ECLI:NL:RBGEL:2017:4007

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 juli 2017
Publicatiedatum
28 juli 2017
Zaaknummer
C/05/306939 / HA ZA 16-411
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatieplicht provincie bij afname vervoersvolume Regiotaxi Gelderland

In deze zaak vordert RVC Nederland B.V. compensatie van de Provincie Gelderland vanwege een significante afname van het vervoersvolume van de Regiotaxi Gelderland in 2015. De rechtbank Gelderland heeft op 12 juli 2017 een tussenvonnis uitgesproken waarin de procedure en de feiten rondom de aanbesteding van het callcenter voor de Regiotaxi Gelderland worden uiteengezet. De Provincie Gelderland had in 2011 een Europese aanbestedingsprocedure gestart voor de Regiotaxi, waarbij RVC de opdracht voor het callcenter kreeg. RVC stelt dat de Provincie onzorgvuldig heeft gehandeld door een te hoge prognose van het vervoersvolume te geven, wat heeft geleid tot een daling van meer dan 20% in 2015 ten opzichte van de prognose. De rechtbank oordeelt dat er een compensatieplicht bestaat voor de Provincie, maar dat partijen in overleg moeten treden om de hoogte van de compensatie vast te stellen. De rechtbank benadrukt dat de Provincie niet eenzijdig kan besluiten om geen overleg te voeren, indien er sprake is van een significante daling van het vervoersvolume. De zaak wordt aangehouden om partijen de gelegenheid te geven tot een redelijke compensatieovereenkomst te komen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/306939 / HA ZA 16-411
Vonnis van 12 juli 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RVC NEDERLAND B.V.,
statutair gevestigd te Eibergen, kantoorhoudende te Enschede,
eiseres,
voorheen advocaat mr. G.J. van de Wetering te Deventer (onttrokken),
thans mr. R. van Cooten te Deventer,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
PROVINCIE GELDERLAND,
zetelend te Arnhem,
gedaagde,
advocaat mr. D. van Tilborg te Breda.
Partijen zullen hierna RVC en de Provincie genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 oktober 2016
- het proces-verbaal van comparitie van 21 december 2016
- de akte uitlaten na comparitie aan de zijde van de Provincie van 1 februari 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 19 april 2011 is de Provincie een Europese openbare aanbestedingsprocedure gestart voor “Regiotaxi Gelderland 2013-2015, onderdeel callcenter”. Gunningscriterium is de laagste prijs.
2.2.
In het bij deze aanbesteding behorende bestek is onder meer het volgende opgenomen:
A.1 Achtergrond
Regiotaxi Gelderland is van start gegaan op 1 januari 2007 en heeft zich de afgelopen jaren ontwikkeld tot een gewaardeerde vorm van openbaar vervoer van een kwalitatief hoog niveau. (…)
Regiotaxi Gelderland kenmerkt zich door een scheiding tussen callcenter en vervoer. Het callcenter is voor regiotaxi Gelderland verantwoordelijk voor de ritaanname, rittoedeling, rituitgifte, de informatievoorziening aan de reiziger onder andere bij de afstemming tussen Regiotaxi Gelderland en het reguliere openbaar vervoer. De vervoerder is verantwoordelijk voor de planning en de uitvoering van de ritten. (…)
Het callcenter en vervoer worden tegelijk aanbesteed. Inschrijvers op het bestek callcenter mogen ook inschrijven op het bestek vervoer. In eerste instantie worden de vervoerspercelen gegund. De partij die het vervoer van één of meerdere percelen gegund krijgt, wordt uitgesloten voor de gunning van het callcenter.
A.4 Perceelindeling
Met ingang van 1 januari 2013 treden de volgende veranderingen of wijzigingen op in de perceelindeling ten opzichte van de huidige contracten:
(…)
Deze ontwikkelingen leiden tot de volgende vervoerspercelen:
 Achterhoek;
 De Vallei;
 Rivierenland;
 Noord Veluwe;
 Stedendriehoek.
In bijlage 4 is een indeling opgenomen van de gemeenten per vervoersperceel.
Dit bestek beschrijft aan welke eisen het callcenter van Regiotaxi Gelderland moet voldoen en hoe de provincie en het callcenter tijdens de looptijd van het contract samen zullen werken aan de ontwikkeling van het vervoersproduct.
B.1.8 Onvolkomen- of tegenstrijdigheden
Dit bestek met alle bijbehorende bijlagen is met zorg samengesteld. Mocht u desondanks tegenstrijdigheden en/of onvolkomenheden tegenkomen, dan moet u de opdrachtgever hiervan zonder uitstel, en in elk geval vóór inschrijving, schriftelijk op de hoogte stellen op het in dit hoofdstuk vermelde emailadres. Als naderhand blijkt dat dit bestek tegenstrijdigheden en/of onvolkomenheden bevat en deze niet door inschrijvers zijn opgemerkt, is de door de opdrachtgever gegeven interpretatie van het bestek doorslaggevend. De eventuele (nadelige) gevolgen hiervan komen voor risico van de inschrijver.
Overeenkomstig de rechtspraak ter zake moeten (potentiële) inschrijvers tijdens de aanbestedingsprocedure een proactieve houding hebben en moeten zij vooraf tegen eventuele onduidelijkheden en onvolkomenheden opkomen, zodat de aanbestedingsdocumenten zo nodig nog bijgesteld kunnen worden in de aanbestedingsfase. Als een (potentiële) inschrijver eventuele bezwaren, onduidelijkheden of onvolkomenheden niet zonder uitstel na ontvangst van het betreffende aanbestedingsdocument – doch in ieder geval vóór het einde van de inschrijvingstermijn – aan de opdrachtgever meldt, verspeelt de (potentiële) inschrijver daarmee zijn belang om hiertegen in een later stadium bezwaar te maken.
B.2 Beoordelingsprocedure inschrijvingen
Eerst worden de vervoerspercelen beoordeeld en gegund. Inschrijvers die een vervoersperceel gegund krijgen, worden uitgesloten van de beoordelingsprocedure van het perceel callcenter.
C Programma van Eisen callcenter Regiotaxi Gelderland
Dit Programma van Eisen beschrijft de eisen waaraan het callcenter van Regiotaxi Gelderland dient te voldoen.
C.2 Ontwikkelingen
Deze paragraaf beschrijft een aantal ontwikkelingen binnen regiotaxi Gelderland gedurende de contractperiode die invloed kunnen hebben op het vervoersvolume. Vervoerder(s) en callcenter dienen tijdens de looptijd van het contract rekening te houden met deze ontwikkelingen.
C.2.1 Beheersbaarheid vervoersvolume
Het beheersen van het vervoersvolume is een belangrijke uitdaging voor de opdrachtgever en gemeenten. Dit zal met name plaatsvinden door maatregelen van gemeenten op het gebied van hun Wmo-beleid en door de integratie van Regiotaxi in het gewone openbaar vervoer. Voor zowel de opdrachtgever als gemeenten geldt dat in ieder geval niet meer budget beschikbaar is. Beschikbare budgetten en het aanbestedingsresultaat zullen leidend zijn voor het vervoersvolume dat de gemeenten en opdrachtgever afnemen. Niet uitgesloten is dat deze budgetten in de toekomst door bezuinigingen verder naar beneden worden bijgesteld.
