ECLI:NL:RBGEL:2017:4255

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 april 2017
Publicatiedatum
15 augustus 2017
Zaaknummer
315132 FZ RK 17-281
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot doorhaling aantekening gezamenlijke gezagsuitoefening in het gezagsregister na misbruik van DigiD-gegevens

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 20 april 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot doorhaling van een aantekening in het gezagsregister betreffende gezamenlijke gezagsuitoefening over een minderjarige. De vader en moeder van het kind, geboren in 2016, hebben een affectieve relatie gehad. De vader heeft het kind erkend met toestemming van de moeder. De moeder heeft echter betwist dat het gezamenlijk gezag op beider verzoek is aangetekend, en stelt dat de vader misbruik heeft gemaakt van haar DigiD-gegevens om het gezamenlijk gezag aan te vragen zonder haar toestemming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader inderdaad de DigiD-gegevens van de moeder heeft gebruikt om het gezamenlijk gezag digitaal aan te vragen, en dat de moeder dit verzoek niet heeft gedaan. De rechtbank oordeelt dat niet is komen vast te staan dat het gezamenlijk gezag op beider verzoek is aangetekend, en heeft het verzoek van de moeder om de aantekening in het gezagsregister door te halen toegewezen. Het verzoek van de vader om eenhoofdig gezag over het kind is aangehouden in afwachting van een raadsonderzoek. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om onderzoek te doen naar de situatie van het kind en de mogelijkheden voor een omgangsregeling tussen het kind en de vader. De rechtbank heeft de beslissing over het verzoek aanhouden tot de pro forma terechtzitting op 20 september 2017.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: 315132 FZ RK 17-281
beschikking van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken d.d. 20 april 2017
in de zaak van:

[vader],

verder te noemen de vader,
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. T. Venneman te Den Haag,
e n

[moeder],

verder te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. A.M. Veldhuis te Doetinchem.

Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 1 februari 2017;
  • het journaalbericht met bijlage van mr. Venneman van 9 maart 2017;
  • het verweerschrift tevens houdend zelfstandig verzoek met bijlagen, ingekomen op 16 maart 2017;
  • het proces-verbaal van de behandeling ter terechtzitting op 3 april 2017.

De feiten

Uit de affectieve relatie van de vader en de moeder is geboren:
[kind], geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats].
De vader heeft [kind] met toestemming van de moeder op 4 oktober 2016 erkend.
Blijkens de aantekening van de griffier van de rechtbank Den Haag van 2 november 2016 in het gezagsregister oefenen de vader en de moeder gezamenlijk het ouderlijk gezag over [kind] uit.

Het verzoek en het verweer tevens houdend zelfstandig verzoek

De vader verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • primair de vader alleen met het gezag over [kind] te belasten en/of het gezag van de moeder te schorsen en/of beëindigen;
  • subsidiair te bepalen dat [kind] zijn gewone verblijfplaats in [plaats] heeft bij de vader;
  • meer subsidiair te bepalen dat [kind] zijn woonplaats in [plaats] heeft, de moeder gehouden is om in [plaats] te wonen met [kind] en daarbij een zorgregeling vast te stellen als omschreven onder punt 13 van het verzoekschrift, althans een zorgregeling vast te stellen die de rechtbank juist acht op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag dat de moeder zich niet aan de uitspraak houdt;
  • kosten rechtens.
De moeder verzoekt de rechtbank de verzoeken van de vader af te wijzen en als zelfstandig tegenverzoek:
  • primair te bekrachtigen dat sprake is van eenhoofdig gezag van de moeder subsidiair het gezamenlijk gezag te wijzigen en de moeder alleen met het gezag over [kind] te belasten;
  • een raadsonderzoek te gelasten om te onderzoeken of omgang in het belang is van [kind] en hoe een regeling er dan uit zou moeten zien.
Op de nadere standpunten van partijen zal, voor zover voor de beoordeling van belang, hierna worden ingegaan.

