249-16 rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
05/720195-17
[naam 1]
De benadeelde partij [naam 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het de feiten 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Gevorderd wordt een bedrag van € 8.490,07.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij tot betaling van het bedrag van € 8.490,07 toe te wijzen, met de wettelijke rente vanaf 6 juni 2017, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 77 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft “zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank”.
Beoordeling door de rechtbank
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu verdachte zal worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
[naam 3]
De benadeelde partij [naam 3] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 3 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 582,90.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij tot betaling van het bedrag van € 582,90 toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 juni 2017, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 11 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair “gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank”. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat indien de rechtbank het onder feit 3 primair ten laste gelegde bewezen verklaart, de schade niet in causaal verband staat met het strafbare handelen van verdachte. In dat geval dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
Beoordeling door de rechtbank
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu er geen rechtstreeks causaal verband is tussen de schade van de benadeelde partij en het onder feit 3 bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
05/720249-16
[slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 550,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot betaling van het bedrag van € 550,- toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2015, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 11 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering indien de rechtbank het subsidiair ten laste gelegde bewezen verklaart. De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de inhoud van de vordering.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is daarom voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank ziet aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 19 augustus 2015.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 57, 63, 239, 310 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder parketnummer 05/720195-17 1 en 2 ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen wat verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen
 verklaart de
benadeelde partij [naam 1] niet-ontvankelijkin haar vordering;
 verklaart de
benadeelde partij [naam 3] niet-ontvankelijkin haar vordering;
 veroordeelt verdachte ten aanzien van parketnummer 05/720249-16 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer]van een bedrag van
€ 550,- (vijfhonderdvijftig euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag
te betalen van € 550,- (vijfhonderdvijftig euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 11 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien en voor zover veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. Cenik (voorzitter), mr. A. Tegelaar en mr. S.A. van Hoof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Damme, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 oktober 2017.
Mr. Tegelaar is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] van de politie
2.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] namens benadeelde [naam 1] , p. 22-23; het proces-verbaal van verhoor van benadeelde [naam 1] , p. 27-28.
3.Het proces-verbaal van verhoor van benadeelde [naam 1] , p. 28-29.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , p. 91; het proces-verbaal van verhoor getuige
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 100.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 106-108; het proces-verbaal van bevindingen, p. 109; het proces-verbaal van bevindingen, p. 110-112; het proces-verbaal van bevindingen, p. 113.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 124.
8.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015466967, gesloten op 20 november 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
9.Afschrift van aangifte van [slachtoffer] , p. 484.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 487.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 488; het proces-verbaal van bevindingen, p. 505.
12.Bijlage 1, p. 519.
13.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 518; de verklaring van verdachte ter terechtzitting van