Algemeen
Als basis is het vervoersvolume 2008-2011 per perceel beschikbaar (bijlage 2). De opdrachtgever behoudt zich het recht voor om gedurende de contractperiode het vervoer te beperken dan wel uit te breiden, danwel maatregelen te nemen die indirect leiden tot een beperking danwel uitbreiding van het vervoersvolume. De directe aanleiding hiervoor kan ontstaan door wijzigingen in wet- en regelgeving, jurisprudentie of de financiële situatie van gemeenten of opdrachtgever. Dit kan gevolgen hebben voor bijvoorbeeld de reizigersgroepen die gebruik mogen maken van Regiotaxi Gelderland, de reikwijdte van het vervoer, openingstijden, het aantal toegekende zones/kilometers per reiziger.
Onder andere de volgende ontwikkelingen kunnen invloed hebben op het vervoersvolume:
Gemeentelijk Wmo-beleid
(…)
Provinciaal beleid
(…)
Vervoersvolume
Op basis van de hiervoor genoemde ontwikkelingen dienen vervoerder(s) en callcenter in 2013 rekening te houden met een daling van het vervoersvolume ten opzichte van de gerealiseerde volumes. Per perceel is in bijlage 2 ter indicatie aangegeven met welk vervoersvolume in 2013 inschrijvers rekening moeten houden. Inschrijvers kunnen aan de vervoersvolumes en indicaties geen rechten ontlenen.
Een aantal maatregelen wordt door gemeenten en opdrachtgever al in 2011/2012 ingevoerd. Na gunning ontvangen vervoerders en callcenter een actueel overzicht van de maatregelen die gemeenten en opdrachtgever hebben genomen en die zij nog gaan nemen.
De opdrachtgever is zich ervan bewust dat te nemen maatregelen flexibiliteit en aanpassingsvermogen vraagt van vervoerder(s) en callcenter. De opdrachtgever zorgt na gunning en tijdens de contractperiode voor continue afstemming met en tussen vervoerder(s) en callcenter over de maatregelen die de opdrachtgever en gemeenten nemen. De opdrachtgever stelt uiterlijk drie maanden voor invoering van een maatregel vervoerder(s) en callcenter op de hoogte van die maatregel.
Bij maatregelen die naar verwachting een volume-effect hebben van meer dan 10% op het vervoersvolume in een perceel per jaar geldt een termijn van ten minste zes maanden.
Indien de combinatie van maatregelen leidt tot een afname van het vervoersvolume van meer dan 20% per perceel per jaar, kunnen partijen met elkaar in overleg treden als ze daartoe aanleiding zien. Als referentie geldt voor 2013 de beschreven ontwikkeling per perceel. Daarna geldt als referentie het vervoersvolume in het voorgaande jaar.
C.11.2 Vergoeding aan het callcenter
Het callcenter ontvangt een vergoeding:
 Op basis van het aantal uitgevoerde en declarabele personenritten.(…)
 Op basis van het aantal afgegeven en geregistreerde OV-adviezen. (…)
Een declarabele rit is een verplaatsing van een declarabele reiziger die door het callcenter als rit is ingeboekt, doorgestuurd is aan de vervoerder en ook door de vervoerder is uitgevoerd. Ritten die loosgemeld zijn of zijn geannuleerd, kortom ritten die niet zijn uitgevoerd, zijn niet declarabel.
Een declarabele personenrit is de declarabele rit maal het aantal declarabele reizigers. Een declarabele rit kan meervoudig declarabel zijn.
2.3.
Op 27 januari 2012 is een eerste Nota van Inlichtingen verschenen. Hierin is onder meer de volgende vraag gesteld en door de Provincie beantwoord:
9.
vraag van geïnteresseerde:
U wilt flexibel omgaan met het indexjaar als norm voor het vervoersvolume. Ons voorstel is, om 2013 gedurende de looptijd van het contract te hanteren als indexjaar. Met de door u voorgestelde index kunnen de uitvoerende partijen onevenredig veel benadeeld worden, bijvoorbeeld met 2 opvolgende jaren met 15% daling van volume. Gaat u akkoord met ons voorstel? Zo nee, waarom niet?
antwoord provincie:
De opdrachtgever gaat niet akkoord met dit voorstel. Gemeenten en provincie hebben het verwachte vervoervolume geschetst op basis van huidige inzichten en maatregelen die zij gaan nemen en die het vervoervolume beïnvloeden. De opdrachtgever past deze passage aan: ‘Indien de combinatie van maatregelen gedurende de eerste drie contractjaren leidt tot een afname van het vervoersvolume per jaar van meer dan 20% per perceel, kunnen partijen met elkaar in overleg treden als ze daartoe aanleiding zien. Als referentie geldt voor 2013 de beschreven ontwikkeling per perceel’. M.a.w. als het vervoervolume niet lager is in enig jaar dan de prognose minus 20% kan een inschrijver geen aanspraak maken op compensatie. Het gaat dus niet over een maximale afname per jaar. In de opgegeven vervoervolumes is rekening gehouden met het effect van de maatregelen. De opdrachtgever monitort de ontwikkelingen in het vervoervolume actief.
2.4.
Op 10 februari 2012 is een tweede Nota van Inlichtingen verschenen.
2.5.
De Provincie heeft vervolgens een werkbestek opgesteld. Dit werkbestek, zo staat vermeld op het voorblad, is een extra service en heeft geen juridische status. In het werkbestek zijn “
zoveel mogelijk de wijzigingen voorkomend uit de Nota’s van Inlichtingen verwerkt”.
2.6.
RVC heeft de opdracht voor de Regiotaxi Gelderland, onderdeel callcenter, gegund gekregen.
2.7.
Op of omstreeks 21 september 2012 heeft RVC met de Provincie de callcenterovereenkomst gesloten. De overeenkomst heeft een looptijd van drie jaar en start op 1 januari 2013.
2.8.
Bij brief van 23 april 2015 heeft de heer [naam directeur] , directeur van RVC, onder meer het volgende aan het beheerbureau Regiotaxi Gelderland bericht:
Zoals besproken komen wij hierbij terug op ons bilateraal overleg van 9 april jl. aangaande bovenvermeld onderwerp (volumedaling Regiotaxi Gelderland,
de rechtbank). Op uw verzoek mailden wij u voorafgaand aan dit overleg een gespecificeerd overzicht van de financiële consequenties voor ons als Regiecentrum van Regiotaxi Gelderland als gevolg van de volumedaling.