De beoordeling

gezag

Namens de moeder is ter zitting naar voren gebracht dat haar verzoek ten aanzien van het gezag zo moet worden gelezen, dat zij verzoekt om doorhaling van de aantekening betreffende de gezamenlijke gezagsuitoefening over [kind] in het gezagsregister. De rechtbank vat haar verzoek derhalve aldus op.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:252 van het Burgerlijk Wetboek (BW) oefenen ouders die niet met elkaar zijn gehuwd of een geregistreerd partnerschap met elkaar zijn aangegaan het gezag over hun minderjarige kinderen gezamenlijk uit, indien dit op hun beider verzoek in het register, bedoeld in artikel 1:244 BW, is aangetekend. Sinds 15 juli 2013 kunnen ouders het gezamenlijk gezag ook digitaal aanvragen. Tussen partijen is in geschil of zij het hiervoor genoemde verzoek gezamenlijk hebben gedaan.
De moeder heeft daartoe naar voren gebracht dat zij op 28 oktober 2016 onder politiebegeleiding de woning heeft verlaten met [kind] en is vertrokken naar een “Blijf van mijn Lijfhuis”. Zij betwist toestemming te hebben gegeven aan de vader voor het aanvragen van gezamenlijk gezag. De moeder heeft haar DigiD-gegevens opgevraagd bij de vader in verband met het aanvragen van toeslagen, maar de vader heeft daar misbruik van gemaakt en met de DigiD-gegevens het gezamenlijk gezag aangevraagd. De moeder heeft aangifte gedaan van valsheid in geschrifte.
De vader betwist de stellingen van de moeder en stelt dat zij hem via Whatsapp heeft verzocht om haar DigiD-gegevens op te zoeken en dat zij telefonisch heeft verzocht het gezamenlijk gezag aan te vragen. Vervolgens heeft hij dit gedaan door gebruikmaking van haar DigiD-gegevens.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is komen vast te staan dat de vader met gebruikmaking van de DigiD-gegevens van de moeder het gezamenlijk gezag digitaal heeft aangevraagd. Voorts is niet in geschil dat de moeder de vader heeft verzocht haar DigiD-gegevens, die nog in de woning lagen, voor haar op te zoeken.
De rechtbank is echter van oordeel dat de vader tegenover de gemotiveerde betwisting van de moeder onvoldoende heeft aangevoerd ter onderbouwing van zijn stelling dat de moeder hem telefonisch heeft verzocht het gezamenlijk gezag aan te vragen. De moeder heeft verklaard dat zij haar DigiD-gegevens nodig had voor het aanvragen van de benodigde toeslagen. Daar komt nog bij dat de moeder enkele dagen daarvoor aangifte heeft gedaan van mishandeling, onder politiebegeleiding de vader heeft verlaten en naar een Blijf van mijn Lijfhuis is gegaan. De rechtbank acht het zeer onaannemelijk dat de moeder in die situatie toestemming heeft gegeven aan de vader om gezamenlijk gezag over [kind] aan te vragen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat het gezamenlijk gezag van partijen over [kind] op beider verzoek in het gezagsregister is aangetekend. Dit leidt ertoe dat ten onrechte in het gezagsregister is aangetekend dat partijen het gezamenlijk gezag over [kind] hebben. De rechtbank zal het verzoek van de moeder de griffier te gelasten de aantekening in het gezagsregister van 2 november 2016 door te halen, toewijzen.
Het verzoek van de vader tot eenhoofdig gezag over [kind] zal de rechtbank aanhouden in verband met het hierna te bepalen raadsonderzoek.

