Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
[veroordeelde]
De procedure
met drie maandenvan de bij vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank d.d. 3 september 2012 opgelegde maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met betrekking tot:
[veroordeelde]
Het verloop van de procedure
De standpunten
de deskundigehet advies toegelicht. Voor [veroordeelde] moest eerder dan verwacht een dagbesteding gevonden worden omdat de school in de zomer eerder eindigde dan verwacht. [veroordeelde] kreeg een time-out in juni 2017, voor het niet hebben van een dagbesteding. Voor de dagbesteding die later werd gevonden (fabriekswerk) heeft [veroordeelde] zich matig ingezet.
De afgelopen twee weken is [veroordeelde] naar zijn opleiding ( [naam opleiding] ) gegaan. Dat gaat goed, hij is gemotiveerd. Maar omdat het traject van [veroordeelde] de laatste tijd met ups en downs is gegaan, en omdat [veroordeelde] pas nét is begonnen met zijn studie, adviseert de deskundige toch een verlenging met drie maanden. Zij twijfelt wel of [veroordeelde] dan nog gemotiveerd is. De voorwaarden uit het rapport van [naam] kunnen worden opgenomen als toch voorwaardelijk zou worden beëindigd.
officier van justitiemerkt op dat [veroordeelde] de afgelopen periode een stijgende lijn heeft laten zien maar ze blijft van mening dat er onvoldoende basis is om nu tot een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ maatregel te komen. Tijdens het Scholings- en Trainings programma (STP) was de focus vooral gericht op het vinden van dagbesteding. [veroordeelde] heeft steken laten vallen. Hij is nu bezig met een nieuwe studie die veel van hem vergt. Het is pril. Er is onvoldoende zicht op hoe dat zal gaan verlopen.
De overwegingen van de raadkamer
[naam] heeft in het advies beschreven dat [veroordeelde] vaker dan voorheen om hulp vraagt en dat hij verantwoordelijkheden beter oppakt. Dat [veroordeelde] niet altijd aan interventies heeft meegewerkt, is toegelicht maar de raadkamer ziet dit zorgpunt evenmin als iets wat direct voor het risico op (gewelds-)recidive van toepassing is.
De beslissing
- betrokkene zal zich gedurende de voorwaardelijke beëindiging niet schuldig maken aan een strafbaar feit;
- betrokkene zal medewerking verlenen aan het toezicht van Reclassering Nederland;
- betrokkene zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- betrokkene zal zich melden bij Reclassering Nederland, indien en zo lang als Reclassering Nederland dit nodig acht;
- betrokkene zal zich onthouden van alcohol en drugs en gaat niet gokken en zal indien Reclassering Nederland dit nodig acht behandeling ondergaan bij BoumanGGZ of een dergelijke instelling;
- betrokkene zal ambulante behandeling bij een GGZ-instelling zoals de Waag of het Dok volgen, indien Reclassering Nederland dit nodig acht;
- betrokkene zal niet op een ander adres gaan wonen zonder overleg en afstemming met Reclassering Nederland;
- betrokkene blijft zorg dragen voor een structurele dagbesteding; hij volgt een opleiding aan een Hoge School en zal niet zonder overleg met Reclassering Nederland van dagbesteding veranderen;
- betrokkene vraagt hulp wanneer zijn zaak in de media besproken wordt en/of wanneer hij door anderen herkend wordt;
- betrokkene geeft inzage in zijn sociale netwerk aan Reclassering Nederland;
- betrokkene geeft inzage in zijn financiën en blijft zorg dragen voor stabiele financiën.