(…)
Ook voor ons had en heeft deze extreme volumedaling een aanzienlijke financiële impact, zoals blijkt uit ons gespecificeerde overzicht. Evenals de vervoerders wezen ook wij u al enkele maanden na de startdatum van
1 januari 2013 en daarna nog regelmatig op het ruimschoots achterblijven van het aantal geboekte en uitgevoerde ritten ten opzichte van de in het bestek vermelde aantal ritten. Die werden vóór aanvang zelfs nog door de destijdse manager van uw bureau naar boven bijgesteld, omdat hij juist nog meer ritten verwachtte.
(…) Wij achten dat er voor ons wel degelijk wettelijke gronden zijn om een compensatie af te dwingen.
Zo staat voor ons onmiskenbaar vast dat van een verkeerde veronderstelling van zaken is uitgegaan, namelijk een niet-gerealiseerd volumeniveau. Deze veronderstelling was van doorslaggevend belang bij de beoordeling hoe ons regiecentrum in te richten voor het project Regiotaxi Gelderland en onze bedrijfsvoering daarop verder af te stemmen. Wij zijn van oordeel dat u, door een verkeerde voorstelling van zaken te geven, onzorgvuldig hebt gehandeld en dat mede als gevolg daarvan het financiële nadeel, zoals in ons overzicht gespecificeerd, heeft kunnen ontstaan. Als gevolg hiervan achten wij het aannemelijk dat een vordering gebaseerd op een zogenoemde onrechtmatige daad toegekend zal worden. Destijds gaf u de kans op enige volumedaling wel aan, maar niet van deze extreme omvang. De eerste maanden van dit jaar laten wederom, zoals u kunt vaststellen, een sterke daling zien ten opzichte van 2014.
(…)
Gezien het vorenstaande vinden wij het niet meer dan billijk dat u ons alsnog een compensatievoorstel doet en zien een dergelijk voorstel graag op korte termijn tegemoet om deze kwestie in der minne te kunnen afsluiten.
2.9.
In reactie op voornoemde brief heeft ing. [Naam 1] ) namens de Provincie bij brief van 27 mei 2015 onder meer het volgende aan RVC bericht:
Vanaf 2013 is de provincie als opdrachtgever van de Regiotaxi met u in overleg geweest over de (onvoorziene) daling van het vervoervolume, het aantal calls en de eventueel hierbij behorende vergoeding van de door u aangegeven schade. Wij hebben toen meermalen geconstateerd en aan u gecommuniceerd dat de daling bleef binnen de in het bestek en de nota’s van inlichtingen beschreven risico’s en onzekerheden en dat die derhalve binnen het u komende risico bleef.
(…)
De basis voor uw claim ligt daarbij in het feit dat u van mening bent dat door de provincie (als opdrachtgever) een verkeerde voorstelling van zaken is gegeven en dat daarmee onzorgvuldig zou zijn gehandeld inzake de opgegeven prognose in het bestek, waardoor het callcenter schade heeft geleden. Deze ‘onmiskenbare vaststelling’ zou u recht geven op een schadevergoeding.
Deze stelling is onderbouwd met de feitelijke constatering dat de indicatie/prognose meegegeven in het bestek afwijkt van het in werkelijkheid gerealiseerde volumeniveau. Dit feit alleen vormt echter voor ons onvoldoende grond om de vergaande conclusie te trekken dat vaststaat dat de provincie, bij het opstellen van deze prognose, onzorgvuldig heeft gehandeld en derhalve aangesproken kan worden op de eventueel hieruit volgende schade. Dat dit onvoldoende grond is blijkt ook uit het vonnis van 17 december 2014 van de rechtbank Arnhem ten aanzien van dezelfde door ons opgegeven prognoses bij de vervoerspercelen voor dezelfde periode Regiotaxi als waar uw bestek op ziet. (…)
In het licht van het gewezen vonnis wensen wij niet in te gaan op uw verzoek tot compensatie van de extra kosten in verband met de volumedaling.
2.10.
Bij brief van 3 juli 2015 heeft de advocaat van RVC de Provincie verzocht om binnen veertien dagen te bevestigen dat zij conform hoofdstuk C.2 van het bestek met RVC in overleg zal treden over compensatie en RVC in dat verband een redelijk compensatievoorstel zal doen.
2.11.
Daarop hebben partijen met elkaar gecorrespondeerd en is 15 juli 2015 gekozen als datum om met elkaar in overleg te treden. Partijen zijn het in die correspondentie niet eens geworden of het overleg (ook) dient om te komen tot een redelijke omvang van compensatie.
2.12.
Bij e-mail van 14 juli 2015 heeft de advocaat van RVC de volgende drie vragen aan de Provincie voorgelegd:
1. U stelt dat naar inzicht van de provincie de 20%-drempel niet zou zijn overschreden. Voor in ieder geval de
percelen Rivierenland en Noord-Veluwe staat toch vast dat al vanaf contractjaar 1 de afname van het
vervoersvolume meer dan 20% is en dat die afname nadien alleen nog maar meer is geworden? De provincie
beschikt ook over alle relevante cijfers waaruit dit blijkt. Ik verzoek u mij daarom deugdelijk te motiveren op
grond waarvan de provincie niettemin van mening is dat de 20%-drempel niet zou zijn overschreden.
2. Nog altijd heeft RVC geen antwoord op de bij herhaling gestelde vraag waarom de provincie RVC anders
behandelt dan de vervoerders. Ik verzoek u die vraag alsnog deugdelijk gemotiveerd te beantwoorden.
3. Dat u RVC als redelijke contractspartner tegemoet wilt treden, waardeert RVC uiteraard. Hoe u dat wenst te
doen, maakt u echter niet concreet. Graag verneemt RVC dit voorafgaande aan het overleg, zodat RVC zich
daarop kan voorbereiden en het overleg optimaal benut kan worden.
RVC acht een bespreking meer opportuun wanneer eerst duidelijkheid op deze punten bestaat. RVC stelt daarom voor de bespreking te voeren zo spoedig mogelijk na de zomervakantie, zodat de provincie eerst gelegenheid heeft bovenstaande duidelijkheid te scheppen.
2.13.
Daarop heeft het op 15 juli 2015 geplande gesprek geen doorgang gevonden.
2.14.
Bij e-mail van 21 juli 2015 heeft [Naam 1] onder meer het volgende aan de advocaat van RVC bericht:
Antwoord op vraag 1:
Ten behoeve van het callcenter is er sprake van 1 overeenkomst. Uit onze gegevens blijkt dat alleen in perceel Rivierenland sprake was van een afwijking van iets meer dan 20% van het vervoersvolume in 2013 t.o.v. het vervoersvolume dat opgegeven was in het bestek. Uit deze gegevens blijkt echter ook dat er gemiddeld genomen over alle 5 de vervoerspercelen sprake is van een afname van
9,87%van het vervoersvolume. De in passage C.2 van het bestek genoemde 20%-drempel wordt derhalve niet gehaald.
Antwoord op vraag 2:
Zoals ook al in eerdere gesprekken aan RVC is medegedeeld is het bestek t.b.v. het vervoer Regiotaxi Gelderland verdeeld in 5 separate percelen terwijl het bestek ten behoeve van het callcenter Regiotaxi Gelderland bestaat uit 1 overeenkomst (perceel).
