In deze zaak gaat het om een deelgeschil waarbij een fietser, [Verzoekster], ten val komt tijdens wegwerkzaamheden in Ede op 16 oktober 2014. De fietser was op weg naar haar vrijwilligerswerk en moest een spoorwegovergang passeren. Bij de Hakselseweg was het fietspad door een opstaand betonnen randje afgescheiden van de rijbaan. [Verzoekster] probeerde het hekwerk te passeren en viel, waarbij zij een bekkenfractuur opliep en 12 dagen in het ziekenhuis moest verblijven. Na maanden van revalidatie kan zij nu weer zonder hulpmiddelen lopen.
[Verzoekster] heeft de gemeente aansprakelijk gesteld op basis van artikel 6:174 BW, maar de gemeente heeft de aansprakelijkheid afgewezen. De rechtbank heeft de procedure beoordeeld op basis van de ingediende stukken, waaronder het verzoekschrift en het verweerschrift, en heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is om de aansprakelijkheid van de gemeente vast te stellen. De rechtbank concludeert dat de door [Verzoekster] gestelde omstandigheden niet kunnen worden vastgesteld zonder nadere instructie en getuigenverhoren.
De rechtbank heeft het verzoek van [Verzoekster] afgewezen op grond van artikel 1019z Rv, omdat de kans op een vaststellingsovereenkomst niet in verhouding staat tot de benodigde tijd en moeite voor de bewijsvoering. De kosten van de procedure zijn begroot op € 4.677,23, maar de gemeente wordt niet veroordeeld tot betaling omdat niet vaststaat dat zij aansprakelijk is voor de schade. De beschikking is gegeven door mr. S.C.P. Giesen en openbaar uitgesproken op 18 januari 2016.