hoofdverblijfplaats en omgangsregeling

De vader heeft ter zitting naar voren gebracht zich ernstige zorgen te maken omtrent [kind]. Hij heeft de moeder leren kennen in een afkickkliniek, waar de moeder verbleef vanwege haar alcoholverslaving, en hij is door de moeder mishandeld. De moeder is niet in staat om alleen voor [kind] te zorgen. Ook heeft zij [kind] weleens laten vallen. De vader staat open voor een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming en zou graag zien dat dat wordt uitgebreid met een beschermingsonderzoek.
De moeder heeft ter zitting beaamd dat haar verleden niet rooskleurig is, maar dat het momenteel goed gaat met [kind]. Zij heeft intensief contact met de gemeente en krijgt opvoed- en persoonlijke begeleiding. Ook heeft zij contact met Iriszorg om een terugval in haar alcoholproblematiek te voorkomen. De moeder weet dat zij kwetsbaar is en zij wil graag bergopwaarts. De moeder maakt zich zorgen om vader. Hij gebruikt drugs, is agressief en wispelturig en lijkt waanideeën te hebben. Hij probeert via allerlei manieren haar geheime verblijfplaats te achterhalen. Moeder ziet een (begeleide) omgangsregeling op dit moment niet zitten en zij is erg bang dat vader haar probeert te volgen. De moeder zou graag zien dat de Raad voor de Kinderbescherming onderzoek naar eventuele mogelijkheden van contact tussen de vader en [kind]. De moeder betwist dat de vader een groot gedeelte van de zorg voor [kind] op zich heeft genomen, zij is immers al vertrokken toen [kind] vier weken oud was.
Namens de Raad voor de Kinderbescherming is ter zitting een Raadsonderzoek aangeboden. De Raadsvertegenwoordiger heeft naar voren gebracht dat [kind] nog erg jong is en dat goed moet worden gekeken of er mogelijkheden zijn voor contact. Over het algemeen is het bij kinderen van zo’n jonge leeftijd belangrijk dat er snel contactherstel plaatsvindt, maar in dit geval acht de Raad de situatie onvoldoende inzichtelijk. Daarom adviseert de Raad om niet alvast een voorlopige regeling te bepalen.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Gelet op de uiteenlopende standpunten van partijen en de over en weer geuite zorgen, acht de rechtbank zich thans onvoldoende ingelicht om definitief te kunnen beslissen over de onderhavige verzoeken. De rechtbank zal de Raad verzoeken een onderzoek in te stellen naar de hierna geformuleerde vragen. Daarbij zal, gelet op het verzoek van vader daartoe, ook de vraag dienen te worden betrokken of gezamenlijk gezag dan wel eenhoofdig gezag in het belang van [kind] is. Indien en voor zover nodig kan de Raad ook betrekken de vraag of een kinderbeschermingsmaatregel noodzakelijk is. In afwachting van het door de Raad te verrichten onderzoek zal de rechtbank de beslissing op het onderhavige verzoek aanhouden tot de hierna te melden pro forma terechtzitting.
Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende informatie beschikbaar is om te beoordelen of een voorlopige regeling in het belang van [kind] is. De rechtbank zal om die reden niet al op voorhand een voorlopige regeling bepalen.

De beslissing

De rechtbank:
gelast de griffier de aantekening in het gezagsregister van 2 november 2016 met betrekking tot
[kind], geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats], door te halen.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
alvorens verder te beslissen
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming, regio Gelderland, locatie Arnhem, een onderzoek in te stellen en
uiterlijk op 20 september 2017 PRO FORMAte rapporteren en de rechtbank te adviseren over de volgende vragen;
  • Kan gezamenlijk gezag door de ouders dan wel eenhoofdig gezag door vader in het belang van [kind] worden geacht?
  • Welke mogelijkheden zijn er voor een omgangsregeling tussen [kind] en de vader?
  • Zijn er factoren die de omgang belemmeren? Zo ja, welke? Hoe en op welke termijn zijn deze factoren op te heffen?
  • Indien een regeling mogelijk is, hoe dient de omgang in het belang van de [kind] vormgegeven te worden?
verzoekt de raadslieden de rechtbank binnen twee weken na ontvangst van het raadsrapport schriftelijk te reageren op de inhoud van het raadsrapport en zo nodig een standpunt in te nemen over het verdere verloop van de procedure al dan niet onder vermelding van verhinderdata;
houdt iedere verdere ten aanzien van de onderhavige verzoeken aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, rechter, in tegenwoordigheid van mr. N. Postema als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2017.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.