Aangezien er in het werkaanbod ten behoeve van het callcenter nooit een daling van meer dan 20% in enig jaar heeft plaatsgevonden is er sprake van een andere werkelijkheid dan t.o.v. de vervoerders. De werkelijkheid voor het callcenter is dat de daling van het werkvolume binnen de in het bestek genoemde daling van 20%, in ieder geval voor rekening van de opdrachtnemer blijft.
Wellicht ten overvloede; het eventueel overschrijden van de 20% drempel ten gevolge van door of namens opdrachtgever genomen maatregelen genereert een gerechtvaardigde wens tot overleg, geen garantie op compensatie.
Antwoord op vraag 3:
De provincie staat als redelijke contractpartij altijd open om het gesprek aan te gaan. Dit blijkt ook uit het feit dat uw client de afgelopen jaren al diverse malen met het beheersbureau Regiotaxi Gelderland over het onderwerp ‘afname vervoersvolume’ heeft gesproken, terwijl wij hiertoe formeel (passage C.2) niet verplicht zijn / waren. Wij willen echter op voorhand geen uitspraken doen of verwachtingen scheppen over de uitkomst van ons gesprek. Daarenboven valt het ons zwaar te begrijpen waarom onze uitnodiging tot een gesprek niet voldoet aan het begrip redelijke contractpartij. Dat zou u op grond van de bestektekst, de feitelijke vervoervolumes en het rechterlijk vonnis van 17 december 2014 inzake vordering Willemsen de Koning niet moeten verbazen. Wij achten het in het licht van deze feiten een onredelijke wens van uw klant, om van ons, voorafgaand aan een overleg, een aanbod tot compensatie te verwachten dat dan onderwerp van gesprek zou moeten zijn. Dat miskent in hoge mate de feitelijke situatie en zet de verhouding tussen u en de opdrachtgever reeds op voorhand (onnodig) op scherp.
2.15.
De advocaat van RVC heeft bij e-mail van 28 augustus 2015 onder meer het volgende aan de Provincie bericht:
Het Bestek Callcenter (zoals gewijzigd bij nota van inlichtingen) bepaalt: “
Indien de combinatie van maatregelen gedurende de eerste drie contractjaren leidt tot een afname van het vervoersvolume per jaar van meer dan 20%per perceel, kunnen partijen met elkaar in overleg treden als ze daartoe aanleiding zien. Als referentie geldt voor 2013 de beschreven ontwikkelingper perceel.Tot twee keer toe staat dus
in het Bestek Callcenter
per perceel”.Duidelijk is dus dat ook voor het callcenter de volumeafname per perceel moet worden bezien.
RVC heeft opnieuw de verschillen in kaart gebracht tussen de in het bestek gegeven prognose 2013 en de daadwerkelijke volumes in 2013, 2014 en 1e helft 2015. Bijgaand treft u dat aan (in excel en PDF). De geel gekleurde vakken zijn volumedalingen van meer dan 20%. Dat betreft de volgende percelen:
2013
Rivierenland: -35%
Noord-Veluwe: -23%
2014
Rivierenland: -44%
Vallei/Foodvalley: -24%
Noord-Veluwe: -32%
2015 (t/m juni)
Achterhoek: -26%
Stedendriehoek: -22%
Rivierenland: -52%
Vallei/Foodvalley: -38%
Noord-Veluwe: -35%
Er is dus bij veel percelen sprake van meer dan 20% volumedaling. Vanaf 2015 zelfs bij alle vijf percelen. 20% daling is al veel. Maar het loopt in een aantal gevallen zelfs op tot meer dan 30% en 40% of zelfs meer dan 50% volumedaling. Op bovenstaande cijfers zijn de in 2012 geoffreerde prijzen uiteraard niet berekend.
Daarnaast geldt dat ook als een en ander niet per perceel beschouwd zou worden, het totaalvolume in 2014 een daling van 23% kent en in de eerste helft van 2015 van 34% ten opzichte van de besteksprognoses over 2013. Ook in dat geval is dus sprake van (forse) overschrijdingen van de 20% volumedaling.
2.16.
Daarop heeft [Naam 1] bij e-mail van 10 september 2015 onder meer als volgt gereageerd:
Zoals aangegeven in onze mail van 21 juli jl. is er ten behoeve van het callcenter sprake van één overeenkomst waarbinnen alle vervoerspercelen van Regiotaxi Gelderland zitten vervat. Daarnaast dient voor de berekening van de volumeafname het voorgaande jaar als referentiejaar te worden genomen.
Voor een andere onderbouwing van de gesignaleerde afname van 9.87% van het vervoersvolume nodigen wij u nogmaals uit voor een gesprek.
2.17.
Partijen hebben vervolgens nog verschillende malen over en weer met elkaar gecorrespondeerd.
2.18.
Bij e-mail van 3 maart 2016 heeft de advocaat van RVC onder meer het volgende aan de Provincie bericht:
Hoewel voor RVC klip en klaar is hoe die factor 1,05 toegepast moet worden, kan verdere discussie hierover vermeden worden. RVC heeft namelijk het aantal daadwerkelijk gerealiseerde zones over 2013-2015 verzameld, zodat het geprognosticeerde aantal zones voor 2013 vergeleken kan worden met het daadwerkelijke aantal zones in de jaren 2013-2015. Vergelijking daarvan levert een duidelijk beeld op van de volumeafname zonder dat omrekenfactoren nodig zijn. Dit beeld is als volgt:
2013
Rivierenland: -36% (in de vorige berekening was dit -35%)
Noord-Veluwe -27% (in de vorige berekening was dit -23%)
2014
Rivierenland: -45% (in de vorige berekening was dit -44%)
Vallei/Foodvalley: -24% (in de vorige berekening was dit -24%)
Noord-Veluwe: -36% (in de vorige berekening was dit -32%)
2015 (nu geheel 2015)
Achterhoek: -24%
Rivierenland: -51%
Vallei/Foodvalley: -35%
Noord-Veluwe: -41%
Bijgaand treft u het volledige overzicht aan (in excel en PDF). De rood gekleurde vakken zijn volumedalingen van meer dan 20%. Bovendien blijkt uit de bijlage dat – indien een en ander niet per perceel beschouwd zou worden – het totaalvolume in 2014 een daling van 25% kent en in 2015 van 33% ten opzichte van de prognose 2013. Ook in dat geval is dus sprake van (forse) overschrijdingen van de 20% volumedaling.
2.19.
Bij e-mail van 20 april 2016 heeft de Provincie op voornoemde e-mail gereageerd.
2.20.
Bij brief van 28 juni 2016 heeft de advocaat van RVC onder meer het volgende aan de Provincie bericht:
Zoals opgemerkt aan het begin van deze brief heeft RVC mij opdracht gegeven rechtsmaatregelen te treffen. Namens RVC geef ik de Provincie een laatste mogelijkheid om dat te voorkomen door zich
binnen 14 dagen na hedenonvoorwaardelijk en onherroepelijk bereid te verklaren om conform § C.2 van het bestek met RVC in overleg te treden over de omvang van een redelijke compensatie. De gekozen formulering dient zodanig te zijn dat daaruit geen enkele onduidelijkheid of misverstand kan voortvloeien ten aanzien van het feit dat de Provincie RVC redelijke compensatie zal bieden en dat over de omvang daarvan redelijk overleg wordt gevoerd. Enkel voor het geval niet reeds sprake zou zijn van verzuim stel ik de Provincie namens RVC bij deze in gebreke en dient voorgaand verzoek tevens beschouwd te worden als aanmaning als bedoeld in artikel 6:82 BW om § C.2 van het bestek na te komen. Onduidelijkheden dan wel voorbehouden leiden ertoe dat aan deze aanmaning niet voldaan wordt. In dat geval zal RVC die mededeling tevens opvatten als (nogmaals) een mededeling van de Provincie waaruit RVC moet afleiden dat de Provincie in de nakoming van haar verplichting zal tekortschieten, zoals bedoeld in artikel 6:83 sub c BW. Een en ander zou meebrengen dat de Provincie in ieder geval vanaf 14 dagen na heden in verzuim komt te verkeren, voor zover niet reeds sprake is van verzuim.
2.21.
De Provincie is niet ingegaan op voornoemd verzoek van RVC.

3.Het geschil

3.1.
RVC vordert na wijziging van eis dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair
1. bij (tussen)vonnis voor recht verklaart dat RVC recht heeft op compensatie in verband
met de volumedaling, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a
BW, althans de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, vanaf 20 april 2016, althans vanaf
de datum van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening,
2. bij (tussen)vonnis de Provincie gebiedt om met RVC overleg te voeren over de omvang
van een redelijke compensatie,
3. indien partijen niet binnen zes weken na (tussen)vonnis de rechtbank schriftelijk hebben
bericht dat partijen tot overeenstemming zijn gekomen, de Provincie bij (eind)vonnis
veroordeelt tot het betalen van een bedrag van € 159.457,90, althans € 136.369,59,
althans € 101.671,61, althans € 55.494,99, althans een door de rechtbank in goede justitie
te bepalen bedrag, te vermeerderen met btw en te vermeerderen met de wettelijke
handelsrente ex artikel 6:119a BW, althans de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, vanaf
20 april 2016, althans vanaf de datum van dagvaarding tot aan de dag van algehele
voldoening,
subsidiair
1. zodanig uitspraak doet als zij in goede justitie vermeent te behoren,
zowel primair als subsidiair
1. de Provincie veroordeelt om aan RVC te betalen € 6.197,96 aan buitengerechtelijke
kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de datum van
dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening,
2. de Provincie veroordeelt in de kosten van het geding, de kosten van rechtsbijstand van
RVC daaronder begrepen, te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen
binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en – voor het geval voldoening van
deze kosten binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke
rente over voornoemde bedragen vanaf bedoelde termijn tot aan de dag van algehele
voldoening.
3.2.
De Provincie voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De aan RVC door de Provincie gegunde opdracht ziet op het uitvoeren van werkzaamheden van een callcenter in het kader van Regiotaxi Gelderland. Het callcenter is verantwoordelijk voor de ritaanname, rittoedeling en rituitgifte, alsmede de informatievoorziening aan de reiziger. RVC ontvangt krachtens de callcenterovereenkomst een vergoeding op basis van het aantal uitgevoerde en declarabele personenritten. RVC heeft in het kader van de aanbestedingsprocedure op basis van de gegevens uit het bestek een inschatting gemaakt van het callvolume en daarop haar inschrijfprijs gebaseerd.
4.2.
In de kern genomen gaat het in deze zaak om de vraag of de Provincie tekortschiet in de nakoming van haar verplichting tot overleg over compensatie als bedoeld in § C.2 van het bestek onder het kopje ‘Vervoersvolume’ (later aangevuld/uitgebreid in de eerste Nota van Inlichtingen). Volgens RVC is dat het geval, nu volgens haar aan alle voorwaarden voor overleg omtrent compensatie is voldaan. Vast staat immers, zo stelt RVC, dat in veel gevallen sprake is van een afname van het vervoersvolume per jaar van meer dan 20% per perceel. RVC heeft dan ook recht op overleg, waarbij een redelijke compensatie zal moeten worden toegekend door de Provincie. De Provincie betwist dat sprake is van enige op haar rustende overlegverplichting, omdat niet aan de daaraan in het bestek gestelde voorwaarden is voldaan.
4.3.
De eerste vraag die partijen verdeeld houdt, is, kort gezegd, of het gebied waarvoor de callcenterovereenkomst geldt, één perceel betreft, dan wel vijf afzonderlijke percelen, te weten Achterhoek, De Vallei, Rivierenland, Noord-Veluwe en Stedendriehoek. RVC stelt in dit verband dat het vijf afzonderlijke percelen betreft. De volumedalingen moeten volgens haar dan ook per (vervoers)perceel worden berekend. Zij verwijst naar de betreffende overlegbepaling, waarin twee keer de woorden ‘per perceel’ zijn opgenomen, alsmede naar enkele andere passages in de aanbestedingsstukken, waarin telkens ook de woorden ‘per perceel’ staan vermeld. Daartegenover stelt de Provincie met verwijzing naar de aanbestedingsstukken dat de betreffende bepaling voor iedere behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijver aldus dient te worden uitgelegd dat met ‘perceel’ wordt gedoeld op het gehele werkgebied van Regiotaxi Gelderland. Anders dan bij het verzorgen van het vervoer is bij het verzorgen van het callcenter geen uitsplitsing in verschillende percelen gemaakt. Er functioneert één callcenter met als werkgebied de gehele provincie. Er is één aanbestedingsprocedure gevoerd met één perceel, welke procedure heeft geleid tot één callcenterovereenkomst, aldus de Provincie.
4.4.
Bij het antwoord op deze vraag moet allereerst in ogenschouw worden genomen hetgeen het Europese Hof van Justitie in de zaak Succhi di Frutta (HvJ 29 april 2004, zaak C-496/99 PbEG 2004 C 118) en de Hoge Raad in de zaak Van der Stroom/Staat (HR 4 november 2005, LJN AU 2806, NJ 2006, 204) hebben overwogen en als uitgangspunt voorop hebben gesteld, te weten dat het aanbestedingsrecht twee centrale beginselen kent: het beginsel van gelijke behandeling van inschrijvers en het daarvan afgeleide transparantiebeginsel. Het beginsel van gelijke behandeling van inschrijvers beoogt de ontwikkeling van een gezonde en daadwerkelijke mededinging tussen de aan de aanbestedingsprocedure voor een overheidsopdracht deelnemende ondernemingen te bevorderen en vereist dat alle inschrijvers bij het opstellen van het in hun offerte gedane voorstel dezelfde kansen krijgen: voor alle mededingers moeten dezelfde voorwaarden gelden. Het transparantiebeginsel strekt, in samenhang daarmee, ertoe te waarborgen dat elk risico van favoritisme en willekeur door de aanbestedende dienst wordt uitgebannen en impliceert dat alle voorwaarden en modaliteiten van de gunningsprocedure in het aanbestedingsbericht of in het bestek worden geformuleerd op een duidelijke, precieze en ondubbelzinnige wijze, opdat enerzijds alle behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijvers de juiste draagwijdte kunnen begrijpen en zij deze op dezelfde wijze kunnen interpreteren, en anderzijds de aanbestedende dienst in staat is om daadwerkelijk na te gaan of de offertes van de inschrijvers beantwoorden aan de criteria die op de betrokken opdracht van toepassing zijn. Dat brengt niet alleen mee dat alle aanbieders gelijk worden behandeld, maar ook dat zij in gelijke mate, mede met het oog op een goede controle achteraf, een duidelijk inzicht moeten hebben in de voorwaarden waaronder de aanbesteding plaatsvindt, zoals de selectiecriteria.
4.5.
Daarnaast geldt dat acht dient te worden geslagen op de bewoordingen van de overlegbepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van alle relevante aanbestedingsstukken. Daarbij komt het aan op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin die stukken zijn gesteld. Bij die uitleg kan onder meer worden gekeken naar de elders in de aanbestedingsstukken gebruikte formuleringen.
4.6.
De rechtbank constateert dat in § A.1 van het bestek is opgenomen dat het callcenter en vervoer tegelijk worden aanbesteed. Inschrijvers op het bestek callcenter mogen ook inschrijven op het bestek vervoer. In eerste instantie worden de vervoerspercelen gegund. De partij die het vervoer van één of meerdere percelen gegund krijgt, wordt uitgesloten voor de gunning van het callcenter. Voorts is in § A.4 opgenomen dat in bijlage 4 een indeling is opgenomen van de gemeenten per vervoersperceel en dat dit bestek beschrijft aan welke eisen het callcenter van Regiotaxi Gelderland moet voldoen en hoe de provincie en het callcenter tijdens de looptijd van het contract samen zullen werken aan de ontwikkeling van het vervoersproduct. In § B.2 is onder meer bepaald dat eerst de vervoerspercelen worden beoordeeld en gegund en dat inschrijvers die een vervoersperceel gegund krijgen, worden uitgesloten van de beoordelingsprocedure van het perceel callcenter. § C opent met de opmerking dat dit Programma van Eisen de eisen beschrijft waaraan het callcenter van Regiotaxi Gelderland dient te voldoen. In § C.2.1 is opgenomen dat vervoerders en callcenter na gunning een actueel overzicht ontvangen van de maatregelen die gemeenten en opdrachtgever hebben genomen en die zij nog gaan nemen. De rechtbank stelt vast dat in het bestek dus telkens onderscheid wordt gemaakt tussen enerzijds vervoerders/vervoerspercelen (meervoud) en anderzijds
het callcenter(enkelvoud), waarbij in § B.2 letterlijk wordt vermeld
het perceel callcenter.
4.7.
Een meer concreet voorbeeld hiervan is te vinden in § C.4 van het bestek. Daarin wordt voorop gesteld dat
het callcenterde in die paragraaf opgenomen passages met betrekking tot de reismogelijkheden in het geautomatiseerde systeem moet kunnen verwerken en op basis van die informatie de ritgegevens moet vaststellen en doorsturen aan
de vervoerders. In § C.4.2 (Vervoersgebied) wordt vervolgens opgemerkt dat het vervoersgebied bestaat uit het grondgebied van de gemeenten binnen een perceel (bijlage 4) en een aantal OV-zones erom heen en
dat er een aantal afwijkingen geldt voor de percelen Stedendriehoek en Achterhoek.
4.8.
De rechtbank wijst ook nog op § C.8 (Uitvoering door callcenter). Daarin is in
§ C.8.1 opgenomen dat
het callcenterinzichtelijk dient te hebben hoeveel ritten
per vervoersperceelin een tijdblok zijn gereserveerd. In § C.8.2 is opgenomen dat voor ritten vanaf een aantal ziekenhuizen, stations of mogelijk andere drukke afspreekpunten binnen een vervoersperceel een vooraanmeldtijd geldt van 15 minuten. Betreffende ritten worden door
het callcenterop 15 minuten ingeboekt. Vervolgens is per perceel een aantal specifieke locaties opgesomd.
4.9.
Met inachtneming van het voorgaande zal naar het oordeel van de rechtbank een normaal oplettende en goed geïnformeerde inschrijver de overlegbepaling aldus begrijpen dat het gebied waarvoor de callcenterovereenkomst geldt, één perceel betreft, en niet, zoals RVC betoogt, vijf afzonderlijke percelen. De Provincie stelt in zoverre dus terecht dat er sprake is van één callcenter met als werkgebied de gehele provincie. Dit betekent dat de overlegbepaling aldus moet worden begrepen dat partijen met elkaar in overleg kunnen treden als ze daartoe aanleiding zien, indien de combinatie van maatregelen bij het perceel callcenter leidt tot een afname van het vervoervolume van meer dan 20% per jaar. De rechtbank overweegt in dit verband nog dat de Provincie onweersproken heeft gesteld dat RVC zelf in haar inschrijving ook geen onderscheid heeft gemaakt tussen de verschillende vervoerspercelen. Zij is uitgegaan van 1.448.279 declarabele personenritten. Dit aantal heeft RVC afgeleid van de optelsom van de in het bestek met betrekking tot de verschillende vervoerspercelen gegeven prognoses. Zo komt RVC uiteindelijk tot één tarief van € 0,63 voor het gehele werkgebied van Regiotaxi Gelderland.
4.10.
Een andere vraag die partijen verdeeld houdt, betreft de vraag naar het referentiejaar. RVC stelt dat het de voorwaarden uit het bestek aldus heeft geïnterpreteerd dat de afname van het vervoersvolume dient te worden berekend per (vervoers)perceel, elk jaar ten opzichte van het referentiejaar 2013. Zij verwijst naar het antwoord van de Provincie op vraag 9 in de eerste Nota van Inlichtingen. Om de daling van het vervoersvolume te berekenen dient volgens RVC dan ook het aantal gerealiseerde zones per perceel per jaar te worden vergeleken met de prognose 2013. De Provincie stelt dat er sprake dient te zijn van een afname van het vervoersvolume van meer dan 20% per jaar, waarbij als referentie voor 2013 de gegeven prognose geldt en voor de daarop volgende jaren het vervoersvolume in het voorafgaande jaar.
4.11.
De rechtbank overweegt met inachtneming van hetgeen hiervoor onder 4.4 en 4.5 is overwogen het volgende. In het bestek is de overlegbepaling aanvankelijk als volgt geformuleerd:
Indien de combinatie van maatregelen leidt tot een afname van het vervoersvolume van meer dan 20% per perceel per jaar, kunnen partijen met elkaar in overleg treden als ze daartoe aanleiding zien. Als referentie geldt voor 2013 de beschreven ontwikkeling per perceel. Daarna geldt als referentie het vervoersvolume in het voorgaande jaar.
Dit is dus in overeenstemming met hetgeen de Provincie betoogt.
4.12.
Vervolgens heeft een van de (potentiële) inschrijvers in dit verband de volgende vraag gesteld:
U wilt flexibel omgaan met het indexjaar als norm voor het vervoersvolume. Ons voorstel is, om 2013 gedurende de looptijd van het contract te hanteren als indexjaar. Met de door u voorgestelde index kunnen de uitvoerende partijen onevenredig veel benadeeld worden, bijvoorbeeld met 2 opvolgende jaren met 15% daling van volume. Gaat u akkoord met ons voorstel? Zo nee, waarom niet?
Dit voorstel komt overeen met de stelling van RVC.
4.13.
Het door de Provincie in de eerste Nota van Inlichtingen gegeven antwoord is op het eerste gezicht niet geheel duidelijk:
De opdrachtgever gaat niet akkoord met dit voorstel. Gemeenten en provincie hebben het verwachte vervoervolume geschetst op basis van huidige inzichten en maatregelen die zij gaan nemen en die het vervoervolume beïnvloeden. De opdrachtgever past deze passage aan: ‘Indien de combinatie van maatregelen gedurende de eerste drie contractjaren leidt tot een afname van het vervoersvolume per jaar van meer dan 20% per perceel, kunnen partijen met elkaar in overleg treden als ze daartoe aanleiding zien. Als referentie geldt voor 2013 de beschreven ontwikkeling per perceel’. M.a.w. als het vervoervolume niet lager is in enig jaar dan de prognose minus 20% kan een inschrijver geen aanspraak maken op compensatie. Het gaat dus niet over een maximale afname per jaar. In de opgegeven vervoervolumes is rekening gehouden met het effect van de maatregelen. De opdrachtgever monitort de ontwikkelingen in het vervoervolume actief.
Enerzijds geeft de Provincie namelijk aan dat zij niet akkoord gaat met het voorstel van de vraagsteller, anderzijds schrapt zij de zinsnede “
Daarna geldt als referentie het vervoersvolume in het voorgaande jaar.”De Provincie handhaaft echter wel de zinsnede “
Als referentie geldt voor 2013 de beschreven ontwikkeling per perceel.”,waarna vervolgens meteen een verduidelijking volgt: “
M.a.w. als het vervoervolume niet lager is in enig jaar dan de prognose minus 20% kan een inschrijver geen aanspraak maken op compensatie.”
4.14.
Gelet op het feit dat de Provincie de hiervoor weergegeven zinsnede schrapt, de zinsnede over de referentie voor 2013 handhaaft, alsmede dat zij daarbij in de verduidelijking de woorden ‘in enig jaar’ en de ‘prognose minus 20%’ gebruikt, is het naar het oordeel van de rechtbank voor een normaal oplettende en goed geïnformeerde inschrijver duidelijk dat ook voor de jaren 2014 en 2015 de prognose voor 2013 als referentie heeft te gelden. De rechtbank overweegt hierbij nog dat RVC terecht erop heeft gewezen dat in de prognose voor 2013 (productie 7 bij dagvaarding) expliciet staat vermeld dat in de inschrijving van die volumes dient te worden uitgegaan en dat nergens staat vermeld dat voor latere jaren dient te worden uitgegaan van de daadwerkelijke volumes van het voorafgaande jaar.
4.15.
De Provincie stelt nog dat de in de overlegbepaling opgenomen zinsnede “
een afname van het vervoersvolume per jaar van meer dan 20% per perceel”aldus moet worden opgevat dat slechts aan de voorwaarde uit de betreffende bepaling wordt voldaan indien er zowel in 2013, 2014 als in 2015 sprake is geweest van een afname van 20% van het vervoersvolume. De woorden ‘per jaar’ brengen naar normaal spraakgebruik met zich mee dat ieder jaar sprake moet zijn van een daling van 20%, aldus de Provincie.
4.16.
De rechtbank volgt de Provincie hierin niet. Zoals RVC terecht stelt, gaat het erom dat per jaar moet worden bekeken of sprake is van 20% daling ten opzichte van de referentie. Dat ‘per jaar’ hier moet worden opgevat als ‘ieder jaar’ is onvoldoende door de Provincie onderbouwd. Zij heeft dit standpunt ook niet eerder ingenomen. Dit volgt in ieder geval niet uit de in het geding gebrachte correspondentie tussen partijen. Ook in de aanbestedingsstukken zijn geen aanknopingspunten te vinden voor het door de Provincie ingenomen standpunt. Integendeel, uit de zinsnede “
M.a.w. als het vervoervolume niet lager is in enig jaar dan de prognose minus 20% kan een inschrijver geen aanspraak maken op compensatie”, en met name uit de woorden ‘enig jaar’, kan juist worden afgeleid dat per jaar moet worden gekeken naar de omvang van de daling. Een andersluidende uitleg zou ook tot het ongewenste resultaat leiden dat bij een afname van het vervoersvolume van 19% in één van de jaren 2013, 2014 of 2015, terwijl de twee andere jaren wel een afname van meer dan 20% laten zien, RVC desondanks geen beroep kan doen op de overlegbepaling. Dat kan in alle redelijkheid niet de bedoeling zijn geweest.
4.17.
Resumerend betekent een en ander dat de overlegbepaling aldus moet worden begrepen dat partijen met elkaar in overleg kunnen treden als ze daartoe aanleiding zien, indien bij het perceel callcenter in de periode 2013-2015 de combinatie van maatregelen leidt tot een afname van het vervoervolume van meer dan 20% in enig jaar, waarbij voor alle jaren de gegeven prognose voor 2013 als referentie heeft te gelden.
4.18.
Met deze conclusie als uitgangspunt komt de rechtbank al doorrekenend tot de volgende volumedalingen, waarbij de rechtbank uitgaat van het aantal gerealiseerde declarabele personenritten in 2013, 2014 en 2015 afgezet tegen het aantal declarabele personenritten volgens de prognose 2013:
jaar referentie (2013) realisatie afname t.o.v. prognose 2013 daling in %
2013 1.448.279 1.323.610 -124.669 - 8,61 %
2014 1.448.279 1.185.200 -263.079 -18,16 %
2015 1.448.279 1.053.650 -394.629 -27,25 %
4.19.
Hieruit volgt dat alleen in het jaar 2015 de combinatie van maatregelen heeft geleid tot een afname van het vervoersvolume van meer dan 20%, namelijk 27,25%.
4.20.
De Provincie stelt dat, indien sprake is van een afname van het vervoersvolume als bedoeld in de aanbestedingsstukken, de Provincie niet is gehouden tot het voeren van overleg, althans de Provincie in het kader van dat overleg niet is gehouden tot het toekennen van een financiële vergoeding aan RVC. Een normaal oplettende en behoorlijk geïnformeerde inschrijver kan het bestek in redelijkheid niet zo uitleggen dat de Provincie is gehouden compensatie toe te kennen indien sprake is van een afwijking van het vervoersvolume van meer dan 20% per jaar, gelet op het feit dat in het bestek uitsluitend wordt gesproken over de voor partijen bestaande mogelijkheid om met elkaar in overleg te treden, zonder dat over de inhoud en de uitkomst van dat overleg iets is bepaald, terwijl bovendien de duidelijke en kenbare strekking van het bestek is dat inschrijvers aan de prognoses geen enkele zekerheid kunnen ontlenen, rekening dienen te houden met zeer forse afwijkingen en de risico’s daarvan zelf dienen te dragen.
4.21.
De rechtbank is van oordeel dat ingeval van een afname van het vervoersvolume van meer dan 20% in enig jaar, partijen gehouden zijn om met elkaar in overleg te treden en dat dat overleg in ieder geval ook dient te leiden tot (enige) compensatie. De in de overlegbepaling opgenomen zinsnede “
kunnen partijen met elkaar in overleg treden als ze daartoe aanleiding zien”kan hierbij niet zo worden uitgelegd dat de Provincie ondanks een afname van het vervoersvolume van meer dan 20% in enig jaar eenzijdig van overleg kan afzien omdat zij daartoe geen aanleiding ziet. Dan zou sprake zijn van een zinledige bepaling. Naar het oordeel van de rechtbank heeft RVC in dit verband dan ook met juistheid gesteld dat een inschrijver geen kostencalculatie kan maken en verantwoord een prijs kan offreren wanneer volumedalingen die voor haar rekening komen onbegrensd zijn. Juist door het opnemen van een dergelijke overlegbepaling wordt dat risico begrensd. Een andere uitleg zou in strijd zijn met de in het aanbestedingsrecht geldende beginselen van proportionaliteit, gelijkheid en transparantie, indien zoals de Provincie betoogt, zij het geheel in eigen hand zou hebben of en zo ja met wie zij bereid zou zijn over compensatie in gesprek te gaan.
4.22.
Er bestaat dus een compensatieplicht voor de Provincie voor het jaar 2015. De partijen zullen ter vaststelling van de hoogte van de compensatie als redelijke contractspartijen met elkaar in overleg moeten treden, waarbij verschillende omstandigheden en aspecten in ogenschouw moeten worden genomen.
4.23.
Daarbij is in de eerste plaats van belang dat naar het oordeel van de rechtbank de compensatie zich niet dient te beperken tot de afname die de 20% overschrijdt, in dit geval dus 7,25%. Een onderneming heeft vaste en variabele kosten en ergens ligt een grens waarop break-even wordt gedraaid. Het is allerminst uitgesloten dat dat punt (veel) eerder wordt bereikt dan de grens van 20%. Bovendien moet niet uit het oog worden verloren dat in 2014 ook al bijna de grens van 20% is bereikt (18,16%). In beginsel dient dan ook de gehele afname van het vervoersvolume over 2015 (27,25%) inzet te zijn van het overleg tot compensatie. Daarbij komt de door RVC voorgestelde verdeling van 50%-50% de rechtbank op voorhand niet onredelijk voor.
4.24.
Anderzijds moet acht worden geslagen op de effecten van de daling van de vervoersvolumes op de bedrijfsvoering van RVC. In dat kader is relevant in hoeverre RVC de mogelijkheid heeft gehad en daadwerkelijk benut om haar bedrijfsvoering aan te passen aan de gewijzigde situatie. Immers, ook in 2013 had zij al te maken met een afname van de vervoersvolumes. RVC had daarop voor de volgende jaren kunnen en moeten anticiperen. Zij had bijvoorbeeld overtollig geworden personeel kunnen laten afvloeien. Ook had zij de (eventuele) overbodige capaciteit die bestemd was voor de uitvoering van de opdracht inzake Regiotaxi Gelderland kunnen gebruiken voor andere projecten. De Provincie heeft in dit verband onweersproken gesteld dat bij RVC sprake is van een flexibele technische infrastructuur waardoor medewerkers op elke gewenste locatie in Nederland kunnen werken met de systemen van RVC. De Provincie stelt dan ook terecht dat zij niet is gehouden om RVC 100% te compenseren voor de gederfde overhead en winst gerelateerd aan de omzetderving in verband met het verschil tussen het geprognosticeerde en het gerealiseerde aantal declarabele personenritten. Ook over de hoogte van dit percentage zullen partijen nader overleg moeten voeren.
4.25.
Een ander aspect waarmee naar het oordeel van de rechtbank rekening moet worden gehouden betreft het door RVC verrichte meerwerk met een substantiële omvang. Dit meerwerk hield in de eerste plaats verband met het feit dat een van de vervoerders, [naam vervoerder] , per 11 februari 2015 het vervoer met betrekking tot de percelen De Vallei, Rivierenland, Stedendriehoek en Achterhoek met onmiddellijke ingang heeft gestaakt. Volgens de Provincie heeft RVC voor dit meerwerk een vergoeding ontvangen van € 31.567,39. In de tweede plaats zag dit meerwerk op werkzaamheden die noodzakelijk waren in verband met de overgang per 1 januari 2014 van het vervoer met betrekking tot het perceel Noord-Veluwe naar een andere vervoerder.
4.26.
Ten slotte stelt de Provincie dat RVC in 2015 in verband met het staken van het vervoer door [naam vervoerder] een bedrag van € 10.511,14 heeft ontvangen als gevolg van de daling van het aantal declarabele personenritten in februari 2015. Daarbij heeft de Provincie een vergelijking gemaakt tussen het aantal ritten in februari 2014 en het aantal ritten in februari 2015. Bij het bepalen van de hoogte van de compensatie voor het jaar 2015 dient ook met dit bedrag rekening te worden gehouden.
4.27.
Zoals ter comparitie ook al aan de orde is gekomen, zal de rechtbank alvorens eindvonnis te wijzen partijen nu eerst in de gelegenheid stellen om met inachtneming van de hiervoor onder 4.22 tot en met 4.26 uitgezette piketpalen met elkaar in overleg te treden ten einde te komen tot een redelijke compensatie van RVC voor het jaar 2015. Partijen kunnen daar de komende periode voor benutten. Zij kunnen vervolgens bij akte uitlating aangeven of de zaak kan worden doorgehaald op de rol (omdat zij onderling tot een redelijke compensatie zijn gekomen), dan wel of zij wensen voort te procederen. In dat laatste geval zal de rechtbank zelf de knoop doorhakken en een bedrag aan compensatie voor het jaar 2015 vaststellen. Gelet op de komende zomerperiode en het feit dat partijen met elkaar in overleg moeten treden over een kwestie waarbij verschillende aspecten en omstandigheden in ogenschouw moeten worden genomen, zal de rechtbank deze procedure geruime tijd aanhouden en de zaak naar de rol verwijzen van 18 oktober 2017.
4.28.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
18 oktober 2017voor het nemen van een akte door beide partijen over hetgeen is vermeld onder 4.27,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.M.I. de Waele en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2017.
Coll.: MvG